| |
IX
In de groote porfieren zaal, die als een lange hall de voor- en achterterrassen der villa vereenigde was het dien avond bijna geheel donker, toen, als signaal, een bel begon te luiden, lang door. Door de verschillende deuren kwamen stil groepen binnen, schemerend in het duister: ze werden naar hunne plaatsen geleid met een zacht gefluister, een fluisterende vroolijkheid. Wat er te doen was, was bijna niet te zien. In den donker was het eene vreemde voorbereiding, eene zonderlinge opening van een bal... Eene groote nieuwsgierigheid waarde echter door die stille groepen om, want men wist niet het programma van de koningin. Men liet zich door ceremonie-meesters op zijn plaats stellen; men hield zich aan het verzoek om niet te praten en men wachtte af... Toen de groepen gesteld waren, weêrklonk eene droomerige prelude, als eene verre nocturne... Het was de Nacht, die ten einde spoedde... want geesten van den Nacht, als nachtvogels, zweefden door de zaal in de, maar even zichtbare, duisternis, en zij dansten er een vaag ballet, als een grauwen dans van vleêrmuisgevlerkte schimmen... Dat was geheimzinnig onverwacht in de duistere balzaal, onder de droomerige muziek. Maar de muziek werd reëeler en zwol op met volle majeurtonen en een lichte koperen fanfare scheen aan te klinken van heel ver. Aan alle zijden, zacht aan, begon het licht te stralen uit slingers van electrische bloemen,
| |
| |
maar het was zacht roze als een dageraad... En het wàs de Dageraad...
In het roze licht zagen de groepen elkaâr. En de aanblik voor de gasten, voor elkander, was al verrassend. Als een toovertuin klaarde de balzaal op en de groepen vormden een parterre van dichte perken van nog niet te onderscheiden bloemen. Zij vormden, elk perk, een tableau-vivant: oogenlust voor een ander perk, en iedere gast was voor den ander eene verrassing. Een licht hoera begon op te zwellen en kreten wilden weêrklinken:
- Leve... leve de koningin!
Maar de fanfares, in eens, schetterden met een macht van koper uit een naderend orkest op, en de roze en gele draperieën, die als een mist van wolken hingen aan het begin van de zaal, aan de deuren van het voorterras, werden in de lucht opgetrokken. De villa, eensklaps, was hel geel verlicht aan alle zijden als met gele electrische zonnen, die overal stroomen glans uitwierpen. Als éen groote topaas schitterde het paleis. En de fanfares schetterden oorverdoovend aan...
En de Zon ging op over den toovertuin van de koningin Alexandra. In een gouden kar, mennende een sneeuwwit met goud getuigd vierspan van schimmels, reed Wladimir, zegevierend staande, als een wervelwind aan. Dol reed hij aan over het voorterras en alleen bij het binnenrijden van de zaal hield hij zijn paarden in, ze eensklaps dwingende tot den stap. Hij stond er, met een gezicht, vuurrood van vroolijkheid en pleizier. Hij had groote pret in zijn rol. Een goudbrokaten wapenrok, met een zon van schitterende steenen op de borst, droeg hij over een vergulden maliënkolder, die zijne beenen en armen nauw omsloot. Een kolossale aureool van zonnestralen schoot uit om zijn kort kroeshaar, om zijn rood vroolijk gezicht met de kleine, loerende, lachende oogen. Een vlammende mantel van goud sleepte van zijne schouders. Een gouden boog en pijlenkoker hingen om hem heen. Om zijn wagen dansten de Horen, rozen strooiend. De muziek jubelde een zonnemarsch, een koor weêrklonk...
- Straks wordt hij dol en overrijdt hij ons allemaal! riep prins Edzard.
| |
| |
Eene groote vroolijkheid heerschte door de zaal, maar de groepen stonden nog half en half en-tableau-vivant. Wladimir reed tusschen ze door, tot grooten angst der dames, die zich soms angstig en schertslachend op elkaâr drongen als hij naderde. Hij reed tot aan een troon: daar troonde de koningin, prachtig als goudgele chrysanthemum, met roze en witte en gele chrysanthemen om haar heen. De roos was dezen avond onttroond door de chrysanthemum: de chrysanthemum was koningin der bloemen. De koning steeg af uit zijn zonnekar, knielde voor de koningin en kuste haar de hand.
