Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever
(1977)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
De uitgever L.J. Veen. Portrettekening door Jan Toorop uit 1915.
| |
[pagina 7]
| |
I. InleidingIn 1963 deelde Dr. H.W. van Tricht mede, dat er op dat ogenblik circa 750 brieven van Louis Couperus bekend waren.Ga naar voetnoot1 Dit aantal is intussen aangegroeid tot een kleine 800,Ga naar voetnoot2 en het valt te hopen dat er ooit nog meer bijgevonden worden. Hij en zijn vrouw Elisabeth Couperus-Baud moeten er in de jaren dat zij in het buitenland reisden zeker talloze aan hun familieleden en kennissen geschreven hebben. Een groot deel van dit materiaal is waarschijnlijk vernietigd. Om wat nog over kan zijn op te sporen, zouden uitgebreide acties op touw gezet dienen te worden. Gelukkig is een nauw samenhangende groep brieven wel bewaard gebleven, althans grotendeels: die welke hij aan zijn uitgever Lambertus Jacobus Veen (1863-1919) schreef gedurende de vele jaren dat hun betrekkingen duurden. Van deze heeft Van Tricht er reeds een aantal gepubliceerd, om precies te zijn 49.Ga naar voetnoot3 In totaal gaat het hier echter om ongeveer 600 brieven en briefkaarten, en in de bloemlezing zijn uit sommige brieven bovendien slechts fragmenten gekozen. Deze documenten vormen, hoewel zij voor een belangrijk deel over geldzaken gaan, een naarmate de relatie met Veen hechter wordt steeds boeiender lectuur. Zij verschaffen ons allerlei inlichtingen die voor het ontstaan van Couperus' oeuvre verhelderend zijn. Daar wij over de schrijver betrekkelijk weinig weten - althans in vergelijking met persoonlijkheden als b.v. George Sand, Hans Christian Andersen of Toergeniew, wier innerlijk leven en creatieve ontwikkeling wij veel beter kunnen volgen; en deze reeks zou ook met Nederlandse schrijvers als Van Deyssel, Du Perron en Vestdijk uitgebreid kunnen worden -, is het wenselijk dat in de eerste plaats de gehele correspondentie met Veen bereikbaar wordt. Dit gebeurt hier in een teksteditie, die bewust afziet van te veel details. De commentaren worden zo beknopt mogelijk gehouden. Uitgangspunt is geweest het presenteren van beschikbaar materiaal, waar andere studies mee verder kunnen werken. Voor een werkelijk grondige aanpak lijkt de tijd nog niet rijp: daartoe zouden wij over veel meer gegevens buiten juist deze collectie om moeten beschikken.Ga naar voetnoot4 De volledige biografie van Couperus moet nog geschreven worden. De brieven, die zich in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatie- | |
[pagina 8]
| |
centrum te Den Haag bevinden, vormen tezamen een schenking van Veen's kinderen. Zoals Van Tricht al meedeelde, zijn de door Veen van zijn kant geschreven brieven helaas niet bewaard gebleven. Hoe jammer dit op zichzelf ook is, een groot bezwaar vormt dit toch niet. Couperus' antwoorden zijn namelijk doorgaans zo zakelijk, dat wij er de inhoud van Veen's brieven in grote lijnen uit kunnen reconstrueren. Deze zakelijkheid kan op het eerste gezicht verrassend lijken. De brieven leren ons een Couperus kennen, die opvallend goed in rekenen was, om niet te zeggen in het naar zich toe rekenen. Dit betreft in de eerste plaats de honoraria die hij vraagt, en doorgaans ook wel krijgt. Soms laat hij daarvoor zelfs zijn artistiek geweten in de steek, b.v. als de bundel Williswinde niet genoeg volume dreigt te krijgen en hij voorstelt er dan maar de kinderoperette De schoone Slaapster in het Bosch aan toe te voegen, een suggestie die Veen begrijpelijkerwijs niet heeft overgenomen. Deze eigenschap moet Couperus echter zeker vergeven worden: hij schreef en kon niets anders dan schrijven, en moest daarmee in het onderhoud van zijn vrouw en zichzelf voorzien. In de tweede plaats betreft het ook zijn tijdsindeling. De planning van zijn boeken, de tijd die hij nodig dacht te hebben om ze te voltooien, het verliep alles volgens