- Geef het mij, Hans, zei Brauws.
Het was aan tafel stil: de wind huilde buiten.
- Het gas brandt slecht, zei Constance.
- Wat gaat die Mary er hier nu goed uitzien! zei Paul. Nu, krijg maar geen kleur, je oude oom mag dat wel zeggen...
- Nu, oom Paul, mijn jeugd loopt al naar de dertig toe.
- En Klaasje, zei Paul; kind, je eet als een groot mensch.
- Ik eet nu netjes, niet waar, tante, zei groote Klaasje trotsch.
Constance knikte haar toe, met een lachje.
- Alleen Gerdy... die doet het niet, dacht Paul. Wat ziet ze er bleekjes uit... Ach, later misschien komt het alles terecht... voor het arme kind... Hij... of een ander. Liefde... dat is wel vreemd. Ik heb dat nooit gevoeld...
Hij voelde zich rillen, en zei:
- Het is koud, van daag, Constance...
- Ja... we zullen morgen stoken.
- Het waait buiten bar. Wat tocht het toch... Je zoû zeggen, dat het tocht door het huis... Wat zeg jij er van, Ernst?
Ernst zag op.
- Het tocht niet, zeide hij. Ik heb het warm. Jullie voelen altijd dingen, die niet zijn...
- Waarom is het zoo somber, van daag, vroeg Adeline, als wakend uit een droom.
- Het gas brandt slecht, zei Constance.
- Truitje, zei Van der Welcke. Draai eens den sleutel van de gasmeter goed open...
- Grootmama was heel moê, van daag, meende Marietje.
- Grootmama heeft bijna niets gegeten, zei Adèletje.
- Zij wordt heel oud, zei Constance treurig.
Het maal sleepte voort; nauwlijks wisselden zij enkele woorden.
- Wij zijn toch gezellig, zoo samen, zei Constance verteederd. Ach, ik woû, dat Dorine hier kwam wonen.
- Ze wil niet, zei Paul.
- Neen, ze wil niet...
Buiten rolde een rijtuig aan, rolde den tuin binnen...