Een luid hoera weêrklonk ter eere van moeder en zoon. Zij vormden een schitterende groep; de zoon, in zijn gouden mantel en stralenkrans, geknield, en de moeder, prachtig jong nog in haar goudgeel, met chrysanthemen gebrocheerd satijnen sleeptoilet, den Medicis-kraag van chrysanthemum-bloembladeren om de volle schouders, een kroon van krullende bloembladeren op het hoofd, een bloembladerenwaaier in de hand. Een gevolg van roze en witte en gele chrysanthemen, mannelijke en vrouwelijke, stuwde zich om haar rond.
De koningin en Wladimir hielden nu een cour en openden daarna het eigenlijke bal: de tableaux-vivants verbraken zich en de bloemen mengden zich dooreen als een immense, levende, steeds wisselende boeket. Soms vereenigden zij zich weêr tot groepen en alleen een wals van rozen werd gedanst, een menuet van chrysanthemen, een pavane van lelies. Sommige kostumen der heeren brachten een humoristische tint aan, zooals de pioenrozen als eigendunkelijke pedellen; de guitige papavers als negers met klaprozenhoeden en slaande een trom van een uit gebloeiden papaver; de sinistere blauwe monnikskappen; allen genomen naar Walter Crane. Een schitterende vroolijkheid, eene dolle uitgelatenheid zwol op. Met de etiquette werd de hand gelicht. De koning had zijn stralenkrans en gouden mantel afgelegd, amuzeerde zich woest en danste met de gravin Costi, als zonnebloem; met Elena, als roze chrysanthemum; eens zelfs met prins Edzard, die zich zeer geflatteerd had in een tulpenkostuum van Griekschen
| |
| |
snit, en een Frygische tulpenmuts op.
De koningin ook was uitgelaten, verrukt over haar feest, dat, zooals een ieder haar verzekerde - vooral de geïnviteerde journalisten - van een nog nergens geziene pracht en originaliteit was. Zij was, behalve koningin, te veel vrouw om niet gestreeld te zijn over dit compliment. En, lachende als een jong meisje, naderde zij Briani, die als iris met een stoet irissen binnengereden was op paarden, de koppen als irissen gemaskeerd. Het défilé - eene surprise midden in het bal - werd zeer toegejuicht; het was van teekening, van kleur wonderfijn en bloembevallig. Zoodra de irissen afgestegen waren, nam Alexandra Briani's arm.
- Een schitterend feest, sprak hij met een toon van compliment, want nooit nam hij eenige familiariteit tegenover haar aan en zij waardeerde dit.
- Schitterend... echode zij na, met glinsterende oogen en een jeugd in geheel haar wezen. Toch door haar genieten en haar gestreelde ijdelheid heen, zag hij schemeren eene geheime gedachte.
- Ik sprak Uwe Majesteit den geheelen dag niet, verloren als Zij was in al deze bloemenpreparatieven.
- Ik had heusch geen tijd...
- Ik begrijp dat... Uwe Majesteit vertelde mij nog niet wie mij in Haren dienst zal vervangen.
Zij lachte vroolijk.
- Een indiscrete vraag!
- Belangstelling... antwoordde hij vaag.
- Totnogtoe niemand... Ik neem eens rust. Ik ben op het oogenblik zonder secretaris en morgen zonder hofdame.
- U laat Uw zoon U alles nemen...
- Daar ben ik gewend aan.
- Uw secretaris... en Uw...?
- Mijn hofdame?
- Ja...
- Het is te hopen van niet, antwoordde zij zonder overtuiging.
Zij drukte zijn arm.
| |
| |
- Doe alles wat je kan, Briani.
- Alles, Majesteit.
- Sprak je al, met den koning?
- Van middag even, toen Zijne Majesteit mij ontbood. Hij zeide mij het zeer in U te waardeeren, dat U mij aan Haar afstond.
- Hij is zeer waardeerend... murmelde zij bitter. En verder...?
- Verder?... Hoe meent U?
- Riedt je hem - zij fluisterde, - riedt je hem dat dwaze huwelijk... àf?
Zij keken elkaâr aan.
- Neen... Hoe kon ik in dit allereerste onderhoud, Mevrouw...
