Regelnummers proza verbergen
| |
| |
| |
| |
[Vertoning]
Op de voys: Ick ly in 't hert pijn onghewoon.
75.[regelnummer]
Reyt nu Amstelsche Maechden fier,
Ghy groene spruyten, wilt neuriend' uyten,
Om met ghespeel 't onthalen hier,
Een Heldt van buyten, wiens lof t'ontsluyten
Hier by ons, want om de vree, te houden zijn wy ree,
Dochters nu gaat den Prins te moet
Met wellekom groeten, wilt hem ontmoeten,
85.[regelnummer]
Den nieuwen Heer t'onthalen spoet.
Neycht aan zijn voeten, hy zal verzoeten
Want den Vorst wiens deuchden meest, zo eerlijck zijn gheweest,
Ghegroet zijt Prins, en willekom
VVy u ontfanghen, met spel en zanghen.
De Rey van Maechden komen om
Met vreughd' behanghen, in groot verlanghen,
95.[regelnummer]
Te zien den vromen Heldt,
En als dapperheydt int veldt, onder zijn heersching stelt
Lieflijcke Prins comt vroliick in,
100.[regelnummer]
Ziet hoe de Reyen, van Maechden leyen
V gantsch verheucht van hert en zin,
Daer u verbeyen, al is bescheyen,
Dats Amsterdam onz' Stadt:
105.[regelnummer]
Noch noyt sulcken Prins ghehadt, hebben, en wenschen dat
| |
| |
107.Op den vier en tvvintichsten May.
108.Is ten verzoecke van de Heeren Burgemeesteren, in de Nederduytsche 109. Academie, alles vertoont ghevveest vvat quaadt, gheduurende den 110. Oorloogh, de Spangaerts, ende vvat dienst het huys van Nassau, 111. deze Landen ghedaan heeft.
112.De Academie vvas ghestoffeert met alderleye frayicheydt, ronts-om 113. behangen met Tapeten, ende de vloer bekleet met roodt Laken.
114.Daar zijn ghedaan vierthien vertooninghen:
115.VVaar van de eerste vvas de vvreetheyt der Spangaerden, comende 116. den Lande plagen met Ghewelt, Twist en Bedroch, vvaar over Een-117.dracht, Trouvv en Onnoselheyt het Aartrijck verlieten, ende zijn opghe-118.nomen van eenen grooten vvolck. Inden Hemel vvierde ghezongen 119. dit Liedt:
120.[regelnummer]
Rey van Hemel. O Heilighe Drietal wellekom,
Die 't vvereltlijck beswaren,
En hebt den wech ghekooren, om
Met ons volnoechde scharen,
Op opwaarts stijcht, en hoogher, tot
In dit verheven blinckend slot
Vervult door alle leeden,
Met weeld en wel te vreeden,
Eendracht Ghelucksalighe reyen,
Die 's Hemels vloer bezwiert met zuyvre voeten,
Daar ongheneucht met schreyen
Haar zelven wars, aan niemant kan ghemoeten:
De vensters derf ghenaacken;
Nocht zorghe met haar knaeghen,
| |
| |
Rey van Hemel. Sweeft in, sweeft in, ghy zijt verwacht
In d'hoochverdiepte zaelen
En als 't ondanckbaar aardtsch gheslacht
145.[regelnummer]
V quaelijck zal onthaelen,
Zoo zullen u, O landliên mijn,
Dees vaderlijcke poorten zijn
Gheslooten 'tgheenen tyen.
150.[regelnummer]
Sweeft in, en wilt u vlyen,
Tvveede Vertooning.
153.De tvveede Vertooning vvas hoe den Hertoch van Alba de Landen 154. vervvoestede, den Adel doode, de Vryheden vertrat, ende den invvoon-155.deren verjaachden, daar op vvierde gesproken tot verklaringhe deze 156. zes reghelen.
