Fidessa
(1992)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de publikatie van Psyche in De gids schreef Couperus in februari 1898 aan zijn uitgever L.J. Veen: ‘Ik heb nog een ander sprookjes-idee; maar werk niet veel den laatsten tijd.’Ga naar voetnoot1 Couperus begon waarschijnlijk in mei van dat jaar aan Fidessa. Aan het begin van die maand was hij met zijn vrouw naar Engeland gereisd. Vanuit Londen schreef hij aan zijn vriend Jhr. Ram: ‘Een heel klein oogenblikje schrijf ik nog aan Fidessa, maar het is niet veel... Londen is te druk.’Ga naar voetnoot2 Twee maanden later liet hij, eveneens vanuit Londen, aan Veen weten dat hij bezig was ‘aan een kleine novelle’.Ga naar voetnoot3 Kort daarop reisde Couperus door naar Oxford. Hij schreef er verder aan Fidessa, maar het sprookje vorderde langzaam. Couperus hoopte het in de winter te voltooien.Ga naar voetnoot4 Begin september 1898 keerde Couperus in Den Haag terug. Hij verbleef er slechts korte tijd en tot schrijven kwam hij vrijwel niet. Vooruitlopend op zijn voorgenomen reis naar Nederlands-Indië vertrok hij op 25 november 1898 naar Brussel. Daar voltooide hij uiteindelijk Fidessa. In december bood hij Veen het sprookje aan ‘als primeur’, dus zonder voorafgaande publikatie in De gids. Couperus betwijfelde of het sprookje wel groot genoeg was voor een aparte boekuitgave.Ga naar voetnoot5 Een maand later echter be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
richtte hij de uitgever: ‘Ik denk, dat ik U Fidessa voor eerst nog niet kan afstaan om de goede reden, dat ik plan heb in Indië lezingen te houden en het daarvoor frisch wilde bewaren. [...] Niets is ook nog zeker.’Ga naar voetnoot6 In een volgende brief vroeg hij weer wat Veen met Fidessa dacht te doen.Ga naar voetnoot7 Deze antwoordde op 12 januari 1899: ‘De volgende week kom ik in Bruxelles en kan dan met U de zaak van Fidessa bespreken.’Ga naar voetnoot8 Tijdens zijn bezoek in Brussel kwam Veen met Couperus overeen Fidessa toch als apart boekje uit te geven. Couperus hield voorlopig nog vast aan zijn idee het sprookje te gebruiken voor - uiteraard betaalde - lezingen in Indië. Voor de boekuitgave vroeg hij een honorarium van ƒ900,- voor de eerste druk en ƒ600,- voor iedere volgende druk.Ga naar voetnoot9 Veen vond het gevraagde honorarium ‘wat hoog’. Hij vergeleek het boekje met de novelle Hooge troeven waarvoor hij ƒ600,- had betaald. Daarom wilde hij het honorarium bepalen op ƒ700,- voor de eerste druk en ƒ400,- of ƒ500,- voor volgende drukken.Ga naar voetnoot10 Couperus ging akkoord met de condities en vroeg de contracten op te maken. In de contracten, gedateerd 1 maart 1899, is het honorarium voor de herdrukken bepaald op ƒ450,-.Ga naar voetnoot11 Veen zond de contracten op 2 maart naar Genua. Couperus liet in november vanuit Indië weten dat hij ze niet ontvangen had. Volgens hem waren ze in Genua verloren gegaan. Uiteindelijk vond hij ze in februari 1900 tussen zijn papieren.Ga naar voetnoot12 Begin april 1899 informeerde Veen naar Couperus' plan om in Indië lezingen te houden.Ga naar voetnoot13 Couperus antwoordde: ‘Ik dacht erover in plaats van de lezingen (van Fidessa) te houden, de novelle eerst te laten verschijnen in een Indische courant: zoû U daar iets | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tegen hebben? Ik vermoed van niet: in Holland zoû men dat toch niet dan bij hooge exceptie lezen. -’Ga naar voetnoot14 Veen wilde liever geen voorpublikatie in een Indische krant want dat zou naar zijn zeggen de verkoop van de boekuitgave in Indië met de helft verminderen.Ga naar voetnoot15 Couperus liet op 13 juni 1899 vanuit Indië weten: ‘Van lezing of plaatsing Indische courant komt nog niets: voor het eerste ben ik te lui; en de Locomotief wou mij maar f 210, - geven: ridicuul weinig voor die courant. Dus dan maar niet.’Ga naar voetnoot16 Veen behield dus de primeur van Fidessa. De boekuitgave van het sprookje verscheen in november 1899 bij L. J. Veen te Amsterdam. Couperus ontving zijn auteursexemplaren en enkele recensies uit Nederlandse kranten nog in Indië. Het deed hem ‘pleizier’ dat Fidessa goed ontvangen werd.