Hare mooie oogen bliksemden. En zij begreep, dat zij hem al verloren had, dat hij, éens bij den koning, zijn best zoû doen de gunst van den koning niet te verliezen door dwaze raadgevingen en aanhitsingen. Zij zag, dat zij in Briani een hooge kaart had uitgespeeld, die getroefd werd... Toch was zij overtuigd, dat Briani haar begreep en de weêrzijde van hare woorden vatte; dat Briani het karakter van den koning kende en wist, dat hem iets afraden, beteekende: hem tot iets brengen... Maar om haar heen zag zij haar bal schitteren. En zij temde hare woede, zij bedwong hare bitterheid en zij bleef glanzen: een glanzende, goudgele chrysanthemum. Voor de oogen van haar bal boog de chrysanthemum zich tot de iris en waren er niets dan bloemen... Een oogenblik bleven zij zwijgen en toen vroeg hij weêr:
- Maar waarom laat U Elena naar Thracië gaan... als de koning daar over een paar dagen zal terugkeeren? Is dat niet onvoorzichtig?
Zijn vraag sloeg zeer juist op de uiterlijkheid van hunne laatste woorden, maar zij verbleekte aan zijn arm, van nu niet meer neêr te drukken woede. Want zij voelde, dat hij haar tergde, dat hij wreed was, louter uit pleizier om wreed te zijn. Hij wist immers, dat zij de onvoorzichtigheid forceerde, dat zij de onvoorzichtigheid met heel haar hart wilde - in Thracië, juist in Thracië, niet hier, om zichzelve voor Liparië van alle blaam te kunnen schoonwasschen. Als haar zoon in Thracië een dwaasheid deed met hare
| |
| |
hofdame, was zij er niet aansprakelijk voor, en dan zoû keizer Othomar haar weêr recht laten wedervaren... Hij wist immers, dat dit door hare ziel ging en hij deed een quasi naïeve vraag, uit louter wreedheid. Hij tergde haar... Waarom, waarom? O, die ondankbaarheid, die liefdeloosheid der menschen!
Diep zag zij hem in zijn pupillen. Zij begreep, dat zij hem door haar eigen schuld, door eene foutieve berekening geheel verloren had, dadelijk. En zij antwoordde heel hoog:
- Graaf Briani; weet, dat ik met mijn hofdames handel, zooals mij dat goeddunkt. En laat mij u danken voor uw raadgevingen, die ik echter voortaan niet meer kan aannemen. U behoort aan mijn zoon, niet waar, en Zijne Majesteit zal zeker genoeg van uw dienst vergen dan dat u ze mij nog uit louter belangeloosheid kunt aanbieden. Ik verzoek u mij te brengen naar mijn troon - ik meen: mijn bloementroon, mijn troon van heden avond... Begrijpt u mij - accentueerde zij - verdere raadgeving, verdere diensten, verder geleide dan dit laatste zijn overbodig.
Hij boog en bracht haar naar haar zetel. Zij bogen beiden en zij glimlachte en zij zette zich neêr en eerbiedig, met drie buigingen, trok hij zich terug. Maar zij zag zijn ironischen trek. En zij haatte hem. Haar bloed kookte. Zij had hem kunnen laten afranselen door haar palfreniers. Hem volgende met een vasten, minachtenden blik zag zij hem zich verliezen in het bloemen-menschen-gedrang. En zij mompelde tusschen hare verbleekte lippen:
- Hij is geen man... Alleen vrouwen doen zulke lafheden...
Vol bitterheid bleef zij zitten, dadelijk zeer omringd, eerstens door haar eigen gevolg van chrysanthemen, die zich, zoodra zij zat, groepeerden om haar heen, dan genaderd door tal van andere bloemen. Zij sprak allerliefst, geestig, vroolijk, schitterend. Toen zag zij met een ronden blik naar haar gevolg. Het waren meestal zeer jonge Thracische meisjes en enkele anderen, die uit hoffelijkheid dezen avond om hare koninklijke gastvrouw een gevolg vormden. Alexandra miste Elena... Alle die vreemde meisjes hadden zich, toen zij zitten ging, dadelijk om haar geschaard en Elena, haar eigen hofdame, niet. Elena walste met den koning. Toen
| |
| |
voelde Alexandra zeer, dat zij geen macht meer had. Dat zij alleen nog maar den titel had van koningin.
Niemand merkte iets van de namelooze bitterheid, die hare eerzuchtige ziel verdronk. Zij bleef de schitterende vorstin der chrysanthemen, en toen de koning der tulpen, prins Edzard, voor haar knielde en haar ten dans vroeg, nam ze met een lachende gratie aan...