De Spaansche Dwinghelandt die 't al zocht te verwoesten,
En liet zijn moordich staal niet inde schee verroesten,
Maar houdt het gladt in 't bloedt der vrome Onderzaten,
160.[regelnummer]
En spout zijn gal uyt op het volck van alle staten.
Zijn onghebondenheyt scheen willen te vernielen
Den besten Adel die 'y voor Beulen dede knielen.
Derde Vertooning.
164.De Gordynen gheopent zijnde, bliezen de Trompetten Wilhelmus van 165. Nassouvven, en hier vvierdt vertoont de kloecke teghenstant, die den 166. Alderdoorluchtichsten Prince van Orangen, Willem Hoochloflijcker me-167.morie, den Spangaerden, tot 's Landts vryheden, door de vvapenen ghe-168.daan heeft, en de Trompetten ophoudende, vvierde dit ghesproken.
Dan andre tyden, dan ghenaacken andre stonden,
170.[regelnummer]
Een wreecker vanden hooghen Hemel afghezonden,
Wilhelm ghenaamt, verschijnt in Hollant, en herplant
De vryheyt ouderdruckt, in haren ouden standt.
't VVtheemsch gheweldt wordt vvtghedreven t' aïlen steden;
De groote' onmenschlijckheyt, de groote' afgrijslijckheden
| |
| |
175.[regelnummer]
Des Spaanschen Tyrannijs; die stal had als een post:
d'Iphigeniaes en Polixenaes verlost
Van d'altaars bloedich. Het verworghen, branden, kerven
Gaat af; en echter, gheen begraven voor het sterven.
Vierde Vertooning.
180.De nummer zatte vvraack heeft haar bloetdorstighe yveraars de Span-181.gaarden opghehitst, den ghetrouvven Prince te vermoorden om de Lan-182.den, als van raadt en daadt daar door ontbloodt zijnde, vvederom in 183. haar bloedighe kaackenen te bekomen; dit vvas de verklaringhe.
VVie zal in 's Conincks dienst voortaan
185.[regelnummer]
Zich quyten vroom oprecht en heylich?
De besten 't quaatste loon ontfaan,
En nerghens is de trouwe veylich.
De vroomste Prins hoewel hy wyselijck betrachten
Ziin ampt in 's Conincx dienst, en kond' hem noch niet wachten
190.[regelnummer]
Voor de na-yvering, en haat des eyghen-baats,
Die tot een ondergang des Nederlandtsche staats
Den aldertrotsten Heldt tot Delft heeft doen doorschieten,
Door een hartlooze boef, die 'r ghelt af wou ghenieten.
Dus is de Moeloosheydt, die snood' eerlooze pry,
195.[regelnummer]
De Moeder van 't bedroch, van wraack en schelmery.
Vijfde Vertooning.
197.Na de vierde Vertooning (die de gruvvelijcke moordt der Spangaarden 198. begaan aanden Doorluchtighen Prince van Orangen uytbeeldende,) ziin 199. de gordynen de vijfde maal geopent, ende 's Landts Staten even 200. moedich, hebben den jonghen Heldt, Maurits van Nassouvven, den 201. ghelijck-aardighen Zone zynes Heer-Vaders, eerbiedelijck in des doodes 202. Princes plaatse, na veel zvvaricheden, vvel ter geluckiger uren ont-203.fanghen, ende tervvijl de Vertooninghe stont vviert dit ghesproken.
's Landts Staeten, die ghespaart en hebben bloedt noch schatten,
205.[regelnummer]
Nocht zorch, in 's vryheydts dienst, die moghen nu hervatten
Het aanzien en ghezach dat haar van oudts toequam:
En stellen eenen Heldt, van Keyserlijcken stam
| |
| |
En Nassausch bloedt, (het welckmen ziet in dezen daghen
Als 's Christen werelds hooft de Roomsche kroone draghen)
210.[regelnummer]
In 't Vorstelijck bestier; die Mauritz zy ghenoemt,
Na des verlossers naam van Duytsland hooch beroemt.
