| |
| |
| |
| |
| |
In juni 1901 schreef Couperus aan zijn uitgever L.J. Veen: ‘De Boeken der Kleine Zielen zullen in vier romans geschreven worden; dus met iii en iv kom ik later bij U aan. [...] In boek iii gebeuren de groote tragedies; in boek iv is mijn kleine held, nu 13 jaren, een man. -’Ga naar voetnoot1 Hij zou de delen evenmin als de eerste twee delen aan De gids ter publikatie aanbieden. Veen informeerde naar de titels, maar die stonden nog niet vast: ‘Voor iii en iv zit ik mij ziek te denken, hoewel ik precies weet hoe de boeken worden, vind ik nog geen ondertitels. Wij zoeken nog...’Ga naar voetnoot2 Couperus overwoog als titel voor het laatste deel: ‘De Man der Eeuw... maar dat is nog onzeker... Dat is dan mijn kleine held van nu... [...] iii en iv worden ongeveer van de zelfde grootte; type groot boek [...].’Ga naar voetnoot3
Onmiddellijk na de voltooiing van Het late leven, deel ii van De boeken der kleine zielen, begon Couperus in juli 1901 aan het volgende deel.Ga naar voetnoot4 Het werk vorderde goed. In september schreef hij aan Veen: ‘[...] aan het derde boek, waarin de emotie stijgt, werk ik met ijver en pleizier. -’Ga naar voetnoot5 Een maand later gaf hij de titels van de delen iii en iv op: Zielenschemering en Het heilige weten. Naar zijn zeggen werd Zielenschemering ‘heel mooi’. Hij hoopte ‘dat de
| |
| |
Boeken iii en iv ongeveer 1 Maart a.s. gereed zijn. - als God het wil. Het is genre Eline Vere, maar ik vind beter.’Ga naar voetnoot6 Op 10 oktober 1901 voltooide Couperus het eerste deel van Zielenschemering en ging hij profiteren van het mooie weer in Nice.Ga naar voetnoot7 In deze tijd schreef hij aan zijn vriend Jhr. Ram: ‘Ik schrijf, schrijf, schrijf maar. Wat wil je, het is het eenige wat ik kan, (en nog maar misschien....; laten we niet al te zelfbewust zijn). Toch werk ik alleen maar een paar uren 's morgens, maar dat met een regelmaat, [...] die prijzenswaardig is, in een anders zoo losbandig mensch als ik. Je weet, dat de Kleine Zielen aan de kimmen dagen... Na de Kleine Zielen volgt Het late Leven, daarna Zielenschemering (waaraan ik nu bezig ben); in de toekomst zal Het heilige Weten den cyclus voltooien.’Ga naar voetnoot8
Eind november legde Couperus de laatste hand aan Zielenschemering. Als dit deel af zou zijn, zou hij eerst een paar sprookjes schrijven en daarna beginnen aan Het heilige weten.Ga naar voetnoot9 Op 27 november was Zielenschemering klaar: ‘[...] ik heb het mijne vrouw voorgelezen, die er een beetje, heel erg, melancholiek van is geworden.... Het Heilige Weten zal meer in majeur geschreven worden, maar ik begin er pas in Januari aan [...].’Ga naar voetnoot10
Couperus begon inderdaad in januari 1902 aan Het heilige weten, maar op verzoek van Veen liet hij dit boek na enkele weken rusten om zich geheel te concentreren op de kopij en de proeven van het tweede deel, Het late leven.Ga naar voetnoot11 Vervolgens stagneerde het werk door het carnaval in Nice. Couperus voerde niets uit: ‘[...] ik heb er het land over, maar eerst moet ik weêr goed in het Heilige Weten zijn, voor het weêr vlot.’ Het laatste deel zou de cyclus
| |
| |
afsluiten ‘met een nieuw belang [...]: Addy is dan 28 jaar en dokter.’Ga naar voetnoot12 In maart vorderde het werk weer ‘vrij goed’. Couperus legde de laatste hand aan het eerste deel. Hij hoopte het gehele boek vóór 1 juni af te hebben, want dan ging hij op reis. Zijn vrouw was tevreden over het eerste deel van Het heilige weten. Zij vond het ‘zelfs mooi!!’Ga naar voetnoot13
Half mei 1902 moest Couperus aan Veen meedelen dat hij Het heilige weten niet vóór 1 juni zou afkrijgen. De slotscènes van het boek pakten hem ‘erg aan’ en hij kon er zo vlak voor hij op reis zou gaan, niet rustig aan werken.Ga naar voetnoot14 Aan zijn nichtje Marie Vlielander Hein schreef hij op 27 mei: ‘Het is een heel werk, zoo een serie van vier Boeken, ik had niet gedacht dat het zoo moeilijk was! In ons vak blijft er ook altijd nog te leeren en kan je eigenlijk ook nooit iets - zooals de schilders zeggen. [...] Ik geloof dat de volgende Boeken: Zielenschemering en Het Heilige Weten de mooiste zijn, dat denk ik ten minste nu. De laatste scène van het Heilige Weten pakte mij erg aan: jammer, dat ik het boek niet afkrijg voor 1 Juni [...].’Ga naar voetnoot15
Begin juni vertrok Couperus naar Wiesbaden waar hij 's middags ‘heel rustig’ voortwerkte aan de voltooiing van Het heilige weten. Twee weken later berichtte hij aan Veen: ‘Het Heilige Weten is af: de vrouw heeft er om geweend!’Ga naar voetnoot16 Hij vroeg Veen nu het contract van de delen iii en iv op te maken. De uitgever antwoordde: ‘De contracten 3 en 4 zal ik opmaken. Ik hoop dat ze even groot worden dan 1, want voor 2 is het hon. wat te hoog.’Ga naar voetnoot17 In het contract, gedateerd 1 juli 1902, kwamen Couperus en Veen voor de delen iii en iv hetzelfde honorarium overeen als voor de
| |
| |
eerste twee delen: f 6000, -.Ga naar voetnoot18 Couperus had het honorarium bij wijze van voorschot al in januari ontvangen.Ga naar voetnoot19 Hij stuurde het contract op 2 juli getekend terug: ‘Nu niet brommen dat Het Late Leven wat kort is uitgevallen: waarachtig, ik kan het toch niet op een bladzij uitrekenen, en De Kleine Zielen is héél groot uitgevallen. We moeten dat verschil over en weêr deelen. [...] Met de vier boeken te samen hebt ge een mooie serie, waar ge wel over tevreden zult zijn, de boeken iii en iv zakken volstrekt niet: dat zult ge wel zien. Boek iv is misschien het mooiste [...].’Ga naar voetnoot20
Het derde boek, Zielenschemering, verscheen eind november 1902 bij L.J. Veen te Amsterdam. Couperus ontving zijn exemplaar ‘met pleizier [...]. Vooral het perkamenten exemplaar is altijd een heerlijkheid.’Ga naar voetnoot21 Veen had het volgende boek, Het heilige weten, in het voorjaar van 1903 willen uitbrengen, maar de produktie liep vertraging op. Het laatste deel van De boeken der kleine zielen verscheen uiteindelijk in juni 1903. Daarmee was de serie van vier boeken compleet. Veen vroeg Couperus nog een vijfde boek te schrijven, maar begrijpelijkerwijze weigerde Couperus dit.Ga naar voetnoot22
| |
Bronnen
Voorzover ons bekend, zijn van de romans Zielenschemering en Het heilige weten de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd:
A. een manuscript van Zielenschemering en een van Het heilige weten: twee volledige kladhandschriften van de hand van Couperus, die tevens als kopij voor de boekuitgaven hebben gediend. De handschriften bevinden zich in het Nederlands Letterkun- | |
| |
dig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag (sig. c. 383 h. 1).Ga naar voetnoot23
Het handschrift van Zielenschemering bestaat uit 185 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die op twee na eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot24 De bladen zijn als volgt genummerd: 1-149, 149-174, 174-183. Het slot van Zielenschemering werd door Couperus herschreven op de achterzijde van de bladen 70 en 71; deze achterzijden zijn genummerd 184 en 185. De oorspronkelijke bladen 184 en 185 met de eerste versie van het slot zijn niet overgeleverd.Ga naar voetnoot25
Het handschrift van Het heilige weten bestaat uit 206 gelinieerde bladen van eenzelfde formaat, die eenzijdig zijn beschreven.Ga naar voetnoot26 Het is als volgt samengesteld: een ongenummerd blad met het opschrift Het Heilige Weten i, en genummerde bladen van 2-42, 42a-100, 1-105.
De kladhandschriften van Zielenschemering en Het heilige weten, die tevens kopijhandschriften zijn geweest, bevatten nogal wat
| |
| |
doorhalingen, verbeteringen en toevoegingen, en verschillende aantekeningen en tekeningetjes. Couperus heeft de beide boeken zonder veel onderbrekingen op papier gezet. De ductus verschilt nauwelijks; de bladen zijn gedeeltelijk in paarse en gedeeltelijk in zwarte inkt beschreven. De handschriften zijn als kopij te herkennen aan de vouwen in het papier en aan de zwarte vegen die op de zetterij zijn ontstaan.
De tekst van de handschriften wijkt inhoudelijk niet erg af van de gepubliceerde versie van Zielenschemering en Het heilige weten. Meestal gaat het om kleine, vooral stilistische varianten. Couperus heeft slechts enkele passages in de proeven ingrijpend gewijzigd. Maar de opeenvolgende scènes en hoofdstukken uit de (klad)handschriften zijn gehandhaafd.
B. een uitgave in boekvorm:
Louis Couperus: De boeken der kleine zielen; [dl. iii:] Zielenschemering. Amsterdam, L.J. Veen, [november 1902]. 2 dln. Met een bandtekening van Theo Neuhuys.Ga naar voetnoot27
Louis Couperus: De boeken der kleine zielen; [dl. iv:] Het heilige weten. Amsterdam, L.J. Veen, [juni 1903]. 2 dln. Met een bandtekening van Theo Neuhuys.
Voor de boekuitgave van de eerste twee boeken van De boeken der kleine zielen hadden Couperus en zijn vrouw de gehele tekst in het net overgeschreven. Om een herhaling van dit omvangrijke werk voor Zielenschemering en Het heilige weten te voorkomen vroeg Couperus op 19 april 1902 aan Veen: ‘Zouden wij eens de proef kunnen nemen te laten drukken naar oorspronkelijk manuscript?? Als het mogelijk is, zoû het veel tijd en moeite uitsparen. Wil ik U eens een paar bladzijden zenden om een proef te nemen? - kàn het, dan zend ik U enkele bladzijden maar per keer, want raakt de boel weg, dan zou het heel wat zijn. Een drukproef meer is dan natuurlijk noodig: is dat geen bezwaar.
‘Zoodra ik Uw antwoord heb - ge kent mijn oorspr. manu- | |
| |
scripten - zal ik U een paar bl. zenden en ze van te voren hier en daar wat verduidelijken, waar het te bar is.’Ga naar voetnoot28 Veen ging akkoord met Couperus' voorstel. Eerst ontving hij vier bladen kopij en kort daarna nog eens zeven bladen. Op 22 mei bevestigde Veen de ontvangst van de zeven bladzijden die hij in proef zou laten brengen.Ga naar voetnoot29 De volgende dag vroeg hij de drukker Thieme: ‘Waar blijft het vel van de laatste gezonden 7 bladz copie deel iii Kleine zielen?’Ga naar voetnoot30 Thieme antwoordde: ‘De 7 bladzijden kopie deel iii “Kleine Zielen” zullen wij even afzetten maar willen hier toch even melden, dat wij hopen, dat de rest van deze kopie niet zoo bij stukjes en brokjes inkomt, daar dit veel te onvoordeelig werken wordt, als telkens de menschen, die eraan staan weer afgenomen moeten worden.’Ga naar voetnoot31
Op 25 mei 1902 liet Couperus aan Veen weten dat Zielenschemering voltooid was. Hij beloofde telkens zeven bladen te sturen: ‘[...] maar zend mij spoedig de proeven [...] er zal veel werk zijn aan het corrigeeren.’Ga naar voetnoot32 Veen antwoordde: ‘Kunt gij Zielenschemering niet aangeteekend als brief zenden. Er raakt zoo iets niet weg en ik kan dan beter voort met zetten. Het is zoo kostbaar steeds die kleine stukjes te zetten. Als ik de geheele copie heb, gaat alles veel vlugger en zeker ook beter. Zend het pakje dus maar. Gij kunt dan op uw gemak de proeven corrigeeren.’Ga naar voetnoot33 Couperus beloofde de kopij in grotere gedeelten te sturen, maar alles tegelijk was onmogelijk. Hij moest ‘hier en daar nog wat bijkrabbelen’ om het enigszins leesbaar te maken.Ga naar voetnoot34 Op 6 juni stuurde Couperus een deel van de kopij. Hij zou dit ‘iederen dag’ doen in de hoop dat de zetter er niet ‘dol’ van zou worden.Ga naar voetnoot35 Veen stuurde de kopij de
| |
| |
volgende dag naar Thieme: ‘Ge kunt nu weder een vel of 2 zetten en schrijft C. mij dat hij nu elken dag zoo'n partijtje zal zenden.’Ga naar voetnoot36 De proeven die Thieme stuurde, waren gezien de aard van de kopij zeer goed. Volgens Couperus was de zetter een meester in zijn vak. Hij zou de gecorrigeerde proeven geleidelijk terugzenden. De revisieproeven wilde hij eerst zijn vriend Jhr. Ram laten lezen om te voorkomen dat hij fouten zou maken in de beschrijving van Gerrit.Ga naar voetnoot37
Eind juni 1902 ging Veen met vakantie. Hij verzocht Couperus de kopij verder rechtstreeks aan Thieme te sturen. De drukker kreeg het verzoek de ontvangst van iedere zending kopij te bevestigen.Ga naar voetnoot38 Thieme antwoordde dat hij de kopij tot en met blad 86 had ontvangen, maar de bladen 70 en 71 ontbraken terwijl de tekst van 72 niet aansloot op 69.Ga naar voetnoot39 In juli en augustus 1902 stagneerde de produktie van Zielenschemering. Couperus beloofde echter in september alles af te handelen. Aan het begin van die maand stuurde hij gecorrigeerde proeven en de nog ontbrekende kopij, op de twee laatste bladen na. Hij vroeg Veen: ‘Zend mij nu gauw alles, dan zal ik zorgen voor vlugge correctie. De revizies echter moeten nog eerst even naar mijn vriend Ram; hij moet zien of er fouten in het militaire in zijn; maar ik heb hem verzocht heel vlug te zijn met lezen en doorzenden.’Ga naar voetnoot40 Veen gaf Thieme opdracht Zielenschemering af te zetten en hij schreef aan Couperus: ‘Ik gaf den drukker op direct alles te zetten wat er nog was en hoop ik dat gij spoedig de revisie zult zenden, want een uitgever moet altijd haast maken.’Ga naar voetnoot41
| |
| |
Volgens Couperus vorderde de correctie van de proeven goed, maar het lukte hem niet Zielenschemering in september 1902 geheel af te ronden. Op 8 oktober stuurde hij de herschreven kopij van de laatste twee bladen. Ram moest toen nog alle proeven van het boek doorlezen. Een week later was Couperus in Nederland aangekomen in verband met de ziekte, en later het overlijden van zijn vader. Het laatste vel van Zielenschemering lag inmiddels op Couperus' adres in Nice. Veen zond een duplicaat naar Den Haag.Ga naar voetnoot42 Vervolgens raakten de proeven van het boek nog een keer zoek, maar Couperus bleek ze bij vergissing niet te hebben verstuurd.