een schema van rigoureuze orde. Couperus was een uitermate precies mens die de hem toegemeten tijd uitnemend kon indelen. Vaste uren voor het schrijven, vaste uren voor het flaneren, ontvangen en uitgaan, en waarschijnlijk ook voor het lezen en proeven corrigeren. Het rekenen in geld correspondeert met het rekenen in tijd. Enige malen deelt hij Veen het geheim van zijn grote werkkracht mee: hij schrijft niet zozeer veel als wel heel geregeld, naar het voorbeeld van ‘papa Zola’: nulla dies sine linea. Deze precisie is slechts in schijn met zijn wezen in strijd. Zwierig, artistiek, improviserend, fladderend door het leven zoals het slechts een kunstenaar gegeven is die tevens een groot levenskunstenaar is - zo zien wij hem graag voor ons. Maar de krekelnatuur heeft tevens de mier in zich: ‘ik ben een mier in 't midden mijns gemijmers’. Precisie en ordelijkheid garanderen hem een zekere basis in zijn onzekere bestaan. Met zijn vrouw heeft hij na hun huwelijk in 1891 een schrijfbedrijfje opgericht, zou men kunnen zeggen. Elisabeth verdient bij met vertalen en treedt voorts als zijn secretaresse op, die doorgaans zijn manuscripten in het net overschrijft. Wanneer de literaire inkomsten op een gegeven ogenblik dreigen te verminderen, gaat zij paying guests ontvangen, waartoe een advertentie in de Parijse editie van de New York Herald geplaatst wordt. Uit de brieven kan het inkomen van het echtpaar gereconstrueerd worden, althans voorzover het de uitgaven in boekvorm betreft. In dit opzicht is het essentiële werk reeds gedaan door Pierre Dubois, die, mede rekening houdend met de bijdragen in tijdschriften, tot voor die tijd ongehoord hoge honoraria komt.Ga naar voetnoot5 Het werd allemaal met gemak opgemaakt! want sparen was er niet bij, integendeel. | |
[pagina 9]
| |
Herhaaldelijk maakt Couperus schulden en moet hij leningen sluiten. Als de ‘beren’ dan te veel oplopen, schrijft hij noodgedwongen De Boeken der kleine Zielen. Want deze mogen op een afrekening met zijn familieleden berusten, ze leiden ook tot een afrekening met Veen en de bankiers Scheurleer. Toch zou het onjuist zijn te stellen dat de brieven ons in hoofdzaak iets over zijn financiën vertellen. Er is veel meer. Zij leren ons soms onbekende feiten: wie kwamen voor presentexemplaren in aanmerking? wie regelde de vertalingen? hoe kwam het bandontwerp tot stand? en vooral: hoe lang wierpen sommige boeken hun schaduw naar voren of naar achteren? Dat Couperus soms al jaren van te voren met een boek in gedachten bezig was wisten wij. Volgens Van Booven dacht hij reeds in 1895 aan een roman over Heliogabalus.Ga naar voetnoot6 Maar dat b.v. een boek als Metamorfoze, met titel en al, zo lang van te voren overdacht werd wisten wij niet. Anderzijds blijkt Wereldvrede min of meer in een opwelling aan Majesteit toegevoegd te zijn, in die merkwaardige neiging tot wat Van Tricht doeltreffend persevereren heeft genoemd.Ga naar voetnoot7 Deze twee boeken samen overschaduwen nog lang zijn latere activiteiten. Zolang er geen geïllustreerde edities van zijn verschenen laten ze hem niet los. De herdrukken maar ook de vele vertalingen bleven hem uiteraard voortdurend bezighouden. De brieven leren ons ook, in hoeverre hij zich juist met deze illustraties bemoeide, zo goed als met de bandontwerpen en soms zelfs de verschillende lettertypes waarin hij de tekst graag gezet wilde zien. Zij tonen ons de hypernauwgezette Couperus - putteluttig noemt Elisabeth hem, die zelf weigert om ook maar de minste verantwoordelijkheid voor welke proef ook op zich te nemen, daar zij in dit opzicht als de dood voor hem is -: de Couperus die geen drukfout kan velen als waren het stofjes op zijn keurige bureau; die er van wakker ligt als de zetter Van der Welcke eigenmachtig veranderd heeft in van der Welcke; en die in een paroxysme van woede uitbarst als de een of andere corrector de salon zonder inspraak van