Voor wien alle' Oorlochsman in zynen tijdt moet wijcken.
Seste Vertooning.
214.De zeste Vertooning beelden uyt hoe onvvederstandelijck Prince 215. Maurits de vyanden des Vaderlandts het hooft heeft gheboden, zoo 216. dat van aanbegin zynes regeeringhs, door der Spangaarden schrick, 217. het Lant heeft beginnen toe te nemen, vvaar van deze veerzen de 218. uytlegginghe vvaren.
Teghen de koomst van dees de Spaansche Coninckrijcken,
220.[regelnummer]
En overbuuren van den trouweloozen Moor,
Op 's aardtrijcks eynde, nu alreede schricken, door
VVaarzegg'ren duydenis: en aan haar Monarchie
En hapert anders niet als deze Prophecie.
Zo veel onmatighe' hoops, ghelucks, beleyds, ghewelds
225.[regelnummer]
Stuyt (wilt den Hemel) op den schildt af dezes Helds.
Sevende Vertooning.
227.Inde zevende openinge stonden de veroverde Landen en Steden, 228. door den Prince Maurits de Spaansche slavernye ontruct, en in 229. hare oude vryheyt herstelt, gelijc als deze regelen seyden.
230.[regelnummer]
Dees ist, die wederom verkreghen heeft, in hande,
Van Ghelder de voochdy, van Zutphen, en den Lande
Van VVtrecht; die berecht te dezen daghe' altzaam
Door zyne Maghen zijn, en den Nassauschen naam:
VVanneer zy van die stam en doorluchtighe rancken
235.[regelnummer]
Een wijl zijnd' afghedwaalt haar zullen dies ontdancken
Dees zeven Landen vry beschermen te ghelijck:
En 'tzidd'ren doen van verr' Habsburch en Oostenrijck.
VVant, als een blixem snel ten slingher uytghedreven
Des yveryghen Gods, gaat hy ten stryde streven,
| |
| |
240.[regelnummer]
Afwerpend' en vertreende' al wat zijn spits ontmoedt,
Omheynt met aardtsche Goon, en Helden van zijn bloedt:
Met Heynrick dapper, zijn beleyder van de paarden;
Met VVilhem Vrieslands heyl, Philips den onvervaarden,
Den vromen Luydewijck, beyd' waardich andermaal
245.[regelnummer]
Te leven: en Iohan braaf als een punt van staal;
Den nemmersuffen Ernst; Nassausche' al met elckander.
Achtste Vertooning.
248.Hier verscheen den Prins inden persoon van den Grooten Alexande, 249. verselschapt met vele andere Graven van Nassauvven, onverander-250.lijcken elck anderen belovende, tot verlossinghe van onze lieve Vader-251.landt, de Spangaarden met hare aanhanghers den punt te bieden; 252. als luyden deze vvoorden.
Ghelijck des wereldts roem de grooten Alexander
Bestuvvt met al de schaar der Vorsten trots beraan
255.[regelnummer]
En Coninghen, die wt zijn hof zijn opghestaan,
Viel in het Persisch heyr, aanvoerende de Griecken:
Elck van zijn vrienden streckte' een slachveer aan zijn wiecken:
De schrandere' Eumenes, de kloecke Ptolomeus,
Perdicca, Lysimach veroveraar des Leeuuvs.
260.[regelnummer]
Oft eer als een Iuppiin, die (doe vermetel snofte
's Aards onbesuyst ghebroedt) van boven neder bofte
De lyven dick ghespiert der Reusen groot en grof;
Die lomp en overdwaalsch, 's ouden Saturnus hof,
Met kracht van armen zwaar, te meest'ren haar vermatten,
265.[regelnummer]
En schansten berch op berch, aan Hemel-hooghe katten:
De Coning stont in 't mid: de Crijghs-god onvertzaacht.