Op 11 oktober schreef Thieme aan Veen: ‘Omslag Zielenschemering moet nog gedrukt worden, maar stempels zijn niet in ons bezit. Wil ons die dus even doen zenden.’Ga naar voetnoot43 Veen liet door de binder de bandstempel sturen en gaf Thieme opdracht het omslag spoedig te drukken in een andere kleur dan De kleine zielen en Het late leven.Ga naar voetnoot44 Op 21 oktober 1902 werden de afgedrukte vellen van het eerste deel van Zielenschemering door Thieme naar de binder gestuurd. Nadat Couperus de zoekgeraakte vellen alsnog had gestuurd, werden eind oktober ook de vellen van het tweede deel bij de binder afgeleverd.Ga naar voetnoot45 Het boek verscheen een maand later. Couperus ontving begin december ‘met pleizier’ zijn exemplaar in perkament.
Couperus voltooide Het heilige weten, het laatste deel van De boeken der kleine zielen, in augustus 1902. Veen vroeg hem op 9 september: ‘Kunt gij mij Het heilige Weten niet vast zenden. Het is zoo rustig als ik het heb.’Ga naar voetnoot46 Maar Couperus wilde dit niet: ‘Laat Het Heilige Weten nog rusten: zoodra ik met de proeven Boek iii gereed ben, kunt ge het Vierde Boek laten zetten.’Ga naar voetnoot47 Begin no- | |
| |
vember 1902, na de voltooiing van de correctie van Zielenschemering, stuurde Couperus de kopij van het begin van Het heilige weten. Een groter gedeelte zou spoedig volgen.Ga naar voetnoot48 Op 10 december schreef Veen aan Thieme: ‘Wil s.v.p. het eerste gedeelte van Couperus, Heilige Weten in proef brengen want Couperus zendt dan nieuwe voorraad.’Ga naar voetnoot49 Twee weken later ontving Veen weer een gedeelte van de kopij. Hij vroeg Couperus de kopij voortaan rechtstreeks naar Thieme te sturen om tijd te sparen en de kans op wegraken te verkleinen.Ga naar voetnoot50
Couperus stuurde de verdere kopij van Het heilige weten vóór half januari 1903 naar Thieme en vroeg Veen wanneer hij het boek dacht uit te geven.Ga naar voetnoot51 De uitgever antwoordde: ‘Het Heilige weten ga ik nu zoo spoedig het kan afmaken, omdat ik gaarne het boek in Feb. of Mrt in de wereld had, n.m. voor de stroom nieuwe uitgaven die in het voorjaar te wachten is.’ Hij spoorde Thieme aan ‘geregeld’ met Het heilige weten door te gaan.Ga naar voetnoot52
In februari 1903 was Couperus op vakantie in Rome. Het corrigeren van de proeven stagneerde en kwam zelfs geheel stil te liggen, toen Veen hem confronteerde met de slechte verkoopresultaten van zijn laatste boeken. Couperus reageerde zeer teleurgesteld: ‘Ge begrijpt, dat ik in deze omstandigheden ook weinig lust gevoel mij met ijver te wijden aan de proeven van Het Heilige Weten: ik stel mij voor, als dat van het najaar uitkomt, is het meer dan tijds genoeg.’Ga naar voetnoot53 Veen kon niets anders doen dan het uitstel van de publikatie te accepteren. Begin maart 1903 had Couperus nog altijd geen zin: ‘Met de proeven gaat het flauwtjes: ik heb er totaal geen lust in op het oogenblik: laat het boek dus nog maar wach- | |
| |
ten. Dat is voor alles beter.’Ga naar voetnoot54 Op 10 maart informeerde Veen voorzichtig of Het heilige weten niet in april zou kunnen worden voltooid.Ga naar voetnoot55 Couperus beloofde de proeven af te maken voor april. Hij vroeg Veen de reeds afgedrukte vellen nog eens te controleren, want hij was er zo lang uit geweest.Ga naar voetnoot56 Op verzoek van Veen gaf Thieme een overzicht van de stand van zaken: ‘Heilige weten is tot en met vel ii afgedrukt, van deel ii heb ik vel 1, 2 en 3 voor revisie. Kopie is geheel afgezet.’Ga naar voetnoot57
Half april ontdekte Couperus nog een fout in vel 2 van het eerste deel dat reeds was afgedrukt. Hij vroeg Veen of het mogelijk was dit vel over te drukken.Ga naar voetnoot58 Veen rekende hem voor dat het opnieuw zetten, het drukken en het papier te samen een kleine f 50, - zouden kosten.Ga naar voetnoot59 Couperus antwoordde: ‘Wij zullen de verandering maar niet maken, als ze zooveel kost. Er zijn wel meer onnauwkeurigheden in mijn boeken: het publiek moet ze er maar bij slikken. Ik weet wel, dat ik ziek ben van proeven. Die Novemberkou, waar v. Nouhuys het eén kolom lang over heeft in het Vaderland is niets dan een fout van correctie. Het zinnetje, geschrapt; is alles in orde. De roman begon eerst in Nov; later werkte ik om, liet in den zomer beginnen en dat eéne zinnetje bleef, helaas, staan. -’Ga naar voetnoot60
| |
| |
Begin mei 1903 stuurde Thieme de afgedrukte vellen van Het heilige weten naar de binder.Ga naar voetnoot61 Een maand later kwam het boek in de handel. Couperus verbleef toen in Italië. Hij verzocht Veen zijn exemplaar in perkament later naar Nice te sturen.Ga naar voetnoot62
De uitgaven van 1902 en 1903 zijn de eerste en enige druk van respectievelijk Zielenschemering en Het heilige weten die tijdens Couperus' leven verschenen. De oplage van de boeken was 3000 exemplaren.Ga naar voetnoot63 Veen liet waarschijnlijk van beide boeken 1500 exemplaren innaaien en 1000 binden. De rest werd in plano bewaard.Ga naar voetnoot64 De verkoop van Zielenschemering en Het heilige weten was de eerste jaren redelijk succesvol.Ga naar voetnoot65 Veen heeft in 1903, toen de gehele serie compleet was, overwogen een goedkope ‘volksuitgave’ van De boeken der kleine zielen te maken.Ga naar voetnoot66 Uiteindelijk heeft hij een dergelijke uitgave niet aangedurfd, omdat juist in die tijd de verkoop van Couperus' boeken sterk verminderde.
In 1905 werden Zielenschemering en Het heilige weten als de delen 17 en 18 opgenomen in de serie Werken van Couperus. De romans waren toen nog verkrijgbaar in de oorspronkelijke band van Van
| |
| |
Neuhuys en daarnaast nu ook te koop in de speciaal voor de gehele serie door H.P. Berlage Nzn ontworpen band, en in losse afleveringen van f 0,50 per stuk.
| |
Tekstkeuze
Voor deze uitgave van Zielenschemering en Het heilige weten zijn de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen drukken gekozen: zij vertegenwoordigen de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste drukken dat zich bevindt in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te Den Haag.
| |
Correcties
In de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woord-voor-woord vergelijking van de handschriften van Zielenschemering en van Het heilige weten met de eerste druk van deze romans, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij ook in de handschriftversie voorkomt. Indien de handschriftversie een afwijkende lezing geeft is deze tussen haakjes vermeld.Ga naar voetnoot67
12,32 |
vreemd/vreemde |
13,30 |
deden/deed* |
17,22 |
Karel/mama |
| |
| |
24,10 |
tevreden:/tevreden |
26,3 |
den/een |
27,14 |
nieuwe-kunstbanden/nieuwe kunstbanden |
28,27 |
merkten/merkte* |
30,5 |
vertrapt/vertrapd* |
30,34 |
chambercloak/chambercloack* |
35,28 |
meer/weêr |
43,13 |
had gehad/gehad* |
49,9 |
gedachte/gedachten |
51,28 |
overtuigen/overtuituigen |
52,12 |
toch/tòch |
60,8 |
waar is,/waar, is (waar is) |
61,21 |
veranderd/veroverd |
61,21 |
eenen energieken/eenen ergieken |
62,31 |
wingerd-begroeid/wingerd-bebegroeid |
63,25 |
kon/kan |
74,27 |
naaldspitste/naaldspitse |
75,20 |
dokter.../dokter. - |
82,31 |
zei/zeî |
84,9 |
aan.../aan.., |
85,21 |
hare,/hare |
85,27 |
terug/terug, |
86,31 |
intensers nog,/ intensers, nog |
88,12 |
ik nu/ik van |
88,22 |
Een teleurstelling/Een teleursteliing |
91,20 |
noch/nog* |
95,13 |
sympathiek/sympatiek* |
96,23 |
dan/dat |
99,21 |
verkoopers/veestapels |
106,1 |
melancholiek/melankoliek (melancoliek) |
106,31 |
hebt/heb* |
110,20 |
lang, was/lang. Was |
111,11 |
vervloeien/vervloeiïen |
111,31 |
naderden/naderen |
118,5 |
nog/noch* |
| |
| |
121,24 |
tering naar de nering zetten/nering naar de tering zetten* |
122,18/19 |
had om de rimpels van den mond gekregen een/had de rimpels over den mond gekregen, een |
129,25 |
daar/doorGa naar voetnoot68 |
133,14 |
in/en |
133,27 |
Ruyvenaer/Ruyvenaar |
135,5 |
maar/man |
141,22 |
frissche/frische* |
144,11 |
poudre-de-riz/poudre-de riz* |
147,19 |
haalde hij/haalde zij |
151,12 |
haastten/haasten* |
157,25 |
huiveren/huiverden |
169,23 |
nu/nu nu |
169,25 |
beschouwde/beschouwden |
172,2 |
als/al |
183,1 |
in/naar |
183,9 |
aan/áan |
185,12 |
kamers/kamer |
185,13 |
kamers/kamer |
185,16 |
geboren/gebeuren* |
186,8 |
kamers/kamer |
186,11 |
zoû/zou |
186,15 |
afkomen/afgekomen |
187,21 |
groote, grauwe/groote, groote |
191,22 |
weggeloopen/weggelooopen |
192,22 |
bulderend/bulderde |
192,28 |
Hier,/Hier. (Hier) |
193,16 |
met/in |
196,21 |
agenten.../agenten.., |
197,5 |
portier.../portier..! |
198,16 |
gekend...'/gekend...* |
| |
| |
199,1 |
scheurden/scheurde |
199,19 |
Ruyvenaer/Ruyvenaar |
200,3 |
Constant/Constance |
200,20 |
Ruyvenaer/Ruyvenaar |
202,17 |
naderden/naderde |
202,35 |
later.../later..., |
204,7/8 |
rijstebrij/rijstebrei (rijstenbrei) |
204,18 |
snikte/snïkte |
205,33 |
vuren/vuur |
208,31/32 |
haar herkende hij/hij herkende haar* |
211,24 |
Het/Hij* |
216,32 |
Gerrit... En/Gerrit... |
|
- En |
221,12 |
kil/stil |
221,23 |
hooren.../hooren.. |
222,1 |
lang hem,/lang, hem |
229,27 |
avond.../avond.. |
234,7 |
miste/mistte |
235,10/11 |
verlichte/verlichtte |
235,25 |
zweefden/zweefde |
236,22 |
hoofd,/hoofd |
247,4 |
hèn allen/hèn alleen |
253,5 |
hadden/had* |
258,30 |
had/hadden |
258,32 |
praatten/praten* |
261,5 |
mat/MatGa naar voetnoot69 |
262,6/7 |
antediluviaansche/antiduliviaansche* |
263,10 |
jonker/jongen |
263,14 |
opgemerkt/opgemèrkt |
272,13 |
hoorde zij, hoorden/hoorden zij, hoorden |
278,20 |
je een beetje van me/me een beetje van je* |
283,12 |
Van der Welcke's/Van der Welke's |
| |
| |
286,18 |
Ja.../Ja - |
288,8 |
Nu/Na |
288,9 |
nu/na |
288,22 |
niet/niets |
288,33 |
niets/niet |
289,25 |
eindelijk zichzelven/eindelijk zich alleen |
289,32 |
niet/niets |
294,32 |
ideeën/ideëen |
296,17 |
verloren.../verloren.., |
299,33 |
zeiden/zeide |
303,11 |
onzegbare/onzichtbare |
303,28 |
dus/daar |
307,12 |
opklaren/opkleuren |
307,23 |
licht zijn/zijn |
307,28 |
wilde/wilden |
308,25 |
als/al |
313,12 |
hadden/nadden |
313,26 |
Naghel's/Naghel |
322,3/4 |
zelfde kamers/zelfde kamer |
322,4 |
die kamers/die kamer |
322,7 |
is/Is |
322,8 |
ook.../ook...? |
325,2 |
zoû/zou |
325,19 |
nederig/weemoedig |
327,14 |
keukenbelasting/keuken - belasting (keuk[en?] belasting) |
327,19 |
haar/haren |
328,30 |
kamers/kamer |
331,14 |
man was/man |
331,14 |
was,/was* |
332,28 |
lucht/lucht, |
335,15 |
dadelijk/eindelijk |
341,35 |
weêrschenen/weêrschemerden |
342,11 |
heugde/heugen |
343,24 |
gekroonlijsten/gekroonlijstten |
| |
| |
349,14 |
bezield/bezielde |
349,25 |
hen/hem |
351,20 |
lachende ook,/lachende, ook |
351,21 |
grauwe/groote |
352,8 |
vòl/wèl |
352,13 |
haar/hâar |
354,1 |
aan leven/een leven |
354,25 |
niet/niets |
357,13 |
witte weêrschijn/winter-weêrschijn |
357,28 |
voorzichtigen/voorzichten |
359,31 |
tric-trac/tric-tac |
