wichtig onderwerp te zeggen valt, met uitvoerigheid had willen
bybrengen) gaan, of in het algemeen over den toestand van geheel de zoogenaamde
beschaafde wereld in onzen tijd, of wel meer byzonder over het een of ander
gewest, waar zich de geest des kwaads meer kenlijk door zijne jammerdragende
instellingen heeft geopenbaard, of hebben eindelijk meer byzonder betrekking op
dat Holland, hetwelk de Voorzienigheid, die het van ouds zoo wonderdadig steeds
gehandhaafd heeft in het behoud der waarachtige Evangelieleer, thands wederom
van een nieuwen zuurdeessem schijnt te willen zuiveren, dien namelijk der
valsche en ongodlijke filosofie van den dag.
Wien de toon, dien men gemeend heeft hier te mogen aannemen, wat
hard in de ooren klinken mag, die zij niet dadelijk daarom ter veroordeeling
gereed, maar worde des te meer opgewekt tot onderzoek van de gronden, waarop
dat zoo algemeene (maar niettemin nietige en niet lang meer bestaanbare)
gevoelen van de meerderheid der negentiende eeuw toch wel rusten mag. Aan
God-alléén behoort het oordeel over het hart, waarmede dit
geschrift in het licht gegeven wordt; aan den mensch, het oordeel alleen over
de kracht der aangebrachte bewijsredenen. Mogen dezen,