Latonaes kindren beyd, en Pallas d'oorloochs maacht,
Neptuin en Liber hem stijfden aan wederkanten;
Altsaam van zijn gheslacht, altsaam zijn bloedtverwanten.
270.[regelnummer]
Alzo zal onzen Vorst; en zullen werden zijn
Vyanden hem ghewaar, in zodanighen schijn.
| |
| |
Neghende Vertooning.
273.De Slach op de Tielsche Heyde is inde neghende, zoo veel doen-274.lijck ghevveest is, vertoont, vvaar over tot vvtlegge deze navol-275.ghende ghedichten ghesproken vvierden.
Dat zeg de Tielsche hey van zijn gherit vertreden:
Dat zeg de blyde stem der vry-ghemaackte steden:
Dat zeg het yslijck veldt vol uytghestreckte doon,
Daar zeghes gulde wieck hem toevoer Lauren kroon.
280.[regelnummer]
Des zyne faam met lof van yder wijd gheblazen
Tot dezer wereld uyt zal barsten, en verbazen
De volcken, dien de Son de slincker-zijd toevvendt,
Als zelf noch 't hierlandsch spoock, en gheesten nau bekent:
En 't schittren van ziin swaart zal wyder vrees verwecken,
285.[regelnummer]
Dan, met haar straelen, zom van onze Starren strecken.
Hollander ende Zeeuw zullen haar namen groot
VVtbreyden onder hem, over den Aarden-kloot;
En onbepaalden roem ten Hemel hooch verheffen.
Thiende Vertooning.
290.Het Toneel vvas bespreyt met dooden, de Prins met de Nederlantsche 291. Oorloochs-mannen gevvapent, als vervvinnaars daar by staande, 292. bediede de slach van Vlaanderen alvvaar de Kroon van overvvinnen 293. den dapperen Voor-vechter vvierde op het hooft ghestelt: Als luyden 294. deze Lof-dichten.
295.[regelnummer]
O borsten van bedrijf! o moeden onbesneden!
O herten kloeck! o onverleemde dapperheden!
Rondom u Vaderlandt, sult ghy ghelijck een muur
En uwen hooftman zijn als een metalen muur.
Die sal, verladen met den roof der Castilianen,
300.[regelnummer]
De wapens van Leon, en de Bourgoensche vanen
Besprenckelt van het bloedt, bekrozen van het stof,
't Huys-voeren zeghenrijck, en hanghen op het hof.
Te weten Arragon dorst dencken, en Granaden,
Dat sy de Zeeusche jeucht met keetens zouden laden;
305.[regelnummer]
d'Hollandsche Maachden slaan, zijnd' eerst haar eer gerooft.
Toledo val die vloeck, en Saragossa' op 't hooft.
| |
| |
Elfde Vertooning.
308.VVilde te kennen gheven de voornaamste Scheeps-stryden, meer 309. met de monden als met der daadt, alzo de kortheyt des tijdts, en 310. ongheleghentheydt des plaats, het toestellen van scheeps ghereet-311.schappen niet toe en liet; daar over sprackmen dit.
Ick sie d'Hollandsche vloot den Andaluz aan boordt:
de roock en vlam van 't schut: de pekel roodt van moordt:
't Bestorven Gibraltar van vrees om 't hert beneepen:
315.[regelnummer]
En al de VVesterstrandt gheplondert van haar schepen:
dien baat het niet te zijn als sloten opghebouwt,
Nocht dat zy spieg'len doen de dyninghen, van 't goudt.
So mannen herten, zo, zo moeden van vermoghen.
dat 's in zijn kroon, den Vorst des ondergangs ghevloghen;
320.[regelnummer]
En van 't vermetel hooft, de pracht ghemaackt tot schant.
So seytmen 't Oorloch uyt: en haaltmen vreed' in 't landt.
Tvvaalfde Vertooning.
