Zingzang(1866)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] De oude zangster J. Eden. langzaam en treurig. 1.[regelnummer] Vol gedruisch en damp is de rui-me zaal. Sle-pend met 'ne harp strompelt de ou-de bin-nen, 't Hart van hoop ver- vuld op een goed ont- haal, Want haar avond-brood moet ze hier nog win-nen. Want haar avond-brood moet ze hier nog win-nen. Schor is ha- re stem, als een lijk-zang klinkt [pagina 94] [p. 94] 't Lus- tig drinkrefrein, dat ze, och ar-me! zingt. Schor is ha- re stem, als een lijk-zang klinkt 't Lus-tig drinkrefrein, dat ze, och ar-me! zingt. 2.[regelnummer] Hoe met de oude vrouw heel 't gezelschap spot! Weg! zoo roept er een; weg! herhaalt een tweede. Bij niet eenen wekt deerenis haar lot, Niet een enkel stuk krijgt de grijze mede. Ach! en niemand ziet hoe ze nederstort Aan de deur, die barsch haar gesloten wordt! 3.[regelnummer] Hoor! daar zingt een lief, jeugdig meisje thans, Dat viool en stem heerlijk weet te paren. Zoo is zij geweest: eenen gloriekrans Vlocht haar toen de kunst om de guldne haren. Als ze, schittrend schoon, op de planken stond, Hing de menigt haar hijgend aan den mond. [pagina 95] [p. 95] 4.[regelnummer] Dat is nu voorbij... Ach! ze lijdt zoozeer; Maar de hemel waakt op de zwaarbedrukte. Zie, daar knielt bij haar de eedle zangster neêr, Die zoo even elk met haar lied verrukte: U, zoo spreekt ze zacht, zij mijn loon gewijd; Eens word ik wellicht zooals gij nu zijt! Vorige Volgende