360,14 |
van nerveus/heel nerveus |
361,8 |
Adeline/Adolfine |
361,8 |
was even,/was, even |
362,17 |
bespeurden/bespeurde |
363,4 |
haar man/hem maar |
363,9 |
met een boek/in een hoek |
363,20 |
alleen was er/alleen |
363,35 |
Wie/Wat |
364,15 |
trapdeur/tusschendeur |
371,3 |
terwijl/terwij |
373,20 |
salon/serre |
377,20 |
scène/scene* |
386,3 |
zoû/zoo |
388,11 |
u het/het u |
390,6 |
zij/wij |
390,7 |
zij/wij |
390,21 |
over/voor |
391,22 |
opbloei/opbloeien |
393,31 |
schudden/schroeven |
393,25 |
vreemd-duidelijk/vreemd duidelijk |
395,8 |
hèn/hen |
397,20 |
hij/zij* |
397,23 |
schreeuwerige/scheeuwerige |
398,1 |
nevrose/nervrose |
| |
| |
400,13 |
Marietje-Mary/Marietje, - Mary |
400,15 |
Marietje-Mary/Marietje, - Mary |
400,17/18 |
Marietje-Mary/Marietje, - Mary |
401,29 |
meê/meé |
403,33 |
snikte Adeline met/snikten Adeline en |
404,23 |
dien/dìen |
405,21 |
dat/tot |
407,2 |
haàr/haar |
407,23 |
Addy,/Addy |
409,12/13 |
dat het niet is... |
|
- Ik wil/dat het niet is... Ik wil* |
415,27 |
met/niet |
416,26 |
Marietje-Mary/Marietje - Mary |
417,4 |
treurde/treurden |
418,7 |
Marietje-Mary/Marietje - Mary |
418,20 |
Haag,/Haag |
421,23 |
jou/joû |
424,18 |
haàr/haar |
424,24 |
een/eens |
428,8 |
éven/even |
428,12/13 |
plotseling,/plotseling |
429,9 |
hem/hen |
432,17 |
was haar/was |
433,13 |
bontmantel/bonte mantel |
447,9 |
Van der Welcke/Vân der Welcke (hij) |
450,10 |
meê/meè |
452,16 |
tafel.../tafel.,. |
454,30 |
drie/die |
455,7 |
niet/niets |
460,24 |
gehéel/héel |
464,15 |
voelde zinken/voelen zonk* |
465,25-27 |
gaan... |
|
- Kom, zeide hij. Laat ons wat door de duinen gaan. |
|
- Neen/gaan... |
|
- Neen |
| |
| |
467,25 |
je... maar/je... |
468,10 |
hoû/hoù |
471,11 |
doorpriemde/doorpriemden |
474,3 |
zich/zicb |
474,10 |
zelfhoogte/zelf hoogte |
475,33 |
overweldigd/overweldigen* |
476,3 |
duidelijker/duidelijk |
476,18/19 |
wroetende/wantrouwend |
481,18 |
meer./meer, |
484,27 |
o Addy.../o Addy.,. |
485,22 |
om hen... voor zijn/om hem... voor mijn |
486,12 |
hen allen/hem alleen |
490,35 |
gekund/gekend |
495,18 |
Henri/Hans* |
496,33 |
probeeren,/probeeren |
| |
Varianten
De eerste druk van Zielenschemering en Het heilige weten vertoont ten opzichte van de handschriftversie de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgt de vroegere versie.Ga naar voetnoot70
9,21 |
van < voor |
9,22 |
champagne werd < champagne was |
10,5 |
daarop < dadelijk |
10,15 |
acht-en-veertig < 46 |
10,30 |
nog < zich nog |
11,11 |
twee-en-dertig < dertig |
11,16 |
Constant < Constant, een jongen, |
11,17 |
drie < twee |
11,17 |
baby, een meisje < baby |
| |
| |
11,18 |
Gerrit, de drie laatste, < Gerrit alle drie |
11,18 |
had genoemd < genoemd had |
11,23 |
vond < had gevonden |
11,31 |
er < ze |
12,2 |
instinctief < intuitief |
12,15 |
verheldering < verteedering |
12,15 |
grappen < grapjes |
12,16 |
maakte, de baby in haar baby-stoel, die < maakte, die |
12,17 |
achterlijkjes alleen < alleen |
12,27 |
als < dat |
12,28 |
twaalf waren en tien en negen < 10 waren en 9 en 8 |
12,32 |
voor < was |
14,1 |
sport, < sport, op paarden |
15,4 |
dof gedreun < hoefgedreun |
15,25 |
niets bij < met |
16,10 |
te < al te |
16,18 |
Karel < Karel... Karel |
16,21 |
weet... jij weet < kunt.... jij weet |
17,1 |
Nou < Kom |
17,24 |
waar < waarheen |
17,29 |
haar < mama |
18,1 |
van < van een |
18,30 |
overvol < als overvol |
19,14 |
toe < gaan |
19,31 |
heeft anders < heeft |
20,13 |
om < als om |
21,33 |
werk < noodig |
23,6 |
nam zijn parapluie < nam hoed, parapluie |
23,21 |
razend < als razend |
24,13 |
een < den |
24,14 |
Een < De |
24,15 |
Een < De |
24,15 |
weêr < niet |
25,5 |
in < als in |
25,18 |
handen en < handen, de |
| |
| |
25,26/27 |
neêr los in een < weêr als los in elkaâr |
25,29 |
weêr < meer |
26,14 |
veertiende < dertiende |
26,15 |
de < onze |
26,19 |
zal < wil |
26,29 |
Paul, bleek en ongedurig < Paul |
26,35 |
dwarrelden < dwaalden |
27,6/7 |
aardewerk < porcelein |
27,18 |
uit < als uit |
27,29 |
met < als met |
28,1 |
welke < die |
29,18 |
voor < in |
29,20 |
bescherming < als bescherming |
29,28 |
waarom < dat |
30,14 |
broêr < man |
30,24 |
met een duivelsch gegrinnik < als een duivelsche grijns |
30,27 |
blijven zitten < zitten gebleven |
31,9 |
gladde gezicht < gezicht |
31,10 |
het < het hem |
31,28 |
moeten < zullen |
32,1 |
Kijk < Zie |
32,14 |
met < als met |
32,14 |
de < zijn |
32,23 |
nu < ze |
34,6 |
Dáar < Dan |
34,26 |
moedertje < mama |
34,32 |
schoonmama < schoonmoeder |
35,8/9 |
afspreken... om te < afspreken: te |
35,18 |
waardeerde zij bizonder, dat < begreep zij heel goed, dat |
35,28 |
hare < in die |
35,30 |
Moeder, had zij < Zij had |
36,6 |
verzonken < gezonken |
36,9 |
oom < hun oom |
| |
| |
36,15 |
uit een < uit elkaâr |
36,18 |
naïef < als naif |
36,24 |
omdat < leegte hierom omdat |
36,33 |
negen < acht |
37,3 |
als kinderen en kleinkinderen < als trouw de kinderen |
37,27 |
werd het < was het |
37,28 |
zwaar < diep |
37,34 |
duisterende < duisteren |
38,4 |
ook al hadden zij, stil, het gedacht. < dan stil, in het geheim, tegen elkander. |
38,9 |
groot < het |
38,14 |
er aan dacht < het idee kreeg |
38,23 |
meenden, < vonden |
39,16 |
snikken < snikbui |
40,1 |
bonzende < kloppende |
40,6 |
eerst: < eens, |
41,12 |
toegedronken met < toegedronken, een |
41,15 |
voor < van |
41,16/17 |
zoo goed als < even als |
41,21 |
gebleven < geworden |
41,28 |
haar aandoening < zich |
41,28 |
riep < vroeg |
43,20 |
met < in |
43,31 |
haar < hen |
44,2 |
alleen: de verpleger zoû op zijn hoede zijn. < alleen. |
44,9 |
naar < vast |
44,29 |
schudde met < schudde |
45,1/2 |
met zijn minachting < zijn minachting |
45,11 |
totaal < volkomen |
45,11/12 |
zóo heel < van zóo |
45,17 |
weten < voelen |
46,12 |
hij plotseling < hij |
46,28 |
verheugd en niet kunnende gelooven < verheugd |
46,32 |
want < maar |
| |
| |
49,18 |
wat < dat wat |
50,14/15 |
geteekend < als geteekend |
50,15/16 |
het, in veel gegolfd haar, puntige gezichtje < het gefrizeerde, puntige gezichtje |
50,29 |
mooie < modieuze |
52,4 |
naar < aan |
52,28 |
waren ze < was het |
53,10 |
arme jongen < arm kind |
53,33 |
halven < kleine |
55,6 |
langer geleden < langer |
55,16/17 |
de oude vrouw < zij |
55,17 |
zij < de oude vrouw |
55,24 |
Neen < Ja |
56,35 |
zijn van < gaan voor |
57,23 |
een < dan een |
58,24/25 |
moest, dat hij energie moest hebben... zijn leven maken moest en als met < moest... en als in |
58,29 |
Maar u < Neen u |
58,35/59,1 |
gelukkig... en het kan ons niet schelen welke horreurs ze van ons in Holland vertellen. Denkt < gelukkig... Denk, |
59,3 |
niet < niets |
59,9/10 |
zeggen en zij sloot de oogen of zij een slag had ontvangen. Zij werd bleek. Zij wilden < zeggen; zij wilden |
59,10 |
niet < maar niet |
59,14/15 |
zij nu niet < zij niet |
59,32-60,2 |
fatsoenlijkheid... Schemerde [...] opgevoed...? Zijzelve had < fatsoenlijkheid... Zij had |
60,3 |
gevonden < geraden |
60,3 |
zij had < zelve had zij |
61,5 |
leven. Verknoei het niet. < leven. |
61,12 |
O, neen < Neen |
61,17 |
wijsvinger en duim < wijsvinger, duim |
61,32-62,12 |
tante... |
|
- O kind [...] vijftig... |
| |
| |
|
Beneden < tante... En beneden |
62,12/13 |
klonken. Het gewone leven wemelde terug... < klonken. |
62,14 |
Addy...! zei Constance. < Addy... |
62,25 |
uitloopen < uitkijken |
62,32 |
in < als in |
63,25 |
hadden < hielden |
63,28/29 |
oom Adolf < oom |
67,2 |
het station < de spoor |
67,11 |
over < om |
67,13 |
den tuin door, den weg < tuin door, weg |
67,24 |
geketende < gekerkerde |
67,26 |
Marianne, met tranen < Marianne weenende |
68,16 |
naar < in |
68,21 |
Bertha nu < Bertha |
69,30 |
en... < en.. en |
70,22 |
voert < en voert |
70,30 |
niets, zoo < niets... o zoo |
71,6 |
om niets < om niet |
71,27 |
wel wat < overvloed |
71,28 |
nog < later nog |
72,10 |
korreltje... en niet te verlangen meer naar < korreltje... en voor honger en dorst te stillen... niet te verlangen naar |
72,19 |
dan < nu |
75,7 |
dat oom < als hij |
75,11 |
aan... < aan, te |
75,19 |
Ernst < hij |
75,34 |
het < het van |
77,1/2 |
dringen en dwingen < dwingen en dringen |
77,6 |
al < als |
77,8 |
éen < éen enkele |
77,14 |
zwartige < zwartige [xxx] |
78,16 |
blikken < blik |
79,8 |
neêr < als neêr |
| |
| |
80,13 |
peinzen, in zijn meditatie een grijpen-willen, als met < peinzen, als met |
80,17/18 |
liefde, en vooral met heel heilig weten willen voor anderen en voor zich... < liefde en vooral met willen begrijpen... |
80,19/20 |
zeggen dat wat hij nu al zoo heel goed wist voor zich... Met < zeggen... Met |
80,28 |
meende, dat... < meende... |
81,34 |
vrouw < mama |
82,30 |
klaren < blauwe |
82,34 |
boeken en < boeken, uw |
83,16 |
onfeilbaar < onfeilbaar oom |
83,34 |
plat < plots |
84,17 |
vooruit < vooruit te gaan |
84,18 |
op < op te gaan |
85,4 |
lichter te < lichter |
85,33 |
zoû hij < hij zoû |
86,10 |
zeggen < te zeggen |
86,15/16 |
veel hare < vol van hare |
87,24 |
moedertje < mama |
88,4-8 |
mama en dat [...] Wie zal mij < mama. Maar ook, wie zal mij |
88,9 |
wat < dat wat |
88,9/10 |
ben ik soms verbaasd om < twijfel ik soms aan |
88,11 |
zeker < misschien |
88,15 |
heel < zoo |
88,19 |
kwam < welde |
88,22 |
dat nu < het van |
89,4/5 |
Papa zoû er om voldaan zijn < papa erin tevreden |
89,12/13 |
weinig, maar haar < weinig van haar |
89,15 |
het < dat |
89,18 |
wij < dat wij |
89,19 |
mij < tot mij |
89,19 |
hem < tot hem |
89,21 |
van waar < waar |
| |
| |
89,29/30 |
probeeren je < je probeeren |
90,4-6 |
- Hij weet het nu, [...] weten...!! < - Hij heeft het gevonden, dacht zij, opziende naar de sterren, die het zoo zeker wisten. |
90,11 |
niet < niets |
90,15 |
zijn. < werken. |
90,25 |
zonderling < vreemd |
90,26 |
waarom < dat |
91,2 |
die < dat |
91,10 |
het < dan het |
91,17 |
tressen < brandebourgs |
91,29 |
zelfs < dikwijls |
92,13 |
tusschen < door |
92,16 |
afspraakjes < afspraken |
92,20 |
Buitenzorg < Batavia |
92,25 |
maar even < even |
93,13 |
toch, toen < toen toch |
93,21 |
om < met |
93,32 |
nooit < niet veel |
94,13 |
stuk < dood |
94,16 |
werkelijk driftig < driftig werkelijk |
95,20 |
voor < hem voor |
95,24 |
sterk < juist |
96,24 |
van < als van |
96,25 |
hield < torste |
97,2 |
te moê < als te moê |
97,4 |
al < als |
97,5 |
met < als met |
97,29 |
als < of als |
98,28 |
te samen < bij elkaâr |
98,31/32 |
zoû behoeven te < zoû |
99,27 |
baboe; baboe, boeang! < baboe, boeang, baboe! |
100,18 |
de drie meisjes < de drie meisjes, de jongen Herman |
100,19 |
dan lachten tante en nichtjes: < en de meisjes lachten: |
100,23 |
je eten < ja Herrit |
| |
| |
100,24 |
manier < manie |
100,34 |
Kom < Nou |
101,4 |
lachen < lach |
101,9 |
dat < het |
101,19 |
een wissel trok op zijn maag < hem vermoordde |
101,21 |
om < als om |
102,2 |
te < in |
102,7 |
misselijke < onmogelijke |