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BronnenVoorzover ons bekend, zijn van het verhaal Fidessa de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd: A. twee manuscripten: een onvolledig kladhandschrift van de hand van Couperus en een onvolledig kopijhandschrift dat eveneens door Couperus is gemaakt. De handschriften bevinden zich in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag (sig. c.383 H.1).Ga naar voetnoot18 Het kladhandschrift bestaat uit 62 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot19 De eerste twee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bladen ontbreken; verder zijn de bladen als volgt genummerd: 3-8a, 9-13, 13-28, 30-46, 46a-63.Ga naar voetnoot20 Het kladhandschrift bevat veel doorhalingen, verbeteringen, toevoegingen en verscheidene aantekeningen en tekeningetjes. Couperus heeft de eerste versie van het verhaal met enkele onderbrekingen op papier gezet. Er zijn verschillen in ductus. De bladen zijn beschreven in zwarte inkt; een aantal veranderingen is met zwart potlood aangebracht. Het kopijhandschrift bestaat uit 13 gelinieerde bladen, de laatste drie ervan hebben een afwijkend formaat. De bladen zijn eenzijdig beschreven. Van het eerste blad is de bovenste helft afgescheurd. De andere bladen zijn genummerd 2-13. Het kopijhandschrift bevat geen doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen. Het is door Couperus in zwarte inkt geschreven. De ductus is zeer gelijkmatig. Het is als kopijhandschrift te herkennen aan de vouwen in het papier en aan de zwarte vegen die op de zetterij zijn ontstaan. De laatste drie bladen met afwijkend formaat hebben deze kenmerken niet. Bovendien vertonen zij een andere ductus, hoewel de tekst ervan onmiddellijk aansluit op het voorafgaande blad. Het is de vraag of deze drie bladen als kopij hebben gediend. De tekst van het kopijhandschrift, voorzover het is overgeleverd, wijkt inhoudelijk nauwelijks af van de gepubliceerde versie van het verhaal. Het gaat om enkele kleine, in hoofdzaak stilistische, varianten. Daarentegen verschilt het kladhandschrift aanzienlijk van het kopijhandschrift en van de gepubliceerde versie. Een groot aantal zinnen en alinea's is aan het verhaal toegevoegd. Dit zal Couperus bij het overschrijven in het net hebben gedaan. B. een uitgave in boekvorm: Louis Couperus: Fidessa. Amsterdam, L.J. Veen, [november 1899]. Met een bandtekening van K. Sluyterman. De boekuitgave van Fidessa is gezet naar het handschrift van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Couperus. In januari 1899 schreef hij aan Veen: ‘Ik ben bezig Fidessa over te schrijven en zal U de copie zenden, zoodra ze gereed is.’Ga naar voetnoot21 Ruim een maand later vroeg Veen of het verhaal al overgeschreven was.Ga naar voetnoot22 Couperus hoopte de kopij te sturen vóór zijn vertrek naar Genua. Op 24 februari stuurde hij inderdaad het grootste deel van de kopij; de laatste paar bladen beloofde hij vanuit Nice of Genua na te sturen.Ga naar voetnoot23 Veen zond de kopij onmiddellijk door naar drukkerij Thieme: ‘Wil s.v.p. bijgaand copietje Couperus, Fidessa even in proef brengen. Gaarne ontving ik het deze week nog in proef. Het moet gezet worden zoodat het geheel ±132 bladz. wordt. Wil eens even berekenen of dit kan. Mijne berekening