Antieke verhalen
(1993)–Louis Couperus– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verantwoording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Begin 1903 liet Couperus zijn uitgever L.J. Veen weten dat hij van plan was ‘Antieke Sproken’ te schrijven. Hij dacht aan verhalen over de mythologische figuren Dionysos, Aphrodite en Herakles.Ga naar voetnoot1 In maart van dat jaar begon hij aan ‘een antiek verhaal’Ga naar voetnoot2 over Dionysos dat zou uitgroeien tot zijn eerste mythologische roman. Aan Herakles zou Couperus pas in 1911 beginnen. En een verhaal of roman onder de titel ‘Aphrodite’ is niet tot stand gekomen; wel schreef Couperus in november 1904 het verhaal ‘Adonis’, waarin de godin Aphrodite een hoofdrol speelde. Het werd in 1906 gepubliceerd in het tijdschrift Groot Nederland. In het najaar van 1909 begon Couperus met het schrijven van feuilletons voor Het vaderland en verhalen voor Groot Nederland. Hij was van plan ze na de eerste publikatie in verzamelbundels uit te geven. Op 10 oktober vroeg Couperus aan Veen of hij belangstelling had voor twee van dergelijke bundels: ‘Ik schrijf op het oogenblik kleine schetsen, novellen, impressie's, die in Groot-Nederland maandelijks verschijnen zullen, en die ik het volgende jaar zoû willen vereenigen tot twee bundels.’Ga naar voetnoot3 Een van de bundels zou heten: Antieke verhalen. Hij zou bestaan uit: ‘[...] kleine antieke verhalen (Romeinsche historie, mythologie etc.)’.Ga naar voetnoot4 Op Couperus' vraag welk honorarium hij voor de bundels zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
willen geven, antwoordde Veen niet onmiddellijk. Wel verklaarde hij zich bereid de boeken uit te geven, maar hij raadde Couperus aan liever met een nieuwe roman te komen dan met verzamelbundels: ‘Komt er [...] een roman als Stille Kracht, Lijnen, Majesteit of last not least Eline Vere, dan ben ik overtuigd dat je oude, groote publiek weer terug komt. Temeer daar ik dan ook met den geest der tijden wil meegaan om de boeken wat goedkooper te maken. Ik geloof dus dat het in het belang van schrijver en uitgever is, dat je wachten gaat tot je een nieuwe roman gereed hebt.’Ga naar voetnoot5 Couperus weigerde: ‘Te wachten tot ik een roman zoû hebben, kan ik niet, om de eenvoudige reden, dat ik vast van plan ben nooit meer een roman te schrijven. Het Hollandsche publiek, dat mijn beste boeken niet koopt, is mij heusch niet waard de tension d'esprit, die noodig is voor een groot werk. Ik ben weêr gaan schrijven, om het geld. [...] Ik schrijf dus geregeld, iederen dag, mijn vier, vijf bladzijden, om geld. Om geen andere reden. In Groot-Nederland zullen iederen maand mijn stukken verschijnen: verder in enkele couranten. Daar wil ik bundels van maken. Wilt gij ze uitgeven, heel goed: zeg dan, wat ge er voor geven wilt: grootte, 2 deelen, als de vroegere romans. Wilt gij ze liever niet hebben, dan ben ik wel genoodzaakt naar een ander uit te zien. [...] ‘Verder geloof ik, dat ik genoeg talent heb, om zelfs in die kleine maakschetsjes en novelletjes iets goeds te geven.’Ga naar voetnoot6 Begin november 1909 bood Veen voor twee bundels met de omvang van de vroegere romans van Couperus in twee delen ƒ1200,-.Ga naar voetnoot7 Couperus vroeg Veen een nieuwe berekening te maken, uitgaande van een honorarium per vel van 16 pagina's druks. En twee weken later stelde hij als ‘hoofdvoorwaarde’: ‘Ik | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moet absoluut nog deze maand ƒ1200.- voorschot ontvangen [...].’Ga naar voetnoot8 Veen stelde daarop voorin 1910 twee bundels te maken van 13 à 14 vel waarvoor hij ƒ30,- per vel zou kunnen betalen: ‘Loopen deze twee nu wat mee dan kan voor 1911 altijd nieuwe condities gemaakt worden, maar loopen ze tegen dan moet ik voor de andere ook minder geven.’Ga naar voetnoot9 Hij wilde de bundels in mei en oktober 1910 laten verschijnen. Couperus reageerde geïrriteerd: ‘Het doet me leed, dat wij op zoo een weinig zakelijke manier opschieten. Ge kunt toch wel op je vingers natellen, dat ik onmogelijk een bundel voor Mei zoû gereed hebben, daar de stukken eerst in Groot-Nederland en Vaderland moeten verschijnen, en ik ze toch niet direct daarna als bundel al kan laten verschijnen. ‘Mijn idee is altijd geweest de twee bundels [...] te gelijker tijd in October of tegen December te doen verschijnen. ‘Eerder kan het niet. ‘Ik wil wel je voorwaarden per vel aannemen, maar moet absoluut deze maand een voorschot van ƒ1200.