Lof-dicht.
(Op het ‘Trver-Spel Van de Moordt, begaen aen Wilhem by der Gratie Gods, Prince van Oraengien, etc. - Ghedicht door G. van Hoghendorp.’)
Hollantsche Rymers, hoe! wat moocht ghy toch gaen zoeken
Stof om te rijmen in Latijns', en Griecksche boeken,
Daer waerder stof nochtans u zelfs niet en ontbreeckt?
Blijft t'huys, laet Grieck zijn Griecks, Latijn 't Latijns, en Franck
5.[regelnummer]
Zijn Frans: beschrijft ghy 't uws in taal, die (Godt zy danck)
Geen weerga vindt, dat's duyts, en dat duyts dat ghy spreeckt.
Van Hogendorp wist dat, daar om heeft hy beschreven
In dat duyts 's Princen moort, die eewich nu zal leven,
Al heeft hem een Tyran verradelijck doen doo'n:
10.[regelnummer]
Nu leeft hy in de ziel van volk'ren zeer vermeughen,
Die 't moorden eewelijck met wil van wraack zal heugen,
En die 't oock wreken door Prins Maurits zijn Zoon.
Hollandtsche Rijmers, komt met kranskens van Laurieren
't Wijse gehelmde hooft van Hoghendorp vercieren.
15.[regelnummer]
Getrouwe landt-zaat, die 's Landts welvaert steets betracht,
Eert Hoghendorp, en leert zijn Dicht u jonge kind'ren,
Dan zal dit Neerlandts haet op Spaengien niet vermind'ren,
Maer eewich duren en vertreen de Spaensche macht.
|
-
-
[tekstkritische noot]Bovenstaand Lofdicht is vóór Hogendorp's treurspel gedrukt (‘t'Amsterdam, Voor Cornelis vander Plasse, 1617’). De ‘Moordt, begaen aen Wilhem... Prince van Oraengien’ werd op den dag der inwijding van de Academie (waarschijnl. 23 Sept. 1617) gespeeld. Van den auteur verscheen in hetzelfde jaar een rederijkersspel in druk (Spel der intrede van: Wy rapen geneught), dat in 1616 was vertoond op het Landjuweel te Vlaardingen. Gijsbert van Hogendorp was in zijne jeugd officier van de lijfwacht van Prins Maurits, werd later generaal in Zweedschen dienst en stierf in Den Haag.
|