de auteur verandert in het salon. Deze zetters mogen posthuum althans ten dele gerehabiliteerd worden: Couperus' handschrift maakt nauwelijks onderscheid tussen grote V en kleine v, en ook in het gebruik van U en u is hij niet consequent. In de hier gepubliceerde brieven is uniform gekozen voor de grote V, omdat Couperus dat prefereerde, en voor U omdat de overschrijver dat prefereert. In de interpunctie zijn heel wat slordigheden en inconsequenties overigens wel overgenomen. De volgorde van de brieven plaatst ons nu en dan voor enige problemen, daar niet alles precies gedateerd is. Soms levert het poststempel van een briefkaart een gegeven op, maar soms ook niet. Gezocht is uiteraard naar een zo logisch moge- | |
[pagina 10]
| |
lijke reeks.Ga naar voetnoot8 Deze laat ons zien waar de schrijver van maand tot maand, en soms zelfs van week tot week, verbleef. Ook hier ontdekken we tot onze verrassing dat de Couperus van de luxehotels slechts bij uitzondering optreedt. Doorgaans logeert het echtpaar bij familie of in eenvoudige pensions.Ga naar voetnoot9 Als het zich in 1900 in Nice vestigt in de Villa Jules, is ook dat slechts voor enkele jaren. Over de innerlijke ontwikkeling van de schrijver leren deze brieven ons minder dan wij wel zouden willen. Enerzijds echter vangen wij telkens toch een glimp op van zijn lectuur, anderzijds zien wij hem groeien in zijn menselijke relatie tot Veen. Deze is aanvankelijk koel zakelijk, soms tot op het onhebbelijke af - Elisabeth ondertekent haar brieven niet met hoogachtend maar met achtend (sic) -, maar wordt persoonlijker met het verstrijken van de jaren, en lijkt op een gegeven ogenblik zelfs op gereserveerde vriendschap. Als Veen in het huwelijk treedt, ontmoeten de twee echtparen elkaar soms, en dit heeft blijkbaar bijgedragen tot een minder neerbuigende toon. Toch kent de relatie van meet af aan haar spanningen, en na het begin van een periode van conflicten treedt tenslotte een verwijdering op, die nooit meer geheel is overbrugd. Volmaakt ongedwongen is de verhouding eigenlijk zelden. Wat in de weg blijft staan is het zakelijk belang, het daarmee gepaard gaande wantrouwen en soms zelfs de twijfel aan integriteit. Als Veen geen hoge honoraria meer kan betalen, wendt Couperus zich verontwaardigd van hem af. De geschiedenis van deze zakelijke relatie is op zichzelf merkwaardig genoeg. Maar waar wij misschien gehoopt hadden op meer informatie over het ontstaan van de boeken wat hun inhoud betreft, stellen de brieven ons teleur. Tot het creatieve proces wordt Veen slechts bij uitzondering toegelaten. Onderwerpen, motieven en vormgeving worden door deze correspondentie alleen bij uitzondering verhelderd. Daarvoor moeten wij ons blijven wenden tot het werk zelf, en daarnaast tot de zeer weinige persoonlijke epistels die aan het noodlot der totale vernietiging zijn ontkomen en die zonder reserves gericht waren aan familieleden, vrienden en kennissen. Het ware te hopen, dat ooit de brieven te voorschijn kwamen die Couperus in 1896, 1897, 1898, 1900, 1901 en 1906 aan zijn intieme | |
[pagina 11]
| |
vriend Jhr. J.H. Ram geschreven heeft.Ga naar voetnoot10 Hierin worden volgens Van Booven, die deze langdurige correspondentie onder ogen heeft gehad, ‘sommige scheppingsmomenten nader in een belangrijk licht gesteld’.Ga naar voetnoot11 Couperus heeft b.v. aantekeningen van Ram verwerkt in Het Boek van Anarchisme (Metamorfoze boek 4), en ook los daarvan dikwijls met Ram over zijn werk gesproken. Zonder juist déze brieven, zal veel van Couperus' motieven en achtergronden voorgoed op gissingen moeten blijven berusten. Zoals gezegd, heeft Van Tricht ons al met een aantal brieven enigszins bekend gemaakt. De concordans, opgenomen achter in deze uitgave, geeft daarvan een overzicht tot en met ons nr. 319. (Zie voor de nog volgende brieven die Van Tricht al citeerde deel II van deze correspondentie). |
|