102,7 |
aan Lien < Lientje |
102,24 |
Gerrit < kerel |
102,28 |
ga < reis |
102,29 |
en de < de |
102,31 |
nog < alles nog |
103,15 |
zei Paul even < vulde Paul aan |
103,29 |
uiten < zeggen |
103,32 |
met < als met |
103,33 |
niet < niets |
103,35 |
mierennest < [xxx]nest |
104,17 |
ervan - zoo < ervan - het decoratieve vooral in ons leelijk modern leven - zoo |
104,23/24 |
Willem i < Willem i of van koningin Wilhelmina |
104,29 |
symbolizeeren < [xxx] |
105,3 |
en nieuwer dan < dan |
105,4 |
het menschelijk-ellendige < wat menschelijk-ellendig is |
105,13 |
doen < iets doen |
105,24 |
had < wat had |
105,32 |
noch < en noch |
105,35 |
negen < acht |
106,13 |
heel < als |
107,16 |
veel < heel veel |
107,34 |
maakt < maakte |
108,1 |
zoo < nu zoo |
108,6 |
Ja < Neen |
108,25 |
zonder < als zonder |
| |
| |
108,32 |
was < telde |
109,7 |
samen < dun |
109,24 |
om < aan |
110,8 |
voortgestuwd < voortbewogen, zou hebben voortgestuwd |
110,12 |
zonder < als zonder |
110,16 |
bloemen < bloem |
110,26 |
bij ons komt < het doet |
110,33 |
in < als |
111,6 |
even < zoo even |
111,30 |
uit een < uit elkaâr |
111,31 |
weg < weg van elkaâr |
112,8 |
uit een < uit elkaâr |
112,17 |
nog niet < niet |
112,28 |
die < dat |
112,29 |
innig < als innig |
114,1 |
zich < hem |
118,11 |
dag < die dag |
118,21 |
twaalf < tien |
118,21 |
Twaalf < Tien |
118,22 |
twaalf < tien |
118,28 |
Twaalf < Tien |
119,14 |
weigerden < misgunden |
119,16 |
ribben < knoken |
119,20 |
zijde < kant |
119,23 |
met haar < uit hun |
119,26 |
afgeleid < afgeloodst |
119,34 |
met < als met |
120,10 |
waarin < waar |
120,13 |
een over < als een over |
120,20/21 |
en hoe zij geld < en geld |
121,1 |
sloeg < wierp |
121,2 |
treuriger < maar treuriger |
121,13/14 |
geweest was < was geweest |
121,14 |
trots < na |
| |
| |
121,21 |
met < samen met |
121,33 |
naar < voor |
122,23 |
haar < in haar |
122,24 |
met < als met |
123,2 |
maar < soms |
123,18 |
een < de |
123,24 |
zag < zat, |
123,34 |
de jaloerschheid op Constance < een jaloerschheid |
124,3 |
en nu < maar wat |
124,8-12 |
- Maar al ga ik niet in de diplomatie, oma, daarom kan ik toch wel... |
|
De oude vrouw wenkte bitter met de hand tot zwijgen. |
|
- De diplomatie is de mooiste carrière, zeide zij bits... Er is niets boven... Het zijn < - Waarom, oma? Had u op mij gebouwd, om mij eerst te zien een simpel legatie-secretarisje, en dan later... |
|
- Ja kind, ik weet het wel.. een simpel legatie-secretarisje... Het zijn |
124,17-19 |
oogen. |
|
Zij bedroog zich in zijne teederheid. |
|
- Wil < oogen. |
|
- Wil |
124,19/20 |
Addy? vroeg zij zachter en streelend. < Addy? |
124,21 |
rustig, beslist < zacht, kalm |
125,12 |
van < als van |
125,14 |
twaalf < tien |
125,21 |
Die < De |
125,24/25 |
hoorde hij de < en de |
125,26 |
door < in |
125,31 |
iets < als iets |
125,34 |
van < terug van |
126,15 |
als < al |
126,20 |
met < als met |
126,29/30 |
trappend < als trappend |
| |
| |
127,27 |
in < om |
127,30 |
twaalf < tien |
127,33 |
dit kostbare oogenblik < die kostbare minuut |
127,33 |
twaalf < tien |
128,6 |
niets < niet |
128,34 |
het niet < niet |
129,6 |
eéns < nog |
129,11 |
Twaalf < Tien |
129,18 |
twaalf < tien |
129,23 |
voor < als voor |
129,28 |
over zijn sabel, in zijn < in zijn sabel, zijn |
130,7 |
het doosje < de standaard |
130,8 |
van < als van |
130,16 |
tot < als |
133,9 |
aanhuilen < aankomen |
133,18 |
zijn stoel < de stoel |
133,29 |
hoe < dat |
134,3 |
Addy nu was < Nu was Addy |
134,12 |
geven < weten |
134,13 |
die < dat |
134,22/23 |
ga je < gaat u |
134,28 |
dat kunstwerk < dat kunstwerk, dat boetseerwerk |
134,32 |
rommelsche < rommelsche, vieze |
134,33 |
poetsen < altijd poetsen |
135,5 |
mis < raar |
135,10 |
Nu zeg me, met wie begin je dan? Zoû je < Nu en na mij wie genees je dan? Na mij zoû je |
135,13 |
leeren bijwerken < bij leeren werken |
135,14 |
iets, dat < iets wat |
136,14 |
zijn sleutel < rustig zijn sleutel |
136,19 |
tot < als tot |
137,19 |
niet? < hoor? |
139,1 |
twaalf < tien |
140,22 |
deur, in < deur, als in |
140,23 |
in < als in |
| |
| |
140,29 |
klagend... < klagend aan zijn ooren.. |
141,9 |
nooit < nooit lang |
141,18 |
twaalf < tien |
141,21 |
twaalf < tien |
141,31 |
twaalf < tien |
142,13 |
Groote God < God, god |
142,24 |
sleepten, sjokte < sleepten[?], als een laat[?] [xxx], sjokte |
142,32 |
dezen < daar |
143,11 |
een < als een |
143,13 |
dan < als |
143,17 |
dit < dat |
143,19 |
somber als < donker als de |
143,28 |
voor den gek houden. < verneuken... |
143,32 |
tòch < dan |
144,12 |
crême < liquide |
144,22 |
een < als een |
145,5 |
van < als van |
145,24 |
om < der |
145,25/26 |
hield ze hem nog steeds voor den gek < verneukte ze hem nog altijd |
145,26 |
Maar toen < Maar toch |
145,26 |
toen voelde < toch voelde |
145,35 |
boren < zich boren |
146,16 |
opperst < uiterst |
148,5 |
meer < weêr |
148,21 |
gouden < lachende |
149,7 |
sturen < zenden |
149,25 |
dus, < dan |
150,28 |
van leven < in leven |
151,21 |
gezwaaid < als gezwaaid |
151,31 |
houden. Naderde het groote Verdriet niet dichter...? Zoo < houden. Zoo |
152,2 |
In < Als in |
152,31 |
placht te zitten, < zat uit te kijken |
| |
| |
152,35 |
die < hij |
154,7 |
geopenbaard < gezegd |
155,15 |
waarlangs < waarheen |
155,31 |
binnen < haar |
155,33 |
gaan met < gaan om |
155,33/156,1 |
om die < van die |
156,18 |
Delftsch < porcelein |
156,29 |
was < ging |
156,35 |
aanhuiverde < als aanhuiverde |
157,18 |
onhandig < als onhandig |
157,27 |
in < al in |
158,29 |
middags < avonds |
159,7 |
heb ik gewenscht < had ik gaarne |
159,24 |
o en < is er |
159,28 |
heb < ben |
160,30 |
aan < voor |
162,9 |
mevrouw Van der Welcke < de oude vrouw |
163,18 |
hoor < hier |
163,35 |
Waarom < Mama |
165,1 |
met < als met |
165,4 |
van < met |
165,4/5 |
Tante Tien... tante Rien < Tante Rien... tante Tien |
165,9/10 |
voorgedachte < voorgedachten |
165,10 |
voorgevoelen < voorgevoelens |
165,30 |
wilde < moest |
165,33 |
voorgedachten < voorgedachte |
166,1 |
dan om < dan |
166,21/22 |
de wind, < die wind |
166,35 |
alle < alle voor |
167,33 |
kalmer < kalm |
168,15 |
Je bent < U is |
168,23-25 |
- Neen, je bent niet pozitief... Het is zoo vreemd: je hebt een fluide... die pozitieve menschen niet hebben kunnen... Je kalmeert... Als ik tegen je aanlig, word ik |
| |
| |
|
kalmer... Hoor, hoor, hoe < - Je weet nog niet, hoe je bent. |
|
- Neen... |
|
- Mijn jonge jongen! |
|
- Ja... je jonge jongen... Hoor, hoe |
168,27 |
luisteren < hooren |
168,35 |
weêrschijn < schijn |
169,2 |
joeg < steeg |
169,15 |
niet < het niet |
169,19 |
zich < haar |
169,20 |
een < nu een |
169,20 |
even twaalf < twaalf |
169,23/24 |
zes, vier, twee < zeven, vijf, drie |
169,30-170,4 |
haverklap... Adèletje, [...] Maar een vroolijk paartje waren Gerdy en Constant < haverklap... En een klein groepje waren Gerdy en Constant |
170,6 |
kinderlijkjes < klein |
170,8/9 |
oudere jongens < anderen |
170,26 |
zachte < zachte donkere |
170,32 |
kwam < was |
171,25 |
hulp, behalve misschien stille Adèletje, wat < hulp, wat |
171,31 |
kinderen, ook al had Klaasje een heel dom lachje... Zoo, had zij < kinderen... Zoo, had zij |
172,16 |
dreunde < naderde |
174,12 |
goed, Gerrit < goed |
174,22 |
de negen < de acht |
175,12 |
dollach: de < dollach, en |
176,10 |
nacht < dag |
179,2 |
hoor < hè |
179,6 |
kinderen niet... < kinderen |
179,23 |
broêr < mijn broêr |
179,26 |
niet waar < hè |
179,32 |
thuis, denk je? < thuis, |
179,33/34 |
voorkamer < rookkamer |
| |
| |
181,23 |
kunnen < altijd kunnen |
181,33 |
Adolfine zacht. < Adolfine |
182,28 |
een < na een |
182,31 |
had niet éen van de kinderen durven zeggen < nog minder konden zij haar zeggen |
183,18 |
die < wie |
183,19 |
gezicht < gezicht zich |
183,26 |
zaten en staarden < staarden |
183,31 |
zij, de kinderen, eindelijk < zij eindelijk |
184,4 |
integendeel < alleen |
184,19 |
waarneembare < meetbare[?] |
184,23 |
het gouden kostuum < de gouden uniform |
185,3 |
hen < hem |
185,19 |
verdriet, verdronk < verdriet, |
185,25 |
met < als met |
185,27 |
werktuigelijk: < als werktuigelijk |
186,19/20 |
deed vluchtig zijn dienst < vluchtig zijn dienst doende |
187,3 |
in < als in |
187,16 |
gejokt < gezegd |
188,22 |
om < als om |
188,24 |
rechts < links |
189,3 |
door < als door |
190,2 |
door < na |
190,3 |
op... < op.. op! |
190,26 |
smeèt men een water < smeèt ze emmers |
190,35 |
was < was nu |
191,6 |
keer < keer toe |
191,7 |
en < en haar |
191,10 |
Rrrr... < Rrrr... rrrr... |
191,23 |
haar kleêren... haar < der kleêren... der |
191,32 |
de enveloppe < het enveloppe |
191,34 |
de < het |
192,15 |
wakker schudden < als wakker schreeuwden |
192,19 |
anderen < andere agenten |
| |
| |
192,21 |
genageld < als genageld |
192,26 |
het Kanaal < de waterpartij |
192,34 |
Kerkhof bij de Boschjes < kerkhof |
193,9 |
Rrr... Koud en kil water... < Rrr... rrr... de waterpartij... |
193,9/10 |
hij geen twintig minuten geleden langs koud en kil water geloopen < hij er geen twintig minuten geleden langs geloopen |
193,12 |
met < in zijn |
193,17/18 |
waterlelies < als waterlelies |
193,19 |
der blikken < van oogen |
193,24 |
gestuwd < als gestuwd |
193,27 |
dij, < dijen |
194,5 |
een vrouw < Pauline |
194,10 |
snijdende door < snijdend in |
194,14 |
tot < als |
194,16 |
die vrouw, < Pauline |
194,30 |
ook daar < daar |
194,31 |
het Kanaal < de Waterpartij |
195,16 |
voor < al voor |
195,21 |
vermoord... hij < vermoord... op straat, heel laat... hij |
196,6 |
al < als |
196,13 |
met < als |
196,14 |
alles < alles en allen |
196,15 |
en < en als |
196,18 |
volgde... < volgde... Ter zijde |
196,24 |
het < hun |
197,6 |
avond < nacht |
197,8 |
het nu weêr < het |
197,13 |
waar was < waar waren |
197,23 |
hem < hen allen |
198,15 |
Zij is < Zij, |
198,21 |
de portier < de man |
198,24 |
over < om |
| |
| |
199,2 |
strooiden < strooide hij |
199,4-7 |
vrouw... |
|
De stemmen riepen... |
|
- Ja ja... ik kom meê... Ik kom meê... |
|
De stemmen lonkten hem < vrouw... |
|
- Meê! Meê! kom je meê. |
|
- Ja... Ja.. ik kom meê.. Ik kom meê... |
|
De stem scheen hij altijd te hooren, de stem van zijn zuster: zij lonkte hem |
199,7 |
draafde < rende |
200,3 |
wij, Adèletje... Gerdy < wij Gerdy |
200,16 |
het heel, heel < het hun heel |
200,25 |
dan, naar het schijnt, vermoord < dan vermoord |
200,27 |
een duistere < een |
200,27-31 |
Parijs. |
|
- Ik dacht, dat hij zich van kant had gemaakt? |
|
- Wij weten eigenlijk van niets... Constance heeft niets geschreven. |
|
- Het is intusschen al < Parijs. |
|
- Het is al |
201,2-4 |
por...? |
|
- Als hij zich niet van kant heeft gemaakt... |
|
- Van < por... |
|
- Van |
201,14 |
toch < het is |
201,35 |
niemand. Neen < niemand. |
|
- Neen |
202,22 |
rampzalig < verdrietig |
202,26-203,14 |
leven...! [...] De kindertjes zijn in de eetkamer < leven... |
