Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 278] [p. 278] Mijmerend aan de zee. Mijmerend aan de zee, de wilde, Waar mijn vrijer over toog, Bid en smeek ik, dat de milde Zegen Gods hem volgen moog'. Slaap ik, immer dobberend tusschen Vrees en hoop, laattijdig in, Fluisteren geesten om mijn kussen Mij van hem, dien ik bemin. Wie gespaard bleef door de smarte, Wie nooit schreide: laas! en ach! Die verwelkomt, vroo van harte, Onbeschroomd den lichten dag. Kom, o nacht, mijn lijden sussen, Treed, o slaap, mijn leger in; Fluistert, geesten, om mijn kussen, Mij van hem, dien ik bemin! Vorige Volgende