- Over een huis, dat je voor hem gehuurd hebt.
- Neen, oom Paul, hoor, niet flauw zijn.
- Adieu, Constance, dag mama; ik ga met mijn neef Addy... naar de
Witte!
En Paul, stikkende van het lachen, stond op, terwijl Addy, bang, dat
papa niet te vinden zoû zijn, hem tot haast aanzette...
- Maar kind, zei mevrouw Van Lowe; is die jongen altijd zoo
eigenmachtig?
- Ach mama... hij helpt ons.
- Maar is dat een opvoeding! Is dat een jongen van dertien jaar!
- Hij is wel een bizonder kind, geloof ik... Wat zouden wij moeten
doen als hij ons niet hielp!
- Dus je denkt, dat Van der Welcke het huis bij de Boschjes nemen
zal.
- O, dat geloof ik zeker... En ik geloof zeker, dat wij, als Addy er
zich niet meê bemoeid had, over een half jaar nog in het hôtel
waren!
Den volgenden dag gingen Van der Welcke, Constance en Addy nog eens
het huis zien bij de Boschjes.
En werd het gehuurd, voor vijf jaren.