|
- Kind,.. wat wij dan[?] toeval noemen... is het dat wel... |
|
- Geloof me dat het dàt is... de dood van Henri. |
|
- Mijn arm kind... hebben alle uiterlijke dingen niet een beteekenis... innerlijk... en een bedoeling... die wij niet altijd weten... |
| |
| |
|
Het rijtuig stond stil voor de villa: Truitje opende. Tante, zei Emilie: u woont hier vlak bij het kerkhof. Vlak bij ons familiegraf - dat van oma[?] - waar grootpapa ligt, waar papa ligt... waar wij Henri nu brengen. Heeft u expres hier uw huis gezocht.. indertijd.. |
|
- Misschien kind, wat weten wij... wat wij doen in onbewustheid... |
|
- Mevrouw, zei de meid: de kindertjes zijn in de eetkamer |
203,20 |
twee < als twee |
203,21 |
Constance werktuigelijk < Constance |
203,33-204,7 |
droomde... Het [...] doodmoê... |
|
- Tante < droomde... |
|
- Tante |
204,12/13 |
hinderen... zei ze met een doode stem. Mama < hinderen... Mama |
204,14/15 |
En zij viel bijna flauw in een stoel. |
|
- Tante < Emilie knielde bij haar neêr |
|
- Tante |
204,15 |
Emilie < zij uit |
204,16/17 |
Waar... waar moet ik heen? < Maar vraag mij niets... o vraag mij nooit iets. |
204,18/19 |
Zij snikte, als gek, neêrgezonken tegen Constances knieën. De kinderen weenden ook. < En na de moeite die zij gegeven had gedurende dien nachttrein, om zich op te houden, in de spoor, aan de stations, gedurende dat oogenblik[?] dat Henri's kist getorst werd naar de lijkwagen toe - barstte zij uit in tranen. De kinderen ook weenden. |
204,21 |
tragische leven zwaar. < mysterie zwaar... |
205,9 |
bliksem < bliksems |
205,23/24 |
trok hij < trok |
206,28/29 |
waarin een hel van gezichten opvlamde < waarin tal van gezichten opvlamden |
| |
| |
207,28 |
onmachtig < als onmachtig |
208,1 |
zielloos < eenzaam |
208,13/14 |
in de armen < dat lag in de arm |
208,26 |
waar < maar |
209,23 |
en zij < en |
209,28 |
zich < hem |
210,4 |
hoor < kerel |
211,5 |
de anderen, vier < de oudsten, de drie |
213,10 |
rond < om |
213,14 |
slap < als slap |
213,27 |
zoo < als |
214,1 |
En < En als |
214,2 |
gedachten < gedachte |
214,2 |
een < als een |
214,3 |
neêr < in hem neêr |
214,4 |
uit de < als uit de |
214,4 |
uit zijn < als uit zijn |
214,20 |
in < als in |
214,28 |
in de, voor de anderen < in |
214,34 |
hen < ze |
215,1 |
éen van hen, dan uit < van hen allen, dan van |
215,4 |
met een < als een met |
215,5 |
op < ze op |
215,7 |
Marie, Adèletje < Marie |
215,8 |
negen < acht |
215,9 |
dat < die |
215,18 |
met < als met |
215,19/20 |
zijn magere < die magere |
215,28 |
niets < niet |
216,5 |
bijna < bijna geheel en al |
216,19 |
maar < nu maar |
217,3 |
Ernst < hem |
217,8 |
tastende < als tastende |
217,9/10 |
hooren < merken |
217,22 |
laten < te laten |
| |
| |
218,19 |
ruim < vol |
218,31 |
werd < was |
219,12 |
toch < dan |
219,13 |
dan < nu |
219,18 |
gedaan: voor < gedaan, hij |
219,22 |
negen < acht |
219,26/27 |
verder leven < ouder leven |
219,31 |
met < als met |
219,33 |
hem toch niets < het hèm niet |
220,6 |
gezicht < gelaat |
220,6 |
armen, die hingen < arm, die hing |
220,8 |
niet opgelet < als niet opgelet |
220,25 |
en < om |
221,2/3 |
Marietje, Adèletje, < Marietje en |
221,16 |
een melancholische < als een melancholische |
221,27 |
verpletterd < als verpletterd |
221,29 |
de snikken < de snik |
221,30 |
de snikken < de snik |
221,31 |
in < als in |
221,33 |
had < zoû hebben |
221,35 |
aan < als aan |
222,6 |
snikken < snik |
222,18 |
negen < acht |
222,22 |
met < als met |
222,32 |
heel diep < als heel diep |
222,35 |
machteloos < als machteloos |
224,13 |
had moeten blijven < moest zijn |
224,18 |
knieën < knie |
225,11 |
toch < maar toch |
225,14 |
naar kind < maar naar kind |
225,24 |
en hem hielp zich < en hem begon te helpen zich |
225,29 |
opgesmeerd < uitgesmeerd |
226,7/8 |
vielen vlokken op vlokken < viel vlok neêr op vlokken |
226,8 |
met < als |
| |
| |
226,10 |
menschen, < mensch |
226,18 |
zoo < als |
226,19 |
blind, blind en blank schemerniets geworden < blind: als blind en blank schemerniets worden |
227,2 |
in verjeugdigde < als in verjeugdigde |
227,27 |
meer? Zij dachten zuiniger in Indië te wonen < meer |
227,31 |
aan < om |
229,10 |
zeiden zij < zei men |
229,14 |
fluisterde de oude vrouw, helder van oogen < zei de oude vrouw |
229,30 |
avond...? < maal... |
230,10 |
met < als |
230,19 |
Welcke aan de deur < Welcke |
231,6 |
- Gaan de anderen ook weg? < - Zijn de anderen weggegaan |
231,14 |
dat < het |
231,27 |
een tijdje < tijden |
231,31 |
voeten < voet |
232,2 |
toegeknepen < als toegeknepen |
232,19 |
bellen < te bellen |
232,21 |
gaan < te gaan |
233,7 |
in een < als in een |
233,16 |
een uitgerekte < als een uitgerekte |
233,17 |
uitgestooten < als uitgestooten |
233,21/22 |
Gerrit... Oom Gerrit is... dood... Oom Gerrit heeft zich... < Gerrit.. |
|
- ... |
|
- Oom Gerrit is.. dood |
233,24/25 |
verblindend < als verblindend |
233,25 |
om < als om |
233,26 |
schril < schreeuwde |
233,28 |
kleine < de kleine |
233,30 |
grond < grond lag |
233,30 |
of < en het was of |
234,2/3 |
dood!! |
| |
| |
|
- Neen < dood... |
|
- Is hij dood... |
|
- Ja, hij is dood... hij is dood... |
|
- Neen |
234,4 |
koud... nat... bloed... < koud.. |
234,5 |
Zij < Maar zij |
234,5 |
van < vol van |
234,6 |
Ja, den < Ja, om de |
234,7 |
stijve < doode |
234,8 |
deuren < deur |
234,14 |
Adeline terug < Adeline |
234,17 |
Zij < Maar zij |
234,17 |
terug < als terug |
234,20 |
zoo < dan |
234,26 |
niet; < niet om |
235,8/9 |
twee, machteloos, - < twee, - |
235,9 |
en van < van |
235,19 |
kamer < salon |
235,23 |
met < als |
236,1 |
hen < haar |
236,7 |
geen < geen een |
236,26 |
zij en dacht, of < zij, of |
236,26 |
zouden sleepen over < waren heengesleept over |
236,27 |
hoevele zwarte uren < alle de zwarte uren |
236,27 |
hoevele zwarte nachten < alle de zwarte nachten |
236,32 |
duistere < donkere |
236,33 |
niet < als niet |
239,8 |
wil bij < bij |
239,10 |
kind... Bij jou, < kind... - Kind... horen[?] we samen nog als je wil[?] wonen... Bij jou, |
245,4 |
moeilijk < als moeilijk |
245,5 |
langs < op |
245,5 |
nu < alleen nu |
245,9 |
tegen < tegen de |
245,9/10 |
wereldlucht < luchtwereld |
| |
| |
245,11 |
zoo dicht < als zoo dicht |
245,17 |
bukten, < schenen te bukken |
245,19 |
aan den < aan |
245,26 |
van < van haar |
246,3/4 |
in haar mouwen < langs de arm |
246,4 |
haar rug < den rug |
246,25/26 |
doen. Wij geven allen Addy wel veel last... Wanneer < doen. Alex is nooit dankbaar er voor. Wanneer |
246,33 |
mondje < mond |
247,6 |
toe < voor |
247,18 |
Neen, hoe < Maar hoe |
247,19 |
aandoening < impulsie |
247,23 |
dat, waaraan < aan dat wat |
247,23 |
was het niet < wat was het |
247,25 |
en < dat zij |
247,28 |
er < als |
248,2 |
koesterde < had meenen te koesteren |
248,15 |
invloed; hij, die < invloed, die |
248,35 |
ging de laan recht op < liep de weg uit op |
249,12 |
wanneer < als |
249,16 |
Dan < Nu |
249,20 |
met een < als een |
249,20 |
nu < terwijl |
249,21 |
dien < den |
249,31 |
de < met de |
249,35/250,1 |
om den grooten trap niet telkens behoeven te gaan < om naar boven te gaan, en niet om te loopen den grooten trap |
250,2 |
hier < hier heen |
250,7 |
oude < stokoude |
250,17 |
sombere < kleine |
250,18 |
keer < keer, alleen |
250,28 |
die, < die zelfs |
251,11 |
Constance < zij |
251,26 |
zal < moet |
| |
| |
251,28 |
salon < kamer |
252,3 |
andere < verschillende |
252,18 |
lamp < lampen |
253,8 |
warrelde < wemelde |
253,8 |
reeds < al |
253,21 |
allemaal bij < alle maar bij |
253,21 |
allemaal komen < alle maar komen |
253,26 |
in! < aan, |
253,28 |
en tranen < van tranen |
254,5 |
want < maar |
254,17 |
oma < mama |
254,19 |
had gemakkelijk < had |
254,26 |
woonde Emilie < Emilie woonde |
254,28 |
bleek < was bleek |
255,1 |
pleegvader < vader |
255,26 |
ze < en |
255,31 |
Constance < zij |
256,8 |
voor < om |
256,11 |
kon zijn... < was. |
256,14/15 |
geweest: twee blonde zoete kindertjes. < geweest. |
256,18 |
oudste zusje gekregen < oudste beet[?]gekregen |
256,23 |
waren geworden < waren |
256,28 |
angstig < somber |
256,28/29 |
geworden, menschenschuw, in zichzelven teruggetrokken, < geworden en vooral ontevreden, in zichzelve teruggetrokken |
256,30 |
blik vol ontzetting < linkschen blik |
256,30 |
verontrustte < beangstigde |
256,34 |
jaren < jaren al |
256,34 |
zoo weinig < volstrekt niet |
257,3 |
bang < schuin |
257,8 |
papa < grootpapa |
257,11 |
pleegkind < kind |
257,12 |
zijn vader < hem |
257,14 |
wel < nu wel |
| |
| |
257,15 |
Guy < de jongen |
257,17 |
daarna, Constant, op < Constant was op |
257,19 |
heel < wat |
257,19-21 |
nu sufjes en stilletjes, dan uitgelaten dol, maar zoo onnoozel, dat zij nog niet kon lezen... < wat sufjes soms, en wat stilletjes, met een schuchter lachje van pijnlijke verlegenheid... |
257,24 |
en < aan |
258,12 |
dien < ze |
258,23 |
schijnsel < licht |
259,11 |
een heel kinderachtig prentenboek < een boek |
259,17 |
was < stond |
259,18/19 |
waas... onbewust... in haar langzaam ontwakende hersentjes van achterlijk kind... Om < waas... Om |
259,21 |
duwde er haar kopje onder... < legde onder den palm haar kopje |
259,28 |
japon < schoot |
259,31 |
nerveus weg in zijn schouders gekropen < onverschillig |
259,33 |
En < Maar |
260,22 |
Nu goed < Goed |
260,23 |
doende; < en ongehoord driftig: |
260,23 |
zette < en zette |
261,8 |
het < het kind |
261,18 |
dankje < merci |
262,8/9 |
bemoei-allen < handen |
262,25 |
ze hield veel van haar man < ze had veel van Addy gehouden |
262,27 |
zich < haar |
263,2 |
nu < van |
263,12 |
jonker < jongen |
263,20 |
de < ook[?] |
263,22 |
jonker < jongen |
263,22 |
nieuwe schoentjes < schoentjes |
263,24 |
fijngevoelig < susceptibel |
| |
| |
263,33 |
zich toch nooit meesteres < toch nu half meesteres |
264,1/2 |
hield zij zoo dol veel van Addy < had zij van Addy gehouden |
264,7 |
familiekring < familieregeering |
264,25/26 |
juist naar de voorkamer kwam < zich juist naar de voorkamer begaf |
266,6 |
Neen, neen < Neen, oom |
266,7 |
moeder < mama |
267,10/11 |
en indringen allen, die meê met haar waren binnengedrongen < en alle haren meê met haar waren binnengedrongen |
267,20 |
was geweest < was |
267,31 |
dwalende zocht < dwalen zoû |
267,33 |
aan Van der Welcke was ook Constance < ook aan Van der Welcke was zij |
267,34 |
neven en nichten < kinderen |
267,35 |
die < de |
268,9 |
behoeften < eischen |
268,13 |
een < het was een |
268,25 |
chauffeur < stooker |
268,27 |
aan < over |
269,4 |
een < eens, een |
269,9 |
haar < haar oude |
269,15 |
vroeger < arm |
269,28 |
er meê < daar meê |
270,9 |
kinderen < jongens |
270,18 |
zoo < als |
270,33 |
Gerdy in de gang < Gerdy |
270,34 |
koû, wat < koû, o wat |
270,35 |
meiden, < meiden, de knechts |
271,6 |
Truitje < de knecht |
271,28 |
jas ook < jas, |
271,29 |
grauwblauwe < blauwe |
272,3 |