Elena, dien avond, voelde zich zoo ongewoon, zoo zwijmelend in geheel haar wezen, als was zij opgevoerd tot eene duizelingwekkende hoogte, als ademde zij een bedwelmende, fijnere lucht. Nooit nog had men haar zoo tintelend gezien; haar kostuum flatteerde haar zeer en zij was bijna mooi; haar vernuft scherpte zich in haar opgezweepte stemming en zij liet geen repartie onbeantwoord. Zij had eene lange woordenschermutseling met de gravin Costi, wie ze begonnen was te beschertsen, dat zonnebloemen zich soms tevergeefs wenden tot de Zon en hare woorden waren zoo scherp, zoo zegevierend hatelijk duidelijk, dat de gravin ziedde van drift en haar gaarne een klap om de ooren had gegeven... En Elena's ingetogenheid slaakte alle banden, aangehitst door den koning, die zich op eene in het oog loopende wijze met haar bezig hield; luid lachte zij, dol danste zij en zij dronk hare champagne en zij voelde zich een weinig vreemd in haar hoofd. Toen de koning haar voerde naar een der terrassen, even alleen, in de avondlucht, bracht zij de hand aan haar hoofdje en zij lachte.
- Ik wind me heusch te veel op, Wladimir. Hier is het heerlijk...
- Ja, heerlijk... Het is zoo benauwd daar in die geparfumeerde lucht. Maar Elena, waarom zeg je, dat je je te veel opwindt! Je bent allerliefst zooals je bent.
- Ben ik? Jij maakt me zoo...
- Elena...
Hij pakte haar in zijn armen.
- O, neen, neen, pas op...
- Kom meê, een beetje wandelen...
- Ze zouden ons missen, neen, neen.
| |
| |
- Elena, ga je heusch naar Thracië, morgen?
- Ja, morgen.
- Ik kom over drie dagen ook in de hoofdstad terug.
- Over drie dagen; hoe lang!
- Neen, neen, dat vliegt om. En dan, Elena, niet waar, dan wordt je mijn vrouw. Je weet, koningin kan je niet worden, om de wetten, maar mijn vrouw...
- Ja, ja...
- Hoû je van mij, Elena...
- O...!
In den donker wierp zij zich aan zijn hals en omhelsde hem woest.
- Ja, ja, ik hoû van je; ik aanbid je...
- Zeg, Elena, van avond, willen we dàn weggaan? Met mijn yacht... Ons huwelijk zal toch wel geklets geven, dus of ik je schaak...
- Neen, neen, dat niet.
- Niet? Jawel, zeg ik je. Begrijp je; ik zeg van ja. Ik kan niet langer wachten. Als ik in Thracië terug ben, zeuren misschien de ministers als ze wat gehoord hebben of er gebeurt iets, dat we niet voorzien hebben. En dan komt er niets van. Begrijp je dus: we moeten van avond weg...
- Ik zal niet durven, Wladimir.
- Het moet. Het kan niet anders, Elena. Het moet. Ik zal je na het bal wachten in den koepel, in den oranjetuin. Je weet wel, de groote koepel. Het moet, begrijp je.
-O, Wladimir, ik zal zoo bang zijn... Maar als het moet...
- Ja, het moet.
- Dan zal ik komen... O, wat doen we, wat doen we!
- Ben je bang?
- Ja.
- Er is geen reden voor. Ik ben de koning; ik kan alles.
- En de keizer van Liparië?
- Denk je, dat die iets over me te zeggen heeft? Ik draai hem om mijn vinger als ik wil.
| |
| |
- Is dat zoo?
- Natuurlijk.
- Neen, neen, dat is niet zoo.
- Jawel, zeg ik je.
- Laat ons nu naar binnen gaan. Ik beef van angst, Wladimir. Iedereen kan hier komen; spreek ook niet zoo hard.
- Dus van avond, na het bal, in den koepel.
- Wanneer zal dat zijn?
- Om vijf uur misschien.
- Dan is het dag; ik durf dan niet door den tuin.
- Je moet, Elena - hij vloekte - je moet je moet...!
Hij stampvoette. Hij was woedend om hare weifeling.
- Wees stil, Wladimir, ik zal het doen.
- Pas op, als je niet komt.
- Ik zàl komen...
Zij drong hem nu weêr in de balzaal te gaan.
In het volle gedrang, voor het souper begon, had men hunne afwezigheid niet opgemerkt.
De koning zoû met Elena soupeeren. Prins Edzard met de koningin Alexandra.
- Wat stellen ze zich met elkaâr aan, critizeerde de prins, die zich van avond onberispelijk vond in zijn tulpenkostuum.
De koningin volgde ze beiden met een door dringenden blik.
- Laat ze...! mompelde ze minachtend. Het zijn kinderen...
|
|