Vit Reinald Scots ontdekking van tooverij.
sonnet. tot den lezer.
Geleerdheid, Grijsheid werd ('k weet niet waarom) gelooft,
Of die wel scherp alleen van alle ding kond' spreken:
Die Meesters weten 't al, en voort de rest zijn Leken;
Reden, zij dragen geen vierkante muts op 't hoofd.
5.[regelnummer]
Beruchte Tooveraar, van Vrienden gansch berooft,
Ik ben uw Vriend, ik wil uw boejen stukken breken,
Tot leed van Rechters, die'r onschuldig aan u wreken:
De kaak'lende gewoont' heeft reden lang verdooft;
Waarom? om dat het hier aan Rechtsgeleerde wijsheid
10.[regelnummer]
Schorten? Neen: 't Schorten hier aan Rechtsgeleerde wijsheid.
Die slechs een oordeel sprak na 's volks gewoonte gek.
Ik leer de Rechter dit, gewoont' te treen met voeten,
En met wat recht hij zal de Tooveraers ontmoeten,
Daar toe plant ik hem noch twee oogen in den nek.
S. KOSTER.
[tekstkritische noot]Wanneer en waar dit ‘Sonnet’ is gedrukt, weet ik niet. Boven aan de bladzijde staat het woord ‘Verscheide’ en het cijfer (der bladzijde) 30. Het schijnt, dat dit gedicht in denzelfden bundel thuis hoort, waarin het Grafschrift op Oldenbarnevelt is opgenomen (zie bl. 611).