Alex < Zelfs Alex |
272,3 |
lang aan < aan |
| |
| |
272,4 |
bijna, in < bijna ziende om zich heen, in |
272,24 |
haar < hun |
273,8 |
zoenen < drukken |
273,18 |
Den < Die |
273,29 |
grauwblauwe < blauwe |
273,31 |
gemaakt < gehad |
274,15 |
En ben je voor hem geslaagd < En heb je wat voor hem gevonden |
274,22 |
had gehad < had |
275,3 |
was < zoû |
275,33 |
nette < vieze |
275,34 |
nette < vieze |
276,2 |
Niet zoo erg < Neen zoo erg niet |
276,2 |
klein huis < klein huis dat[?] huis |
276,24 |
ernstige < ernstige, blauwe |
276,35 |
droeve < droeve, blauwe |
279,15 |
dit < dat |
280,18 |
tien < een tien |
280,32 |
ontzet < als ontzet |
281,16 |
een < een heel |
281,25 |
En < Is |
282,12 |
waren < woonden |
282,14/15 |
drieduizend < tweeduizend |
282,24 |
weêr informeerde < kwam informeeren |
282,26-284,16 |
Van der Welcke [...] wemelde voor zijn starende oogen uit... < was.... |
|
- Dus hij had verlangd je te zien... |
|
- De zoon van zijn vrouw en... mijn zoon... |
|
- Wees kalm, vader.. |
|
- Ik ben kalm, kerel. Ik ben heel kalm. Maar ik weet niet wat mij van daag drukt... Van daag al den heelen dag. En nu je mij zoo verrast hebt... met het verhaal van die oude man, die je schrijft voor zijn dood... die je zien wil... nu drukt mij dàt nog veel meer... Hoor hoe het waait... Al drie dagen, Addy, stormt het.... Ik heb |
| |
| |
|
hier alleen gezeten... ik heb naar je verlangd... En nu je terug bent.. en eindelijk met me spreekt... nu voel ik... ik weet niet wat... een zwaarte... hier op mijn borst.... Het komt alles weêr in me op... om me heen... het verleden... de dingen van vroeger.... Het is of wat eens is geweest... nooit vergaat, nooit vergaat... Heel jong... beginnen we eens te leven... zonder te weten... en als we ouder zijn... weten we nog niet... maar is er niets aan te veranderen... aan wat wij eenmaal hebben begonnen. Heeft de oude man me laten groeten.... Ja, hij was heel heel oud, hij moet daar veel over hebben nagedacht... Hij zal ons vergeven hebben, Addy, je moeder en mij... Hij zal ons vergeven hebben... |
|
- Ja vader er was niets dan vergeving in wat hij mij zei... |
|
- Er was niets dan vergeving in wat hij zei... |
|
- En met mama.. heb je nog niet gesproken. |
|
- Neen vadertje... |
|
- Met haar wilde[?] je nog spreken. |
|
- Ja vadertje. |
|
Addy was opgestaan en Van der Welcke sloeg zijn arm om hem heen. |
|
- Mijn jongen.... voordat je weggaat... laat me je vragen nog: vergeet je vader niet heelemaal. Laat je vader je niet heelemaal verliezen. Buiten je heb ik niets... heb ik nooit wat gehad... Zie je kerel, nu jij zoo knap bent.. veel weet.. veel bent.. veel ideen hebt... zoo erg humanitair bent... nu vindt je je vader zeker een erg onbeduidende kerel.... die in zijn leven nooit iets heeft uitgevoerd dan zitten kniezen. Nu praat me nou maar niet tegen: ik begrijp wel dat het zoo is. Maar we zijn toch altijd vrienden geweest, niet waar, als we samen fietsten, of samen praatten... en je hebt altijd alles van je vader geweten... en zelfs toen je nog maar een kleine jongen was, heeft je vader met je gesproken... over |
| |
| |
|
heel gewichtige dingen... je raad gevraagd... toen mama wilde scheiden... omdat ze dat zoo beter vond... Je herinnert je, niet waar, Addy: je bent altijd mijn vriend geweest; de vriend van je onbeduidende vader. |
|
- Ik ben altijd je vriend, vadertje... |
|
- Ben je het nog altijd. |
|
- Ja. |
|
- Vergeet je me niet... voor je vrouw.. je kinderen.. en je [xxx] pleegkinderen. |
|
- Neen vader... |
|
- Nu.. dàn is het goed... |
|
Toen omhelsden zij elkander heel vast, en zij kusten elkaar met innigheid. |
|
- Ga je nu naar mama. |
|
- Het is misschien te laat om met haar te spreken.. Gaat u al naar bed. |
|
- Neen nog niet. Ik ga nog een cigarette rooken.. en luisteren naar de storm. Die zijn[?] heeft [xxx] [xxx] [xxx]... Addy... zou de oude man ons vergeven hebben...? |
285,2 |
dien < de |
285,17/18 |
ze soms < ze |
287,9 |
niets < ook niets |
287,16 |
Mijn jongen < Wel kind |
287,23 |
denkt < denkt en voelt |
287,28 |
gevonden... en < gevonden, zeide hij, en |
287,31 |
zich < zichzelve |
287,33 |
bron < bron van bloed |
287,33 |
hàar < hùn |
287,34 |
haar < hun |
288,2 |
háar < hún |
288,24 |
heldere ziel < kalme[?] ziel |
288,27 |
zwaarte < zwaarte onvoldaan |
288,28 |
gezonken < geslopen |
| |
| |
289,1 |
bezwijmde < dan bezwijmde |
289,21 |
zichzelven < alleen |
289,27/28 |
na den ouden man, den ouden man vooral! < bij[?] den ouden man |
289,31 |
in < op |
290,11 |
niets < niet |
290,15 |
zichzelven < hemzelven |
290,28 |
rustig Hollandsch < rustige Hollandsche |
292,13 |
de vraag < vraag |
292,13 |
de medische < medische |
292,14 |
hem < hem na |
293,7 |
aanhuilde < aankwam |
293,21 |
in < als in |
293,24 |
zeventien < zestien jaren |
293,24 |
leertijd te Heidelberg < praktische leertijd in de hospitalen te Heidelberg en Berlijn |
293,26 |
vijf < vier |
293,28 |
zes-en-twintig < 25 |
293,30 |
negen < acht |
293,35 |
natuurlijk-weg < als natuurlijkweg |
294,3 |
een < als een |
294,4 |
als < zoowaar[?] als |
294,7 |
waarmede < waarom |
294,14/15 |
met allen, met zijn ouders < met beiden, met die ouders |
294,21 |
gedachten < gedachte |
294,23 |
bij < door |
295,3 |
haar neêrkijkende < haar hoede blijvende |
295,12 |
nooit hun < hen nooit |
295,17/18 |
zichzelve < hemzelve |
295,18 |
trotsende < brallende |
295,30 |
ziehier: < hier..: |
295,32 |
hun < zijn |
296,12 |
frissche < frissche nieuwe |
296,12 |
bloeiende < bloeide |
| |
| |
296,22 |
Dan voelde hij < En hij voelde |
296,31 |
wat < dat |
296,32 |
dikwijls in < in |
296,32/33 |
als nu in < in |
297,8 |
Dan weêr < Toch |
297,8 |
om naar < naar |
297,11/12 |
pozitivistiesch - zijn eene helft - te < positivistisch, gezond te |
297,12 |
Terwijl < En terwijl |
297,13 |
nu luisterde < luisterde |
297,15 |
hooren < vernemen |
297,18 |
met < als met |
297,19 |
Om < En om |
297,28 |
door < als door |
297,28/29 |
woei, toe de jalouzie wrak klapperde, en weêr slingerde open, hard < woei, naar buiten de jaloezie wrak klapperend, en slaand[?] naar buiten, hard |
297,30 |
met < als met |
297,34 |
raam nu < raam |
297,35 |
om < op |
298,6 |
schuld...? < schuld... of niet? |
298,10 |
Klaasje < kleine Klaasje |
298,16 |
banden < kaften |
298,20 |
banden < kaften |
298,31 |
zich < al zich |
299,3/4 |
tusschen bergen aan blauwen hemel, zacht wuivende, als struisveêren, klapperboomen < tusschen en tegen de blauwen hemel, als struisveeren en klapperboomen |
299,21 |
band < kaft |
299,34 |
al < de |
299,34 |
krijtwit < sneeuwwit |
300,13 |
het < de |
300,16 |
handen < handjes |
300,18 |
neêrhagelen < neerglijden |
300,29 |
haastig < koortsig[?] |
| |
| |
300,32 |
torentje < muurtje[?] |
301,18 |
schudde de < schudde het |
301,19 |
haar < hun |
302,15 |
met < als met |
302,16 |
altijd < immer |
302,33/34 |
en daarom naar Amsterdam was gegaan < er gisteren heen was gegaan |
303,4 |
Hij < en, hij |
303,5 |
treurig < nederig |
303,9 |
en werd < werd |
303,9 |
spookachtig < somber |
303,13 |
had zitten < zat te |
303,22/23 |
wolken verder in < wolken, [xxx] in |
303,35 |
eigenlijk toch geen < geen |
304,9 |
uit < voor |
304,18 |
ook vader over jullie, < jullie oudere broêr |
304,18/19 |
en gaarne zoû ik jullie allen gelukkig zien < die gaarne jullie alle gelukkig zoû zien |
304,28 |
hij < die |
304,32-35 |
begrepen... Maar gezien... [...] Addy!! Zeg < begrepen.... Zeg |
305,9 |
Guy lijkt op hem. < hij leek op Guy. |
305,16 |
Ik... < Ik stil, |
305,22 |
Ik durf dat niet zeggen < Ik weet het niet |
305,27 |
meer < kunnen |
306,9 |
wat < nog |
306,23 |
zoo vreeslijk < eenvoudig |
307,9 |
belang... Twijfel klonk niet in Addy's stem < belang... En toch, Addy twijfelde nu al, of het in Amsterdam beter zoû gaan dan in Alkmaar... of een leven buiten, op veld en in bosschen, Alex niet gunstiger zijn zoû... De twijfel klonk niet door in zijn stem |
307,17/18 |
toekomst zijn doel vóor zich gezien had < dagen doel vóor zich gezien had na doel |
307,21/22 |
uit hem stralen < hem ontstralen |
| |
| |
307,23 |
drang < drang in zich |
307,23 |
zich < hem |
307,28 |
toonen < weten |
307,31/32 |
altijd... hoe hij ook iederen dag duidelijker voor zich zag het lijk van zijn vader in bloed... < altijd... |
308,7/8 |
daar staande < dat daar stond |
308,17 |
meestal, zat in de serre < altijd, zat aan het raam |
308,26 |
Constance < tante Constance |
308,30 |
deed < liet |
309,2 |
kon < kon spelen |
309,4 |
en < en van |
309,4 |
zij had < had |
309,5 |
de kinderen < hen |
309,8 |
domino-steenen < dominospelen |
309,11 |
of het < of |
309,17 |
die < die zich |
309,18/19 |
verschemerde < dwalende |
309,28 |
die < de |
310,2 |
Hard < Vreemd |
310,12 |
uit < zij uit |
310,20 |
sedert < sinds |
310,28 |
deed < liet |
310,30 |
meêrooken < even meerooken |
313,23 |
familiekring < familiekring er |
313,28 |
familie-huis < familiecentrum |
313,30 |
zoû zij zelfs niet hebben opgezien < had zij zelfs niet opgezien |
314,2 |
familie! < huisgezin!... |
314,14 |
van < vol |
314,22 |
en zij belde < en belde |
314,35 |
haar < nu |
315,27 |
vreemd en verrassend < vreemde verrassing |
315,29 |
Constance < zij |
315,30 |
welkomstwoord vond < welkomstwoord |
| |
| |
317,26 |
vroeg < zei |
318,10 |
Adolfine < Adolfine werktuigelijk |
318,33/34 |
geconsulteerd, om tot gerustheid te komen... < geconsulteerd, in het Gasthuis: hij zegt... |
319,9 |
zeer < zoo |
320,12 |
Oma < Mama |
320,20 |
wanden < gordijnen |
320,23 |
lachebekje < bakvisje[?] |
320,25 |
en zat < zij zat |
321,2 |
Dan Karel < Karel |
321,9 |
weemoedig < geroerd |
321,9 |
om iets < iets |
321,24 |
niet < dus niet |
321,29 |
een ‘visite’ < ‘visites’ |
321,34 |
kwam < kwam wonen |
322,6 |
den broêr < der broêr |
322,6 |
Die broêr < Die man |
322,22 |
zoû komen < kwam |
322,28 |
hernam < zei |
323,24 |
voor < om |
324,8 |
overstrooming < bandjir |
324,10 |
watervloeden < overstroomingen |
325,7 |
's morgens < 's ochtends |
325,11 |
mama? < maar... |
327,4 |
niet < nooit |
327,11 |
zoo weinig < haast geen |
328,30 |
meer < ze |
329,6-8 |
zoû moeten gaan - bang voor verandering van woonplaats, verzorgers, verpleging: al wat hij hun allen, zelfs Constance, nooit < moest gaan - verandering van woonplaats, verzorgers, verpleging, dat hij hun allen, zelfs Constance niet, nooit |
329,15 |
en < en dat |
329,28 |
kwamen < kwamen zij |
330,12 |
maar < daar |
| |
| |
330,19 |
kon < konden |
330,19 |
behoefde < behoefden |
330,27 |
met < als met |
330,29 |
plafond < plafond op |
331,12 |
met < als met |
331,22 |
schrik, hun < schrik hen te zien, hun |
331,25 |
handen < hand |
332,7 |
gebaren < gebaar |
332,9 |
geloofd aan < geleefd in |
332,23 |
ziel < lichaam |
333,2/3 |
aangroeiende en -groeiende < aangroeiende, aangroeiende |
333,8 |
bewust < acuut |
333,11 |
onkundig < onwetend |
333,13/14 |
