Zingzang
(1866)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij
[pagina 140]
| |
[pagina 141]
| |
't ring-sken aan den vin- ger, was Ik
fier-der dan een vorst. Ze zoen- de mij, ik
zoen- de haar, Al zwe-rend, dat ge-trouw De
zoet- ste liefde ons aan el- kaar Voor
eeu- wig hech- ten zou. De
zoet- ste liefde ons aan el- kaar Voor
eeu- wig hech- ten zou.
| |
[pagina 142]
| |
2.[regelnummer]
Niet lang en duurt der roze bloei,
Verwelken is haar lot...
En als de wind des winters woei,
Was 't lieve kind bij God.
Maar vóór het scheiden sprak ze: Vriend,
En ween toch niet zoo zeer;
In 's Heeren schoonen hemel vindt
Gij uwe bruid eens weêr:
Daar wacht ik u, en ben ik u,
Zoodra gij komt, nabij,
Want aan mijn ringsken ken ik u,
Gij, aan uw roosken, mij!
(Concordia: Anthologie classischer Volkslieder.) |
|