Zij trok hem ook naar zich toe, hield haar zuster en haar kind dicht
bij zich.
- Toe, Constance...
- Mama, huil zoo niet... Je hebt altijd zoo een hoofdpijn, moesje,
na die buien...
Zij bedwong zich nu, stond op, en Adolfine vond eenige hartelijke
woorden. Adolfine was wel aangedaan, maar zij had het land over dien bolero en
daarbij vond zij Addy mooier, beter bijna, dan eén van haar drie
leelijke onhebbelijke jongens... Toch kuste zij Constance en sprak zij af, dat
Constance morgen avond zoû komen thee drinken. Nadat Constance wat kalmer
was en wat lachte door hare tranen, nam Adolfine afscheid met een hartelijken
zoen.
- En dan zal ik maar een kaartje van Van Saetzema hier leggen, bij
dat van Karel, niet waar Constance, voor Van der Welcke, als hij overmorgen
komt...
Zij legde het kaartje neêr, en, zich plotseling niet meer
kunnende bedwingen, ging zij even, als voorbij loopende, naar den bolero, keek
er naar en zeide, met een stem, die heel anders klonk dan de gedachte, die stil
nijdigde in haar:
- Maar Constance!!... Draag
JIJ
nog zulke
korte manteltjes?
- O, dat is al zoo lang mode, antwoordde