- hebben [...]. Kan je mij dat niet geven dan moeten wij de onderhandelingen maar afbreken [...].’Ga naar voetnoot10 Veen antwoordde op 22 november: ‘Dat gij in Mei nog geen bundel gereed kunt hebben, hindert in zoo verre niet als ik maar in begin Maart een titel voor het boek heb en b v één vel druks. Ik moet n m dit boek in het voorjaar aanbieden bij den boekhandel [...]. Komt het tweede deel dan in 1910 niet meer gereed dan geef ik dat in het voorjaar 1911. [...] ‘Wat verder die 1200 gld aangaat, ik zit heusch wat krap en mag mij niet te veel binden [...].’Ga naar voetnoot11 Couperus ging uiteindelijk akkoord en eind november 1909 sloot hij een contract met Veen voor de uitgave ‘van twee bundels schetsen en novellen, tesamen ± 28 vel’; het honorarium was ƒ30,- per vel.Ga naar voetnoot12 Couperus had liever bundels | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een grotere omvang gehad, maar Veen durfde dat niet aan: ‘De boeken moeten niet zoo duur worden.’Ga naar voetnoot13 De titel Antieke verhalen voor een van de bundels had Couperus al in oktober 1909 genoemd. Veen was er niet enthousiast over: ‘Voor de Antieke verhalen als titel zou ik liever wat anders hebben en zouden wij mischien kunnen geven den titel van het eerste stuk.’Ga naar voetnoot14 Couperus' keuze werd echter gehandhaafd, en aangevuld met een ondertitel. De bundel Antieke verhalen; Van goden en keizers, van dichters en hetaeren verscheen in maart 1911 bij L.J. Veen te Amsterdam. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BronnenVoorzover ons bekend, zijn van de verhalen en feuilletons in de bundel Antieke verhalen de volgende door de auteur geautoriseerde bronnen overgeleverd: A. voorpublikaties in tijdschriften: ‘Adonis’. Groot Nederland 4 (1906). Dl. 11 [juli], p. 1-20. ‘Cameeën’. Het vaderland 8 januari 1910, Eerste Avondblad A, p. 1-2. ‘De dood van Vesta’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [januari], p. 40-56. ‘De laatste morgen te Tibur’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [januari], p. 57-72. ‘Martia’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [maart], p. 257-276. ‘De moord op den Gek’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [maart], p. 277-285. ‘Van twee gestolen liefdegodjes, die gekocht en verkocht werden’; met de ondertitel ‘Een antiek verhaaltje’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [mei], p. 509-525. ‘Een morgen vol anekdoten’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 1 [mei], p. 525-537. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De balling te Tomi’. Het vaderland 31 december 1909, Tweede Avondblad A, p. 1-2. ‘Van vagebonden en schelmen’. Groot Nederland 8 (1910). Dl. 11 [september], p. 241-266. B. een uitgave in boekvorm: Louis Couperus: Antieke verhalen; Van goden en keizers, van dichters en hetaeren. Amsterdam, L.J. Veen, [maart 1911]. De bundel is gezet naar de tijdschriftpublikaties, met uitzondering van het verhaal ‘Tusschen de Ionische zuiltjes’ dat niet voorgepubliceerd was. Voorzover ons bekend, is het manuscript dat als kopij van dit verhaal heeft gediend, niet overgeleverd. Couperus bewaarde de nummers van Het vaderland zorgvuldig en zond ze als kopij naar Veen. Voor de overige verhalen uit de bundel werden de desbetreffende afleveringen van Groot Nederland gebruikt. Eind mei of begin juni 1910 stuurde Couperus vanuit Nice een deel van de kopij voor de bundel naar Veen. Toen de uitgever de ontvangst niet direct bevestigde, vroeg Couperus hem op 27 juni: ‘Je ontving toch wel copie Antieke Verhalen?? Meld mij dat even.’Ga naar voetnoot15 Veen had de kopij in goede orde ontvangen en half juni al naar drukkerij Thieme gezonden, met de opmerking dat de kopij van het verhaal ‘Adonis’ later zou volgen. Veen dacht dat dit verhaal nog moest verschijnen.Ga naar voetnoot16 Maar Couperus kon Veen niet aan de kopij