aangroeiende, -groeiende < aangroeiende, aangroeiende |
333,26 |
zich < zich [xxx] |
333,32 |
den < dezen |
333,33 |
zinzieke < zinkranke |
334,29 |
dan < dus |
335,22 |
dat < wat |
336,5 |
om < was om |
336,6 |
In de < In deze |
336,8 |
vol < als vol |
336,10/11 |
dochter < dochters[?] |
337,9 |
en als < en de |
337,35 |
Marietje < Zij |
338,29 |
je wel oom < wel oom |
338,29/30 |
waar? |
|
- Ja. < waar. |
|
- Oom Henri... |
|
- Ja. |
339,20 |
aan < alleen |
340,23 |
dag < nacht |
341,11 |
vol < vol van |
| |
| |
341,18 |
Zelfs < Maar |
341,20 |
aan < van |
341,28 |
intens < sterk |
342,6 |
er < en |
342,14 |
een schuilplaats < als een schuilplaats |
342,20 |
nu < terwijl |
343,4 |
men < men haar; |
343,7 |
waren Ernsts meubels verzonden < zouden Ernsts meubels verzonden worden |
343,12 |
loerden < luisterden |
343,14 |
al < ook al |
344,1 |
om kleine Klaasje, die speelde < omdat kleine Klaasje speelde |
344,7 |
uitbreken < uitbarsten |
344,10 |
weg < nu weg |
344,24 |
toe met het < toe het |
344,26 |
nu < binnen |
346,3 |
Daar < Maar, daar |
346,5 |
Komt < Ja, komt |
346,7 |
- Dat is een rustige kamer, zei Ernst. < - Ja, zeide Ernst. Dit is een rustige kamer. |
346,30 |
op < om |
346,30 |
zich < zij zich |
347,5 |
vol < van |
347,29 |
vonkelde < twinkelde |
348,3 |
meester maakte < accapareerde |
348,7 |
was het eigenlijk niet < werd het bijna niet |
349,18 |
Mathilde, - en het < Mathilde, - dat wist ze wèl - en het |
349,29 |
om < en |
349,31 |
bovendien < ook[?] |
350,4 |
en ook < maar ook |
350,6 |
meubeleeren < te meubeleeren |
350,7 |
schilderen < te schilderen |
350,9 |
maken < te maken |
| |
| |
350,9 |
wonen < te wonen |
350,10 |
houden < te houden |
351,2 |
doorsneed < doorsneden |
351,2 |
haar snel < hun snel |
351,2 |
haar oogen < hun oogen |
351,2 |
neus < neuzen |
351,9 |
haar < hun |
351,15 |
en zij < zij |
351,24 |
ook, dat < ook, dan dat |
351,27 |
dat zoo < dit zoo |
351,29 |
zich < haar |
351,33 |
dat morbide nevrozisme < de morbide nevrozen |
352,4 |
zenuwen < nevrozisme |
352,12 |
er van < van u |
352,28 |
van zijn < van zijn dan |
352,28 |
zoenen < zoen |
352,32 |
hem < hen |
353,2 |
al de < de |
355,25 |
neen < niet |
357,8 |
stem, oproepen < stem, als met een incantatie oproepen |
359,29 |
oma < oude oma |
360,5 |
ons < me |
360,29 |
werd van week nu < van maar week, nu |
360,32 |
Erzeele < Van Erzeele |
361,1 |
emotie's < impressie's |
361,7 |
haakwerk < handwerk |
361,8 |
Er < En er |
361,18 |
om het huis < over het ijs |
361,35 |
dikwijls < altijd |
362,30 |
Den avond < De avonden |
363,23 |
lazen < stil, lazen |
364,5 |
een trap < de trap |
364,8 |
hun < zijn |
364,34 |
tusschendeur. En < tusschendeur. En zij waren heel |
| |
| |
|
bang, en zaten bij een, in de grote kamer; Adèletje dorst niet naar bed. En |
365,18 |
van < over |
367,14 |
armen < arm |
368,1 |
slapen < te slapen |
368,22 |
zacht < en zacht |
368,23 |
muren < wanden |
372,1 |
en delibereeren met < en heb een deliberere met |
372,5 |
proviziekamer < groote proviziekamer |
372,8 |
klei, en natte doeken < klein, [xxx] alles [xxx] |
372,14 |
hartstocht. Hoepel < hartstocht. |
|
- Ja, urinoirs op alle hoeken van de straten... Begrijp je dat dat noodig is... Waarom de mannen dàt niet thuis kunnen doen. Het is alleen een slechte gewoonte... een slechte gewoonte weer van vuiligheid. O de menschen zijn zoo vuil. Ik, ik doe het altijd thuis. Voor geen geld van de wereld ging ik in een urinoir.. |
|
- Paul, zei eindelijk C. Hoepel |
372,18 |
eten < diner |
372,20 |
noemen < vinden |
372,35/373,1 |
gezin... |
|
- Meisjes < gezin. |
|
- Dus wij zijn vuil! gierde Gerdy. Dankje wel, Keetje... |
|
- Dat zeg ik niet... beweerde Keetje |
|
- Meisjes |
373,4 |
mij < nu mij |
373,13/14 |
bezag. |
|
- Maar < bezag... |
|
- Een keuken is altijd vuil, zei Paul en bezag de pannen. |
|
- Maar |
373,30 |
Paul < Hij |
374,10 |
een < elkaâr |
374,13 |
door < nu door |
| |
| |
374,30 |
word al oud < werd er oud, |
374,32 |
dien dooi < den dooi |
375,9 |
was < hadde |
375,13 |
tot < in |
375,18 |
bestrafte < berispte |
375,28 |
dat < wat |
375,32 |
moment < oogenblik |
376,20 |
is < is tegelijk |
376,27 |
je < ik je |
377,15 |
nu al < al |
379,8/9 |
onszelve < ons eigen |
379,11 |
verdriet verandert < verdriet |
381,7 |
maanden wacht ik dat af < maanden wacht ik zoo af |
382,8 |
Ik < Nu[?] |
383,3 |
treurig < betreurd |
383,12 |
in < uit |
383,32 |
afspiegelt < afstempelt |
384,1 |
Brauws < Hij |
384,2 |
te < in |
384,23 |
kinderen < bende |
384,25 |
Charles < Vreeswijck |
384,35 |
dan < nu |
385,1 |
Oom < Oom Adolf |
385,14 |
verlucht < verbeeld |
385,15 |
verluchtende < verbeeldende |
386,2 |
van < als |
386,16 |
Constant, en < Constant, en Jack, de terrier, er blaffende tusschen door, en |
387,16 |
jong < 34 |
387,17 |
zeg, < maar[?] |
388,4 |
dingen < dagen |
388,18 |
al < alleen |
388,30 |
gebeuren < gebeuren gaan |
389,14 |
wel beklemde het < wel |
390,7 |
denken < weten hebben |
| |
| |
390,12 |
het dat < dat |
391,22 |
van haar < harer |
392,27 |
Marietje < zij |
393,10 |
als van < als |
393,10 |
algrauwe < grauwe |
393,13 |
had gehad < had |
393,20 |
innerlijkst < innerste |
394,5 |
met < door |
394,31/32 |
goed zijn < zijn goed |
395,4 |
wat < dat |
395,13 |
zijn < de |
395,21 |
haar < nog |
395,33 |
Mathilde < zij |
396,4/5 |
was: zelfonvoldaanheid, en < was, zelfonvoldaanheid, schuldbewustzijn en |
396,14 |
huis, waarin alles < huis als sympathiesch opgenomen, het groote, sombere huis, waarin alles |
396,24 |
ijlde Johan < ijlde aan Johan |
397,5 |
zich < haar |
397,13 |
glimlachte < glimlachend |
397,26 |
met < van |
398,17 |
dit < dat |
398,19 |
sprak hij dagen < spraken zij dagen |
399,24 |
heerlijk < heerlijk te gaan |
399,29 |
zeide < zeide zij |
400,34 |
vroeg Ernst < zei Ernst |
401,2 |
oom... Dat < oom... Hier |
402,10 |
dwong < drong |
403,11 |
zoo < bijvoor[beeld] |
403,23 |
wel < ook |
404,9 |
tocht < trekking |
404,10 |
maar < mama |
404,30 |
die < dat |
405,6 |
uit haar < van haar |
405,30 |
zoenen < zoen heen |
| |
| |
406,19 |
gezien op den weg < zien komen |
408,11 |
moeten < willen |
409,35 |
pols < polsen |
410,5 |
arm < armen |
410,13 |
zich < haar |
410,20 |
hand < handen |
410,24 |
warm < waar |
411,18 |
kan < wìl |
411,30 |
zacht < zachter |
411,30 |
te leeren < leèren |
412,11 |
te < ons te |
412,18 |
hij opende < nu opende |
412,21 |
dan < als |
412,26 |
soms in < soms zich in |
413,12 |
werklamp < werkkamer |
413,15 |
in < van |
413,28 |
niet geweten < en geweten |
414,18 |
rekende < rekende [xxx], |
414,23 |
huis < huis hier |
414,35 |
tegen < als tegen |
416,9 |
middel. < middel. |
|
- O God, dacht hij in al het zwart van zijn zelfverwijt, en schuldbewust zijn.. Nu geef ik haar mij... heelemaal.. heelemaal..! |
416,29 |
Klaasje < Jack blafte niet meer, Klaasje |
417,2 |
voor < als voor |
417,32 |
in < als tot in |
418,10 |
waarnaar < waarheen[?] |
418,14 |
kwamen < kwamen thuis |
418,16 |
nu < nu als |
418,17 |
om < voor |
418,23 |
was < ook |
418,24 |
bestemd < was bestemd |
418,29 |
werken < werk |
418,30 |
studeeren < studies |
| |
| |
418,33 |
een < als een |
418,34 |
allen < als allen |
418,34 |
karakters < verschillende karakters |
419,12/13 |
al niet meer onbezorgd < als met meer bezorgd |
419,14 |
als < al |
419,29 |
over àllen < over àlles |
419,32 |
lang en breed < lang breed |
419,32 |
had < had hij |
420,35 |
het leven < hun[?] leven |
422,18 |
frisch < er frisch |
423,33 |
zich < haar |
424,26 |
hen, < hen, iederen dag |
424,33 |
zijn < zijn jonge |
425,30 |
heb < ben |
427,3 |
van koele < in die koele |
427,4 |
over < van |
428,4 |
dieper: < dieper, en |
428,19 |
de < die |
429,13 |
gehad < geleid |
429,23 |
tillend < bitter |
429,35 |
zich < zoû zich |
431,29 |
over < van |
432,17 |
zoo als < zoo |
432,22 |
de plek < deze plek |
433,17/18 |
broêr... Daar was het pension van Dorine en Constance belde even, maar Dorine was niet thuis... < broêr... |
433,27 |
ruiten < ramen |
434,7 |
En Constance < Zij |
434,7 |
om < nu om |
435,17/18 |
lach, die de kleine scherpe tanden ivoorigjes glanzen liet < lach, waarin de kleine scherpe tandjes ivoorigjes glanzend beten |
435,20 |
op dien van haar < op hare |
436,18 |
probeerde < u probeerde |
436,34 |
omdat < daar |
| |
| |
438,7 |
in < van |
439,15 |
stoeiend < steeds |
440,8 |
herinner je je < herinnert u zich |
440,14 |
Mama, < Maar |
441,27 |
wees voorzichtig < wees verstandig |
443,14 |
dat < het |
443,32 |
uit die boeken... < in die trant[?]: |
444,6 |
niet... O Mathilde < niet kind... O Mathilde |
444,30/31 |
nieuwe terrier < terrier |
445,3 |
die < de |
446,29 |
tocht < toer |
446,31 |
wel < wel eens |
447,9 |
Van der Welcke < hij |
447,23 |
toeren, en < toeren zeide zij, en |
447,35 |
om altijd < altijd |
448,19 |
was, < was ook |
449,2 |
klein < heel klein |
449,19 |
een < den |
449,24 |
gehad < willen hebben |
450,32 |
nu < ook |
451,20 |
huiverde < naderde |
452,29 |
een < deze |
452,31 |
in < van |
452,32/33 |
zij voor het ergste hebben gevreesd < ik voor het ergste vrezen |
454,20 |
Brauws < Max |
454,21 |
Brauws < Max |
454,24/25 |
beetje |
|
- Hans < beetje. |
|
Brauws lachte haar toe. |
|
- Hans |
455,2 |
voor < om |
455,17 |
Hij wilde naar < zoû daarna naar |
455,24 |
de < die |
455,24 |
Brauws < Max |
| |
| |
459,22 |
schrik < schok |
459,23 |
dat < of |
460,10 |
meisjes < zusjes |
461,10 |
voor < van |
461,18 |
door < onder |
461,20 |
glazuurden < porceleinden |
461,21 |
liep < liep als |
461,24 |
in < en |
461,32 |
ramen, er < ramen aan |
463,24 |
wisten niet precies < vonden het pervers |
463,28 |
Welcke, dat < Welcke zag |
465,5 |
wilde < voelde |
466,13 |
mijn < zijn |
468,31 |
over < nu over |
469,34/35 |
dan pijn... < dan pijn, dan pijn..! |
470,21 |
de kamer < het huis |
471,1 |
was < wrong |
472,17 |
gekerm om < geheim van |
472,18 |
in < weg in |
473,16 |
Paul < oom Paul |
474,18 |
afwachtingen < afwachting |
474,33 |
had < bezat |
475,35 |
Werktuigelijk < Als werktuigelijk |
476,8 |
weigerde < weende |
476,21 |
opkoming < oplaaiing |
476,27 |
om te < te |
476,34 |
die < de |
477,7 |
verre < ver al |
480,19 |
nog nu < nog was |
480,20/21 |
wennen... met < voegen... naar |
480,30 |
trouwen < huwen |
481,35 |
alle vergissing < alles van onze jeugd |
482,16 |
làngen < làngere |
485,6 |
Ik, < Nu |
485,8 |
nu, als < en als |
| |
| |
485,8 |
Maar < Maar nu |
485,28 |
worden... < worden wat... |
486,5/6 |
al dit... < al dit... al dit |
486,16 |
voor < om |
489,31 |
alles < allen |
491,7 |
als < al als |
491,21 |
voor < daar |
497,12 |
kwam < naderde |
497,18 |
véle < alle |
497,18 |
oude < veege[?] |
497,21 |
Nice, Jan.-Aug. 1902 < [ontbreekt] |
| |
Afbrekingstekens
In deze uitgave van Zielenschemering en Het heilige weten moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
9,17 |
na- |
18,25 |
Banka- |