323.Den vermetelen vyant, door de gevvenschte manhafticheyt van onzen 324. beschermer des Vaderlandts, ten eynde azem ghebracht zijnde, is 325. ghedvvonghen, tot zynen trots, stilstant van vvapenen te verzoecken, 326. gelijc hem op voorvvaarden is toegestaan, dan heeft het ghene hy 327. meende daar door niet bekomen, het vvelcke, naast Gode, vvy de 328. vvackerheydt des Princes van Orangien te dancken hebben. En dit 329. vvierde ghesproken.
330.[regelnummer]
Ghy volcken van een bloedt, houwt eendracht met u beyden:
Vertrouwt u God, uw zaack, uw Vorst: hy zal beleyden
Vw rotten streng, te veld; uw vlooten trots, ter Zee:
En kneuzen 't woest gheweldt; en helpen ons aan vree.
Derthiende Vertooning.
335.Den Prince Maurits verheven gestelt op eenen hoogen voet, stont 336. int midde vande zeven Vereenichde Nederlanden, die hy te zamen 337. gekoppelt hielt met een Orangen bant, en tot hem sprac de heylige 338. Gerechticheyt, die aan zijn slincker zyde stont deze reden.
| |
| |
Houdt vry der volcken toom wel stadich inder handt:
340.[regelnummer]
Maar voor het uyterst' schroom den teughel, met verstandt
Van wicht, den breydel rept, wat styver of wat zachter.
Te ruym dat struyckelt vaack, en al te kort leydt achter.
In vryheyt ordentlijck uw onderdaan laat treen,
Recht tusschen dienstbaarheydt en wetteloosheydt heen.
345.[regelnummer]
So groeyt, zo bloeyt, zo wast, o rechterhandt der Staten,
In moghentheydt, gheluck, en tal van onderzaten.
Vierthiende Vertooning.
348.Hier vertoonden haar danckbaarlijc de Nederduytsche Academie, die 349. in vrouvven kleederen prachtich gestoffeert, haar openbaarden op 350. een hoogen zetel, vergeselschapt met Apollo en de negen Musen, 351. ende sprac tot lof des Princes van Orangen deze reden.
Het hoochste dat den mensch op aarden is ghegheven,
Door den eerzamen Raadt des hemels goeden hooch,
Is Eer het weertste goedt int tijdtlijcke leven,
355.[regelnummer]
Op welck het grootste hert alleenlijck neemt zijn ooch.
De Goden alle ding den mensch om zweet verkoopen:
Dus krijchtmen 't hoochste goedt niet dan door d'hoochste daat,
En dat is krijchs beleydt, een konst om brave hoopen
Houden in heerschappy, alleen tot 's vyandts quaadt:
360.[regelnummer]
Dat doet ghy brave Prins, gaat Mars daarin te boven,
Die d'een naar d'ander reys u vyandt stoudt verwindt,
Dat die zelf uwe deuchd ghedwonghen is te loven,
Al haat hy 't ghene dat u onderzaat bemindt,
V daghelijcks werck is hun slaverny als eyghen,
365.[regelnummer]
Te leyden Princen trots, en treetse mette voet.
Pylaar des Vaderlandts, die 't wreet vermetel dreyghen
Der vreemder volcken stilt, en kneust haar hooghe moet:
Zijt danckbaar aan u Prins, gaat de verwinner teghen.
Schoon Edel-vrouwen hem met lauren-kranssen kroont,
370.[regelnummer]
Als is de danckbaarheydt hier zelfs om danck verleghen,
Den danck die toonlijck is aan u Verlosser toont.
De palmen van 't gantsch oogst, en bossen van laurieren
| |
| |
Zijn weynich in 't ghetal by zijn verdienden lof,
Alleenlijck het ghedacht kan hem te wille vieren,
375.[regelnummer]
Ghebreckich werdt de tong door 't overvloedt van stof,
Gheen sterflijck goedt is goedt om hem alhier te loven,
Onsterflijck eer alleen zijn eere wezen zal:
Dees zal hem na zijn doodt aan hem onsterflijck boven,
En eeuwich als een God verbreyen over al.
