Haarlem... Ik wist niet... dat je er een patient had...!!
En het was of hij met zijn woorden zichzelven nog wilde bedriegen, want had hij al niet begrepen...! En Addy, in zijn vaders oogen, uit zijn vaders stem, zag, dat hij begrepen had, want langzaam, met zachte stem, begon Addy, als was de naam al genoemd tusschen henbeiden:
- Zes dagen... geleden kreeg ik een brief... een brief nog eigenhandig geschreven... Een duidelijke rustige hand... De brief was heel kort: hier is hij...
Hij tastte naar zijn portefeuille, hij haalde den brief er uit, reikte dien zijn vader over.
Van der Welcke las.
Zeer geachte Heer!
Hoewel ik niet het genoegen heb u persoonlijk te kennen, zoû het mij een groot voorrecht zijn u dezer dagen ten mijnent te zien en te spreken. Ik hoop, dat ge aan het verzoek van een ouden man, die zijn laatste dagen leeft, wel zult willen voldoen.
Hoogachtend,
De Staffelaer.
Addy stond op, want zijn vader beefde; de brief trilde in zijn vingers.
- Vadertje... wees kalm...
- Addy... Addy... zeg me... hèb je hem gezien?
- Ik heb hem gezien... Ik ben tweemaal bij hem geweest...
- En... is hij... stervende?
- Hij is dood. Hij is van morgen gestorven.
- Is hij dood?
- Ja vadertje, hij is dood...
- Heb je... heb je met hem gesproken?
- Ja... ik heb met hem gesproken. Hij was heel helder... een helder oud man, niettegenstaande zijn twee-en-negentig jaren. Toen ik kwam, drukte hij mij vriendelijk, aardig de hand, deed me zitten naast zijn stoel. Hij zat op, in zijn stoel... Zoo, in zijn stoel, is