Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 190] [p. 190] Koffielied. Het Gersten heb ik steeds geprezen, Het Leuvensch valt in mijnen smaak, Den Bruinen drink ik met vermaak, En de Uitzet mag er stellig wezen; Met Faro, Beiersch, Porter, Ale, Verfrisch ik gaarne mij de keel, En, zit mijn buidel vol vijffranken, Zoo vul ik zingend mijnen nap Met rood of gulden druivensap - Mij smaken allerhande dranken: Maar boven allen spant de kroon De zoete drank der mokaboon! Den koffie laat ik voor de vrouwen, Zoo roept een logge brouwer fier: Ons mannen past het sterke bier, Dat wij niet voor de ganzen brouwen! - Een dokter vat me bij den kraag: De koffie deugt niet voor de maag... Een giftdrank is 't, die traag, maar zeker, Al wie hem lust ten grave leidt... [pagina 191] [p. 191] Zoo doe veel liever mij bescheid Met helder water in den beker! Ik echter roem op blijden toon Den zoeten drank der mokaboon! Want medicus en brouwer slagen Den spijker vast niet op den kop: U roep ik tot getuigen op, Wier schedels lauwerkronen dragen, Voltaire, Goethe, Walter Scott, Die op den koffie waart... verzot! Ja gij, wier naam de wereld huldigt, Gij zijt, daar twijfelt niemand aan, Niet slechts uw langgerekt bestaan, Maar uwe scheppingskracht verschuldigd En dankt dus uwen glorietroon Den zoeten drank der mokaboon! 't is in het land der Arabieren, Volop gekoesterd door de zon, Dat, eene weelde- en wellustbron, De koffieboom vooreerst zou tieren; 't is daar, dat hij, als pyramied, De flinke kruin naar boven schiet... Men kweekt hem wel in andre streken En brengt er zelfs op Java voort, Die vruchten geeft van beste soort, Maar wie van koffie mee mag spreken, Verkiest, aan goeds en fijns gewoon, Den zoeten drank der mokaboon! [pagina 192] [p. 192] Den edelen neetar zelf bereiden Is vast mijne allergrootste vreugd. Het malen doet mij zulke deugd, Dat ik er nooit mee uit kan scheiden; En als de moor zijn liedje zingt, Dan zing ik mede, dat het klinkt! Ik laat het water dapper stoomen, En vul dan langzaam mijne kruik, Die juist bevat in haren buik Wat ik behoef om toe te komen... De geur is fijn, de kleur is schoon Des zoeten dranks der mokaboon! 'k beklaag ze diep, die melk en suiker Er tusschenmengen op zijn Fransch! Ik laat hem zijnen maagdom gansch: De drank is - puur - oneindig puiker! Ik krijg hem daags twee keeren dus In puris naturalibus, Des morgens bij de warme weggen, En bij de pijp na 't middagmaal... O machteloos is menschentaal, Om klaar en duidelijk uit te leggen Wat heil u dankt mijns vaders zoon, O zoete drank der mokaboon! Vorige Volgende