lusteloos in een stoel, en de kamer was donker, er naast sliepen de kinderen al... Hij stak het gas op, en hij zag haar aan, als met àl de energie, die in hem opsprong als met veeren, om te herstellen, te herstellen, en zonder inleiding zeide hij:
- Tilly... wij zullen naar Den Haag gaan...
- Wat meen je? vroeg zij verrast.
- Wij zullen in Den Haag gaan wonen. Ik zal doen als je zegt, ik zal me in Den Haag een praktijk zoeken.
Zij had hem nu alleen, voor het eerst na hun gesprek dien middag, en plotseling, snikkende, omhelsde zij hem, drukte hem tegen zich aan.
- Hoû van me! smeekte zij.
- Ik hoû van je... Het is niet goed, dat we hier blijven... Het is beter als je geheel op jezelf bent, in je eigen huis... je eigen meesteres...
- Hoe dikwijls hebben wij daar al over gesproken! snikte zij.
- Er zal geld genoeg zijn, Tilly: ik zal verdienen...
- Je rekende vijfduizend gulden.
- Neen... het zal meer zijn. Wees niet bang, heb geen zorg, het zal genoeg zijn... en je zult kunnen doen als je wilt. Ik beloof het je, ik beloof het je.
- Het is een opoffering voor je...
- Het huis te verlaten...?
- Ja...
- Ik ben gehecht aan het huis... maar het is beter, dat wij gaan naar Den Haag.
- Je ouders... ze zullen je àllen missen...
- Maak nu geen bezwaren, Tilly...
- Neen... Addy, neen.
- Wat neen?
- Ik wil niet naar Den Haag...
- Waarom niet?
- Het is te laat... Het zoû niets anders maken... Het is te laat.
- Wat is te laat...
Zij snikte en zij omhelsde hem. Zij prangde hem tegen zich aan,