kwam op ongeveer dit aantal [...].’Ga naar voetnoot24 Begin maart 1899 schreef Veen aan Couperus dat hij nog dezelfde week de proeven van Fidessa hoopte te versturen.Ga naar voetnoot25 Vanaf de boot naar Indië liet Couperus weten dat hij in Genua proeven had ontvangen, maar niet volledig. Hij verzocht de ontbrekende vellen te sturen naar zijn broer Mr. John Ricus Couperus, assistent-resident te Meester-Cornelis op Java. Hij beloofde de gecorrigeerde proeven vanuit Indië terug te zenden, want het was aan boord te onrustig ‘om voorzichtig en zuiver proeven te corrigeeren.’Ga naar voetnoot26 Voordat Veen deze brief ontving, had hij op 5 april naar het adres van Couperus' broer in Indië geschreven om te informeren of Couperus de proeven wel had ontvangen. Voor de zekerheid zond hij een extra set proeven mee. Deze zou Couperus eventueel kunnen gebruiken voor lezingen.Ga naar voetnoot27 Op 17 april bevestigde Couperus de ontvangst van de proeven. De nog ontbrekende vellen waren hem vanuit Genua nagezonden. Hij zou nu beginnen met de correctie.Ga naar voetnoot28 Pas twee maanden later schreef hij: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Hierbij de proeven: ik hoop, dat ze niet te lang getraîneerd hebben. Revizie is nog noodig: zend die gauw, dan zal ik ze weer gauw terug zenden.’Ga naar voetnoot29 Veen antwoordde op 21 juli: ‘Uw brief ontving ik maar nog geen proeven. Het wordt wel wat laat met de revisie. Ik kan ze uiterlijk half October terugontvangen, maar zal het wel einde October worden en werkelijk, dit is te laat.’Ga naar voetnoot30 Veen ontving de proeven een week later. Daarop schreef hij aan Couperus: ‘De proeven kwamen pas den 27 Juli in mijn bezit, dus waren ander halve maand onderweg. ‘Ik kan dus moeilijk op afdrukken wachten. Ik corrigeerde daarom de vellen en stel u voor mij, wanneer U de proeven goed vindt, direct te telegrapheeren. ‘De gecorrigeerde fouten neem ik dan over. Sein mij dus s.v.p. op mijn kosten b.v. het volgende: Veen-Uitgever-Amsterdam goed. Ik druk dan af. Dit is dunkt mij den besten weg. ‘De revisie gaat hier aangeteekend bij terug.’Ga naar voetnoot31 Begin september seinde Couperus telegrafisch zijn fiat afdrukken. Per brief vroeg hij Veen bij het afdrukken ervoor te zorgen ‘dat de advertenties niet oogenblikkelijk volgen op de laatste bladzijde, maar dat er wit tusschen is.’Ga naar voetnoot32 Veen ontving deze brief pas op 13 oktober. Hij antwoordde nog dezelfde dag: ‘Daar het reeds afgedrukt is, kan ik aan de laatste vellen niets doen en weet ik op dit oogenblik ook niet of er advertenties achter komen. Ik denk van niet, misschien een lijstje van uwe werken.’Ga naar voetnoot33 Fidessa was reeds in september 1899 afgedrukt. Op 25 september deelde Thieme mee dat de vellen aan de binder waren verzonden.Ga naar voetnoot34 Half oktober schreef binderij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brandt aan Veen: ‘Het linnen van Fidessa ligt reeds gesneden en nog deze week gaan wij banden maken.’Ga naar voetnoot35 De omslagen voor de ingenaaide exemplaren werden in dezelfde tijd afgeleverd.Ga naar voetnoot36 Veen had eerst Theo Nieuwenhuis gevraagd een band voor Fidessa te ontwerpen. Maar deze antwoordde op 2 mei 1899 dat hij geen tijd had aan Veens verzoek te voldoen.Ga naar voetnoot37 Vervolgens werd Karel Sluyterman bereid gevonden de band te maken. Hij stuurde zijn tekening op 14 augustus naar Veen.Ga naar voetnoot38 Deze liet binderij Brandt proefbanden maken. Een maand later schreef Veen aan Sluyterman: ‘Hierbij een monster papier dat ik dacht te gebruiken voor omslag Fidessa. Vindt ge dit ook niet goed? Zend mij s.v.p. de banden terug met je bemerking. Ik geloof dat de gele het beste doet. De