380.Men heeft na de Vertooninghen voor zijn Excellentie, Prince van 381. Orangen, ghespeelt het Treur-spel van Gerart van Velsen.
382.De Magistraat en vele vanden Raat, menichte vande Edelen, 383. ende het beste deel vander Stadt heeft den Prince inde Academie 384. vergezelschapt, en het doen heeft zeer aangenaam ghevveest; zo 385. vvel de Vertooningen, 't Spelen, als de lieffelijcke Musijc, die daar 386. van zes Speel-luyden vvtgekloncken vvierde. De Vertooningen zijn 387. gedaan gevveest met hondert personagien.
Op den vijf en tvvintichsten May
389.Zijn vvy op het vertrecken van zijn Excellentie, Prince van Oran-390.gen, met tvvintich schuyten tot aan den Overtoom toe vvtghevaren.
391.Inde voorste Schuyt zaten zes Musijckers, die op alderleye instru-392.menten zeer lieffelijcken speelden.
393.Inde tvveede Schuyt lach inde schoot van Mevrouvve de Prin-394.cesse mijn Heer de Prince van Orangen, hoochloflijcker memorie, 395. tot afbeeldinge van de valsche verraderye en moort aan hem begaan, 396. hier by zaten haar kinderen en eenige staat-Dochteren.
397.Inde derde Schuyt vvaren Trompetters en Trommelslagers die de 398. Speel-luyden verpoosden.
399.Inde vierde Schuyt stont een Orangen-Boom; die geschoort vviert 400. van de drie Gracien, daer mede te kennen ghevende zijn Prince-401.lijcke Excell. Maurits, Prince van Orangen.
402.Daar aan volchden de acht schuyten, van den 23. May.
403.Inde derthiende Schuyt daar aan volchde een schuyt met gevva-404.pende mannen.
405.Inde 14. Schuyt zaten eenighe perzonen ghekleet nae de oude vvyze 406. van den Lande, bediedende de getrouwe Nederlanders.
| |
| |
407.Inde vijfthiende Schuyt volchden alle de Na-gheburen, daar de 408. Landen mede verbonden zijn.
409.Inde 16. schuyt vvaren alle vreemde Natien daermede vvy handelen. 410. Inde seventhiende Schuyt vvaren de onderghebrachte volcken, ende 411. alle de overvvinninghen van zijn Excellentie.
412.Inde achthiende Schuyt stonden en zaten zommige gecken ende 413. narren, meerder tot vermaack, als tot de zaack dienende.
414.Inde 19. Schuyt vvorden vveder vertoont vviens beleyt dit vvas, 415. te vveten, dat de Duytsche Academie dit vvt last van Burge-416.meesteren deden, en vvas gestoffeert als op den drientvvintichsten.
417.Inde tvvintichste Schuyt zaten de Hoofden ende Voorstanders der 418. Nederduytsche Academie.
FINIS.
|
-
-
[tekstkritische noot]74. II in 't hert prin.
-
-
[tekstkritische noot]132. I 's Hemels vloet.
138. II 't saeghen.
-
-
[tekstkritische noot]228. II ende in.
-
-
[tekstkritische noot]240. II Afvverpende' en. - al vvar.
241. I Omheynt mes.
258. I De schandere'.
259. II des Leevuvs.
263. I Dic lomp.
267. I Latonias.
-
-
[tekstkritische noot]315. I En ala de.
320. I En van 'r.
336. II inden midde.
338. I sprac heylige.
-
-
[tekstkritische noot]348. I danckaarlijc.
355. I Op welcke.
-
-
[tekstkritische noot]406. II bediende getrouvve.
-
-
[tekstkritische noot]411. II van ziin Excel.
419. II Finis ontbreekt.
|