19,24 |
batik- |
21,35 |
niellé- |
22,1 |
streepjes- |
35,13 |
Gemeente- |
57,8 |
begin- |
61,10 |
art- |
80,8 |
hitte- |
92,15 |
jongens- |
100,4 |
Hindoe- |
100,15 |
maïzena- |
102,32 |
nu- |
103,7 |
acht- |
104,17 |
graven- |
111,35 |
familie- |
126,16 |
den- |
126,34 |
dweperig- |
131,18 |
moedertjes- |
175,18 |
bulder- |
181,35 |
Zondag- |
182,3 |
Zondag- |
182,18 |
familie- |
183,35 |
Zondag- |
187,27 |
te- |
194,31 |
van- |
196,13 |
blauw- |
245,16 |
villa- |
262,8 |
bemoei- |
271,30 |
zes- |
273,23 |
en- |
292,20 |
studie- |
308,24 |
en- |
314,28 |
gesprek- |
342,25 |
jonge- |
350,2 |
goedig- |
375,12 |
afternoon- |
376,18 |
en- |
| |
| |
391,29 |
zes- |
400,17 |
Marietje- |
445,13 |
gewoon- |
462,5 |
nacht- |
468,28 |
New- |
Ga naar voetnoot+
|
-
voetnoot1
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie. Ed. H.T.M van Vliet. Utrecht/Antwerpen, [1987]. p. 53.
-
voetnoot2
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen/Amice; Brieven van Louis Couperus aan zijn uitgever. Ed. F.L. Bastet. 's-Gravenhage, 1977. 2 dln. Dl. i: 1890-1902. Dl. ii: 1902-1919. In: Achter het boek 12 (1973), afl. 1/3 en 13 (1974), afl. 1/3. Dl. i, p. 204.
Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 56.
-
voetnoot3
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 57-58.
-
voetnoot4
- Op het eerste blad van het handschrift van deel iii heeft Couperus de datering ‘27 Juli i.’ genoteerd.
-
voetnoot5
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 210.
-
voetnoot6
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 211.
-
voetnoot7
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 212.
-
voetnoot8
- H. van Booven: Leven en werken van Louis Couperus. Met een nawoord van F.L. Bastet en een register op titels en personen. 's-Gravenhage, 1981. [Fotomechanische herdruk van de eerste druk: Velsen, 1933.] p. 177. Ook gepubliceerd in Maatstaf ii (1963/64). p. 169-170.
-
voetnoot9
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 213.
-
voetnoot10
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 214.
-
voetnoot11
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 218.
-
voetnoot12
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 220.
-
voetnoot13
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 221.
-
voetnoot14
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 62, 66.
-
voetnoot15
- De brief bevindt zich in het Letterkundig Museum en is gepubliceerd in Maatstaf ii (1963/64). p. 170-172.
-
voetnoot16
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 73.
-
voetnoot17
- Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 30 juni 1902, in het archief-Veen (Letterkundig Museum te Den Haag).
-
voetnoot18
- Een exemplaar van dit contract is in bezit van Veen, uitgevers te Amsterdam en een bevindt zich in de Couperus-collectie van het Letterkundig Museum.
-
voetnoot19
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 209, 211.
-
voetnoot20
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 230.
-
voetnoot23
- De handschriften maken deel uit van de collectie die de erven-Veen in 1961 aan het Letterkundig Museum hebben overgedragen. (Veen kreeg alle handschriften van De boeken der kleine zielen in 1903, na het verschijnen van Het heilige weten. Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 24, 79.)
-
voetnoot24
- Op de achterkant van blad 4 staat de titel ‘La Princesse aux Cheveux Bleus’ met daaronder de onvoltooide openingszin: ‘Elle était fille de roi et étrangement belle, parce qu'elle’. Couperus' sprookje ‘Van de prinses met de blauwe haren’, geschreven in juli 1901, werd opgenomen in de bundel Over lichtende drempels (1902).
Verder staat er op de achterkant van blad 4 de aantekening van Veen: ‘Copie Couperus, Zielenschemering’, en een opdracht van Veen aan de drukker Thieme.
De achterkant van blad 7 is genummerd ‘2’ en bevat een klein fragment dat in uitgewerkte vorm in het begin van Zielenschemering is opgenomen. De achterkant van blad 67 bevat een fragment dat met potlood is doorgehaald en ook niet in de roman is verwerkt. Op de achterkant van blad 80 staat een fragment dat in gewijzigde vorm in het tweede deel van de roman is verwerkt. Op de achterkant van blad 108 staan drie titels voor sprookjes(?).
-
voetnoot25
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 232, 234.
-
voetnoot26
- Op de achterkant van het eerste blad heeft Couperus de titel van de serie genoteerd: ‘De Boeken der Kleine Zielen’. Op de achterkant van de bladen 15 en 43 staan berekeningen. De achterkant van blad 16 bevat de onvoltooide zin: ‘- O mijn liefde, o mijn liefde!’. Op de achterkant van de bladen 21, 45, 83 en 47 (deel ii) staat de adressering aan Veen in Amsterdam.
-
voetnoot27
- Vgl. E. Braches: Het boek als Nieuwe Kunst 1892-1903; Een studie in Art Nouveau. Utrecht, 1973. p. 368.
-
voetnoot28
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 222. In de eerste dertien bladen van het handschrift van Zielenschemering heeft Couperus inderdaad allerlei woorden ‘verduidelijkt’.
-
voetnoot29
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 65.
-
voetnoot30
- Brief, gedateerd 23 mei 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot31
- Brief, gedateerd 24 mei 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot32
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 66.
-
voetnoot33
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 67.
-
voetnoot34
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 227.
-
voetnoot35
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 69-70.
-
voetnoot36
- Brief, gedateerd 7 juni 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot37
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 230.
Couperus' vriend, Jhr. J.H. Ram, was kapitein bij het regiment grenadiers en jagers. (Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 194-195.)
-
voetnoot38
- Brieven van Veen aan Couperus en Thieme, gedateerd 30 juni 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot39
- Brief, gedateerd 1 juli 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot40
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 232.
-
voetnoot41
- Brieven van Veen aan Thieme en Couperus, gedateerd 9 september 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot42
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 234-236.
-
voetnoot44
- Brief van Veen aan Thieme, gedateerd 13 oktober 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot45
- Brieven van Thieme aan Veen, gedateerd 21 en 31 oktober 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot47
- [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 233.
-
voetnoot48
- Vgl. [Louis Couperus]: Waarde Heer Veen, p. 238.
-
voetnoot50
- Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 22 december 1902, in het archief-Veen.
-
voetnoot51
- Vgl. Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 80.
-
voetnoot52
- Brieven van Veen aan Couperus en Thieme, gedateerd 13 januari 1903, in het archief-Veen.
-
voetnoot53
- Louis Couperus en L.J. Veen: Bloemlezing uit hun correspondentie, p. 86.
-
voetnoot57
- Brief van Thieme aan Veen, gedateerd 26 maart 1903, in het archief-Veen.
-
voetnoot58
- Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 21.
In het eerste hoofdstuk van Het heilige weten wordt verteld dat Constant, een van de kinderen van Gerrit en Adeline, bij Arnhem op kostschool is (vgl. p. 256), in het tweede deel van de roman echter zit hij op de Hoogere Burgerschool in Den Haag (vgl. p. 418).
-
voetnoot59
- Brief van Veen aan Couperus, gedateerd 20 april 1903, in het archief-Veen.
-
voetnoot60
- [Louis Couperus]: Amice, p. 22.
De ‘Novemberkou’ komt voor in het eerste deel van Zielenschemering (vgl. p. 18). In zijn recensie van deze roman schreef Van Nouhuys onder andere: ‘Hoezeer de schrijver deze atmosfeer [= van schemering] gewenscht heeft, noodig gehad heeft om een harmonie van grijze tinten te verkrijgen, blijkt uit het begin, waar hij zelfs al iets te vroeg de somberheid doet voorgevoelen, die ten slotte alles overheerschen zal: een fout zoo men wil, een vergissing zeker, maar [...] zoo heel verklaarbaar.’ Volgt het voorbeeld van de ‘Novemberkou’. (W.G. van Nouhuys: ‘Zielenschemering’. In: Nederlandsche belletrie 1901-1903. Amsterdam, 1904. p. 233-240; het citaat op p. 235. De recensie werd voor het eerst gepubliceerd in Het vaderland van 12, 13, 14 april 1902, Avondblad A, p. 1-2.) Vgl. voor andere voorbeelden van feitelijke onjuistheden in De boeken der kleine zielen: F. Bulhof: ‘De chronologie van De boeken der kleine zielen’. In: De nieuwe taalgids 72 (1979). p. 14-23.
-
voetnoot61
- Brief van Thieme aan Veen, gedateerd 2 mei 1903, in het archief-Veen.
-
voetnoot63
- De boeken werden ook te koop aangeboden in een zogenaamde prachteditie, gebonden in een perkamenten band. Deze exemplaren vielen binnen de gewone oplage.
-
voetnoot64
- Op 31 december 1903 berichtte binderij Brandt aan Veen dat zij 250 exemplaren in losse vellen van Het heilige weten in het magazijn ter bewaring had. Deze lagen er eind 1904 nog. (Brieven van Brandt aan Veen, gedateerd 31 december 1903 en 31 december 1904, in het archief-Veen.)
-
voetnoot65
- Volgens een inventarislijst voor de brandverzekering in het archief-Veen was de voorraad van Zielenschemering en Het heilige weten in de jaren 1903-1906 respectievelijk: 1160 en 1500, 527 en 1120, 1104 en 1061, 900 en 1030. Deze cijfers hebben niet betrekking op de gehele voorraad; zie ook noot 64.
-
voetnoot66
- Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 33-34.
-
voetnoot67
- De lezing ‘bleef werken’ in r. 11 van p. 284 is gezien de context ‘onzin’, maar de juiste lezing is niet meer te achterhalen. Couperus heeft deze passage in de niet bewaard gebleven proeven van Het heilige weten ingrijpend gewijzigd. In dit geval biedt het handschrift dus geen uitkomst. Onzeker is verder de lezing ‘zei hij’ in r. 15 van p. 489. Gezien de context (vgl. o.a. p. 488, r. 17) lijkt ‘zei zij [= Mathilde]’ logischer, maar aangezien het handschrift ook ‘zei hij’ heeft, en deze lezing niet geheel is uitgesloten, hebben we niet gecorrigeerd.
-
voetnoot68
- Deze correctie is door Couperus aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).
-
voetnoot69
- Deze fout is door Couperus te laat opgemerkt. (Vgl. [Louis Couperus]: Amice, p. 21-22.) De correctie is door hem wel aangebracht in zijn auteursexemplaar (in particulier bezit).
-
voetnoot70
- De onzekere lezingen van de handschriften worden gevolgd door een gecursiveerd vraagteken tussen teksthaken ([?]). De woorden in de handschriften die wij in het geheel niet hebben kunnen ontcijferen worden aangegeven door drie x-en tussen teksthaken ([xxx]).
-
voetnoot+
- Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen.
Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet.
|