van ‘Adonis’ helpen: ‘“Adonis” verscheen, ik geloof in 1906 in Gr-Nederl: het is gemakkelijk, dunkt mij, op te speuren. Zie het meester te worden: het is jammer, om het niet op te nemen: ik heb het alleen ingebonden in mijn deel Gr.Ned:, kan het dus niet zenden.’Ga naar voetnoot17 Veen heeft uiteindelijk zelf voor de kopij van het verhaal gezorgd. Couperus verzond de rest van de kopij in gedeelten. Op 16 augustus 1910 schreef hij vanuit Genève: ‘Ik zend u heden nog een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antiek Verhaal en denk, dat dit juist de bundel vol maakt. Reken het eens uit. Is het te weinig, dan zend ik nog iets er bij. ‘Er is zeker niet veel haast met de proeven. Zoodra ik thuis ben, in Sept., zal ik ze geregeld nazien.’Ga naar voetnoot18 Twee dagen later ontving Thieme van Veen de kopij van het laatste verhaal, ‘Van vagebonden en schelmen’.Ga naar voetnoot19 Het was waarschijnlijk de revisieproef van Groot Nederland, want ‘Van vagebonden en schelmen’ zou pas in het septembernummer van het tijdschrift verschijnen. In het najaar van 1910 kwam Couperus met de Wereldbibliotheek overeen een bundel verhalen uit te geven.Ga naar voetnoot20 Veen maakte zich ernstig zorgen over de verkoop van de bundel die hij aan het maken was. Op 30 november schreef hij aan Couperus: ‘Ik zag uit eene aankondiging van de WereldBibliotheek dat gij mijn raad hebt gevolgd voor die courant-feuilleton daar te geven. Nu heb ik één groot bezwaar dat dit in het voorjaar gebeurt want waar moet ik dan heen met mijn boek dat eerder een maand of zes gezet staat en waarvan ik de proeven maar niet terug krijg. Het werd voor dit jaar te laat, en moest het dus laten liggen voor 1911. Komt nu de W.B. met een boekje van fl. 0.20 of fl. 0.40 dan kan ik wel thuis blijven met mijn boek van fl. 2.50. ‘Ik hoop dus dat gij de W.B. zult laten wachten want niet door mijn schuld is de Antieke Verhalen blijven rusten.’Ga naar voetnoot21 Couperus reageerde uiterst koel: ‘Ik kan mij volstrekt niet bemoeien met het tijdstip, waarop Simons mijn bundel wil uitgeven [...]. ‘Indien ge de proeven der Antieke Verhalen eerder had terug gewenscht, was eén woord voldoende geweest. Ik schreef u van den zomer, wanneer ge het boek wenschte uit te geven en ontving geen antwoord. ‘Ik zal nu de proeven, waaraan bijna geen werk is, U morgen terug zenden, met “Afdrukken”. ‘De Antieke Verhalen zijn een geheel ander genre dan die van de Korte Arabesken: waarom dus het eene boek het andere zoû tegen werken is zeker weêr om van die geheimzinnige boekhandelredenen, die ik niet begrijp met mijn korte verstand. ‘Ik hoop van harte, dat ge de Antieke Verhalen goed zult verkoopen en het groote succes, dat àl mijn laatste werk heeft, staat u daarvoor borg.’Ga naar voetnoot22 In december 1910 stelde Thieme voor de bundel Antieke verhalen af te drukken op drie verschillende soorten restpapier, zodat Veen geen nieuwe partij papier hoefde te bestellen. De uitgever antwoordde op 14 december: ‘Vindt uw plan papier Couperus heel goed, vooral wanneer gij de diverse soorten een beetje uit elkander kunt houden.’Ga naar voetnoot23 Dezelfde dag liet Veen aan binderij Tenthoff weten dat deze eind december of begin januari Antieke verhalen zou ontvangen, afgedrukt op verschillende soorten papier: ‘Wil s.v.p. zorgen deze apart van elkander te houden.’Ga naar voetnoot24 Het was de bedoeling van Veen dat zoveel mogelijk exemplaren van de bundel werden afgedrukt op één soort papier en vervolgens werden gebonden overeenkomstig de soort papier. Dit is niet helemaal gelukt. Er zijn exemplaren van Antieke verhalen die bestaan uit vellen van een verschillende soort papier.Ga naar voetnoot25 De wisseling van het papier bij het afdrukken van de bundel heeft overigens geen consequenties gehad voor het zetsel. De exemplaren met een verschillende papiersoort zijn tekstueel geheel identiek. Begin februari 1911 vroeg Couperus: ‘Gaarne hoorde ik van je wanneer de Antieke Verhalen verschijnen: wil s.v.p. mij twee ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bondene ex: zenden; meer heb ik niet noodig.’Ga naar voetnoot26 De bundel verscheen een maand later, in maart 1911.
