Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Op het kunstfeest te Antwerpen. (Augustus 1861.) Juichend, uit de verste landen, Stroomen herwaarts, schaar bij schaar, Wakkere kunstenaars te gaar Om te sluiten broederbanden. Pralend met der kunsten krone, Fier op haren rijken schat, Opent zich de Rubensstad Allen priesteren van het schoone. Welker school zij toebehooren, Watvoor vak het hunne zij, Allen klinkt hun even blij Onze welkomgroet in de ooren. Duitschers, Denen, Britten, Gallen Kussen zich als vrienden hier: Onder de edele kunstbanier Zijn de menschen broeders allen. [pagina 182] [p. 182] Allerwegen rijst ten hoogen 't lied des vredes, heerlijk schoon: Zaten kunstenaars ten troon, Nimmer zou men orelogen. Zegen zal alomme baren, Volken! uwer eelsten bond! Dies weergalme 't de aarde rond: Leven kunst en kunstenaren! Vorige Volgende