omslagen voor de ingenaaide kunnen dan gedrukt worden als de gebondene in dien tint.’Ga naar voetnoot39 Sluyterman antwoordde: ‘Mij komt ook voor dat het geele met violet druk verreweg het beste is.’Ga naar voetnoot40 Op 4 oktober gaf de ontwerper nog gedetailleerde instructies voor de typografie van de band.Ga naar voetnoot41 Een maand later verscheen de boekuitgave van Fidessa. Veen meende dat de band ‘nog al goed [was] uitgevallen.’Ga naar voetnoot42 Couperus daarentegen vond de gele kleur niet mooi.Ga naar voetnoot43 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De oplage van de eerste druk van Fidessa was 3000 exemplaren.Ga naar voetnoot44 In 1899 liet Veen 1500 exemplaren innaaien en 1500 exemplaren binden.Ga naar voetnoot45 De eerste twee jaar werd het boek goed verkocht; daarna liep de verkoop sterk terug.Ga naar voetnoot46 Reeds enkele maanden na het verschijnen van de eerste druk besloot Veen naar het voorbeeld van de tweede druk van Psyche ook van Fidessa een zogenaamde ‘pracht-editie’ op groot formaat uit te geven. Hij vroeg opnieuw Jan Toorop een tekening voor de uitgave te maken. Deze antwoordde op 2 maart 1900: ‘Kunt ge mij niet een exemplaar zenden van Fidessa van Couperus. Gij hebt me gesproken om er misschien een teekening voor te maken. Ik zou het gaarne eens lezen.’Ga naar voetnoot47 En op 1 april schreef hij: ‘Ik zal teekening Fidessa gaarne maken en die je tegen einde september toezenden. Is dit vroeg genoeg? Meldt mij dit s.v.p. even. Ook maakte ik die gaarne op dezelfde grootte als voor de uitgave van het boek. Dit is beter.’Ga naar voetnoot48 In juli 1900 gaf Veen aan drukker Thieme opdracht voor het maken van een ‘pracht-editie’ van Fidessa. Thieme antwoordde op 19 juli: ‘Met Uwe berekening Fidessa ga ik accoord. Wat niet met Psyche gebeurd is, stel ik voor, wel met Fidessa te doen nl. nieuwe hoofdstukken op nieuwe pagina's. Dan loopt 't ±8 pag. meer uit.’Ga naar voetnoot49 Twee dagen later liet Toorop weten dat hij de tekening voor Fidessa tijdens zijn verblijf in Zwitserland zou maken. Veen kon de tekening eind augustus verwachten.Ga naar voetnoot50 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Veen had voor de uitgave van Fidessa ten dele het restant van het papier van de ‘pracht-editie’ van Psyche willen gebruiken, maar door kleurverschil was dit niet mogelijk. Daarom schreef hij op 31 augustus aan Thieme: ‘Laat Fidessa afdrukken op papier dat van Gelder zond en restant Psyche moet maar bewaard blijven bij het restant nieuwe partij.’Ga naar voetnoot51 De tweede druk van Fidessa werd door Thieme gedrukt in een oplage van 1500 exemplaren.Ga naar voetnoot52 De afgedrukte vellen werden op 11 september aan binderij Tenthoff gestuurd.Ga naar voetnoot53 Veen had al eerder Tenthoff opdracht gegeven 250 exemplaren in te naaien en de rest van de oplage naar binderij Brandt door te sturen. Deze moest 500 exemplaren binden.Ga naar voetnoot54 De overige exemplaren werden in plano bewaard. Voorlopig kon de uitgave niet afgewerkt worden, want Veen had de tekening van Toorop niet ontvangen. Na terugkomst uit Zwitserland had Toorop laten weten dat hij weliswaar aan de tekening was begonnen, maar zij was ‘lang nog niet gereed’. Hij vroeg: ‘Hebt ge nu nog tijd daarvoor of kunnen we dit nog uitstellen of is het beter die het volgend jaar te maken, want er is nu zoo heel weinig tijd meer voor.’Ga naar voetnoot55 Toorop voltooide de tekening uiteindelijk half oktober. De firma Van Leer in Amsterdam maakte er een cliché van dat vervolgens door Thieme in 1500 exemplaren werd afgedrukt.Ga naar voetnoot56 Na ontvangst van enkele proefdrukken schreef Toorop: ‘De reproducties zijn heel mooi, alleen geeft grijs de lijnen een