Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 298] [p. 298] Findlay. Wie of er vóór mijn deurtje staat? - Wie anders dan uw Findlay! - Gij komt hier niet van pas, zóó laat... - Ik hoop van ja, zei Findlay. - Wat guitenstuk hebt gij bedacht? - O kom en zie! zei Findlay. - Zwaar zondigen zult gij van nacht... - Dat zal ik vast! zei Findlay. Zoo 'k opsta en u binnen laat, - Doe dat maar gauw, zei Findlay. - Dan houdt mij wakker uw gepraat... - Ik hoop van ja, zei Findlay. - Ik vrees maar, want ge zijt zoo stout, - Vrees niets van mij, zei Findlay. - Dat gij tot morgen blijven zoudt... - Dat zal ik vast! zei Findlay. - [pagina 299] [p. 299] Maar dede ik nu zooals ik zeg, - Dat moet ge doen, zei Findlay. - Dan vindt gij andermaal den weg... - Ik hoop van ja, zei Findlay. - Nu, wat er hier gebeuren zal, - Laat dat maar gaan, zei Findlay. - Verzwijgt ge toch in elk geval?... - Dat zal ik vast! zei Findlay. Vorige Volgende