De uitgave van 1911 is de eerste en enige druk van Antieke verhalen die tijdens Couperus' leven is verschenen. De oplage was waarschijnlijk 1250 exemplaren. In december 1910 gaf Veen aan Tenthoff opdracht 800 exemplaren in te naaien en 200 exemplaren door te sturen naar binderij Brandt en Zn. De rest werd in plano bewaard. Brandt kreeg op 3 januari 1911 van Veen het verzoek 200 exemplaren te binden, in een bruine band.Ga naar voetnoot27 De verkoop van Antieke verhalen was geen succes. Twee maanden na verschijnen schreef Veen aan Couperus dat de bundel weliswaar ‘zonder verlies uit den strijd’ was gekomen, maar meer ook niet: ‘Dus aanmoedigend is dat bundelen niet, maar wij zijn zoo lang met elkander samen geweest, en de oudere boeken brachten ons beiden wel finantieel geluk (als men ten minste geld een geluk mag noemen?) [...].’Ga naar voetnoot28 In februari 1915 keerde Couperus voorgoed naar Nederland terug, waar hij in maart begon met het houden van voordrachten uit eigen werk. In oktober van dat jaar vroeg hij aan Veen hem een exemplaar van Antieke verhalen op te sturen. Dit exemplaar heeft hij gebruikt tijdens zijn lezingen.Ga naar voetnoot29 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstkeuzeVoor deze uitgave van Antieke verhalen is de eerste en enige tijdens Couperus' leven verschenen druk als basistekst gekozen: deze vertegenwoordigt de laatste door de auteur actief geautoriseerde versie. Couperus heeft de kopij ervan geleverd en de proeven ervan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zelf gecorrigeerd. Voor de tekstsamenstelling is gebruik gemaakt van het exemplaar van de eerste druk dat zich bevindt in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (sig. 1463 B19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
CorrectiesIn de tekst van deze uitgave zijn, mede op grond van een woordvoor-woord vergelijking van de tijdschriftpublikaties van de verhalen met de eerste druk van Antieke verhalen, de hieronder volgende correcties aangebracht. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de verbeterde lezing gegeven; na de ‘Duitse komma’ (/) volgt de oorspronkelijke, foutieve lezing van de eerste druk. De laatste is voorzien van een asterisk (*) als zij ook in de tijdschriftpublikatie voorkomt. Als de publikatie in Groot Nederland (gn) of Het vaderland (v) een afwijkende lezing heeft, wordt die tussen haakjes vermeld.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VariantenDe eerste druk van Antieke verhalen vertoont ten opzichte van de tijdschriftpublikaties de hieronder volgende woordvarianten. Na het paginacijfer en het regelnummer wordt eerst de lezing van de eerste druk gegeven; na het ‘ontstaan-uit-teken’ (<) volgt de vroegere tijdschriftversie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AfbrekingstekensIn deze uitgave van Antieke verhalen moeten de volgende afbrekingstekens als een koppelteken gelezen worden:
Op p. 150 valt het einde van de pagina samen met een witregel.
* Voor de bibliografische gegevens werd onder meer gebruik gemaakt van het Bibliografisch Repertorium Louis Couperus, een door zwo gesubsidieerd project, onder redactie van G. Borgers, E. Braches, K. Reijnders, uitgevoerd door Marijke Stapert-Eggen. Zie voor de editieprincipes van de Volledige Werken Louis Couperus: Algemene verantwoording van de Volledige Werken Louis Couperus. Utrecht/Antwerpen, 1987. De editieprincipes zijn vastgesteld door Ernst Braches, Jan Fontijn, Karel Reijnders, Marijke Stapert-Eggen en H.T.M. van Vliet. |
|