beetje slap terug, kan dit niet iets pittiger worden, maar toch de zelfde toon (grijs) houden. Het zwart is heel pittig en goed doch is een beetje te zwart en daardoor verliest het een beetje de stemming van de oorspronkelijke teekening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarom geeft het grijs [...] nog het beste de teekening terug. Ik zou die maar nemen.’Ga naar voetnoot57 Overeenkomstig de wens van Toorop werd de tekening in een grijze tint afgedrukt.Ga naar voetnoot58 De tweede druk van Fidessa, die zonder bemoeienis van Couperus tot stand is gekomen, werd gezet naar een exemplaar van de eerste druk. Hij heeft dezelfde letter, maar een groter corps. Door het grote (folio-)formaat verschilt uiteraard ook de zetspiegel aanzienlijk. De ‘pracht-editie’ verscheen in november 1900. Couperus ontving zijn exemplaren in dezelfde maand: ‘[...] ik ontving Fidessa; de teekening van Toorop is heel mooi en bevalt mij veel meer dan Psyche. Jammer van een drukfout op bld. 60. advies voor devies. Waarom moeten er toch zulke gekke dingen blijven staan??’Ga naar voetnoot59 De ‘pracht-editie’ van Fidessa werd matig verkocht. Op 18 maart 1903 liet Veen aan Couperus weten dat er maar 400 exemplaren waren verkocht.Ga naar voetnoot60 In 1905 werd Fidessa als deel 20 opgenomen in de serie Werken van Couperus. In de prospectus van de serie werd de uitgave aangekondigd als ‘derde druk’ in plaats van ‘nieuwe uitgave’ van de eerste druk. Veen heeft gebruik gemaakt van nog voorradige exemplaren van de eerste druk. De uitgave was toen nog verkrijgbaar in de band van Sluyterman en daarnaast nu ook te koop in de speciaal voor de gehele serie door H.P. Berlage Nzn ontworpen band, en in losse afleveringen van ƒ0,50 per stuk. In mei 1911 liet Veen aan Couperus weten dat hij zou beginnen met de uitgave van een serie goedkope gebonden boekjes onder de titel Veen's Gele Bibliotheek. Hij was van plan hierin ook de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende druk van Fidessa op te nemen.Ga naar voetnoot61 Eind september van dat jaar gaf Veen aan de Zuid-Holl. Boek- en Handelsdrukkerij in Den Haag opdracht de eerste vier deeltjes van de Gele Bibliotheek te maken.Ga naar voetnoot62 Aanvankelijk werd Fidessa begroot op 10 vel, maar het werd uiteindelijk 12 vel: 182 bladzijden tekst van Couperus, gevolgd door maar liefst 10 bladzijden reclame voor boeken van Couperus, Streuvels, Gezelle en van vertaalde buitenlandse auteurs in het fonds van Veen. De goedkope herdruk van Fidessa verscheen in september 1912 als deel iv van Veen's Gele Bibliotheek in een speciaal door André Vlaanderen voor de serie gemaakte band.Ga naar voetnoot63 De oplage is niet bekend, maar zij zal ongetwijfeld enkele duizenden exemplaren zijn geweest. De herdruk heeft op de titelpagina ten onrechte de vermelding ‘tweede druk’. Blijkbaar was Veen vergeten de ‘pracht-editie’ uit 1900 mee te tellen. De tweede [= derde] druk is gezet naar een exemplaar van de eerste druk. Maar de zetspiegel is kleiner. De nieuwe druk telt acht regels minder per bladzijde en daardoor 61 bladzijden meer dan de eerste druk. Een nieuwe druk van Fidessa verscheen in november 1918 als deel 8 in de serie Uren van Ontspanning.Ga naar voetnoot64 De oplage is niet bekend, maar zal net als andere deeltjes in die serie waarschijnlijk 4000 exemplaren zijn geweest. Het was een goedkope herdruk in de vorm van een klein gebonden boekje. Deze ten onrechte als ‘derde’ aangeduide vierde druk, die evenals de tweede en de derde zonder enige bemoeienis van Couperus tot stand is gekomen, is gezet naar een exemplaar van de tweede [= derde] druk. Maar de nieuwe druk heeft een wat grotere zetspiegel, telt drie regels meer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
