Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 271] [p. 271] Jean. Van alle vier de streken, waar De wind uit suist of bruist, Min ik vooral het westen, daar Mijn meisje in 't westen huist. Ons scheiden bosschen, stroomen, ach! En bergen bovendien, Maar mijne ziel is nacht en dag Bij mijne lieve Jean! In 't dauwbepereld bloemekijn Zie ik ze zoet en schoon; In 't lustig kweelend vogellijn Hoor ik haars liedjes toon. In elke bloeme, die er spruit, Wil ik haar hulde biên, En elke vogel, die er fluit, Herinnert mij aan Jean! Vorige Volgende