per bladzijde, en daardoor 32 bladzijden minder dan de tweede [= derde] druk.Ga naar voetnoot65 Waarschijnlijk in 1918 maakte B. Reith, die eerder illustraties had gemaakt bij Psyche, een serie tekeningen voor Fidessa. Veen schreef hem op 19 februari 1919: ‘Geruimen tijd liet ik Uw brief liggen, omdat ik met mij zelf niet in 't reine kon komen over de teekeningen van Fidessa. ‘Ik kan deze feitelijk niet gebruiken en vind het vervelend U dit te moeten schrijven. Bovendien heb ik bezwaar wegens dat contractje bij herdruk. Bij Psyche, dat veel beter verkocht wordt, was het bezwaar niet zoo groot maar bij Fidessa wil ik zoo'n servituut niet op de platen daar ik feitelijk deze liever niet heb. ‘Ik wil deze platen echter bij uitzondering wel behouden voor fl. 275, maar zonder contractje en verzoek ik U beleefd geen verdere platen te maken bij werk van Couperus, omdat ik dan misschien weer in de verleiding kom om ze te koopen, terwijl het misschien jaren duren zal voor ik ze kan gebruiken. Mocht U het van dat contractje niet goedkeuren, dan zend ik U liever de platen terug.’Ga naar voetnoot66 Volgens Reith had Veen eerder mondeling belangstelling getoond voor illustraties bij Fidessa. De uitgever antwoordde: ‘Ons gesprek herinner ik mij niet precies zooals U het mij schrijft, alleen weet ik, dat ik U feitelijk geen opdracht gaf om die platen te maken maar zei als U ze wilt maken, dan wil ik als ze gereed zijn wel eens zien of ik ze kan aannemen. Ik meen toen ook gezegd te hebben, dat U ze op Uw eigen risico maakt. ‘Zelfs bij de aankoop van de platen Psyche hinderde mij die bepaling van bij e.v. herdruk nog te moeten betalen, maar vond ik het bedrag voor Uw teekeningen te weinig en meende daaraan tegemoet te moeten komen. ‘Bij Fidessa, dat ik feitelijk nooit in dien vorm zou hebben herdrukt, hinderde mij die bepaling nog meer. ‘Om een einde aan de zaak te maken, zend ik U hierbij fl. 275. = met verzoek mij even den goeden ontvangst te berich- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten.’Ga naar voetnoot67 Veen heeft van de tekeningen geen gebruik meer kunnen maken. Hij overleed een half jaar later, op 20 september 1919. Zijn opvolgers hebben wel een geïllustreerde Psyche uitgegeven, maar de tekeningen voor Fidessa nooit gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstkeuzeVoor deze uitgave van Fidessa is de eerste tijdens Couperus' leven verschenen druk als basistekst gekozen: hij vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste druk dat zich bevindt in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectiesOmdat het kladhandschrift van Fidessa inhoudelijk sterk afwijkt van de gepubliceerde tekst van het verhaal, is het niet betrokken in de tekstvergelijking voor de nieuwe editie. Het kladhandschrift is alleen geraadpleegd bij tekstuele problemen in de basistekst die niet met behulp van het kopijhandschrift waren op te lossen. In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van het kopijhandschrift van Fidessa, voorzover overgeleverd, met de eerste druk de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij voorkomt in alle genoemde versies. Indien dit niet het geval is, worden ook de lezing van het kopijhandschrift (h2) en in voorkomende gevallen van het kladhandschrift (h1) vermeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VariantenDe eerste druk van Fidessa vertoont ten opzichte van het kopijhandschrift, voorzover overgeleverd, de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgt de vroegere versie h2.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbrekingstekensIn deze uitgave van Fidessa moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
|
|