Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Het klooster. Lize kloeg: Zoo gansch alleen Kan ik toch niet blijven leven.... Naar een klooster wil ik heen! - Wel! dan weet ik raad te geven: Naar het klooster moet ge gaan, kind! Naar het klooster van Sint Arjaan, kind! Waar er twee paar schoenen aan Het beddeken staan, kind! Ei! nu zat zij in de klem... Blozend sloeg ze de oogen neder, Bij den klank van Willems stem. - Lieve Lize, ik zeg het weder: Naar het klooster moet ge gaan, kind! Naar het klooster van Sint Arjaan, kind! Waar er twee paar schoenen aan Het beddeken staan, kind! [pagina 147] [p. 147] Zeg, wat is dat voor een sticht? Waagde ze eindelijk te vragen: Is de boet er zwaar of licht? - Ei! ze zou u vast behagen! Naar het klooster moet ge gaan, kind! Naar het klooster van Sint Arjaan, kind! Waar er twee paar schoenen aan Het beddeken staan, kind! Zeg, hoe ware mijn habijt In die godgewijde veste: Hel of donker, eng of wijd? - Ei! het simpelst is er 't beste! Naar het klooster moet ge gaan, kind! Naar het klooster van Sint Arjaan, kind! Waar er twee paar schoenen aan Het beddeken staan, kind! Zeg, en dede ik naar uw woord, Wie geleidt me, wie gelast er Zich te ontsluiten mij de poort? - Ei! de schepene en de pastor! Naar het klooster moet ge gaan, kind! Naar het klooster van Sint Arjaan, kind! Waar er twee paar schoenen aan Het beddeken staan, kind! [pagina 148] [p. 148] Zoo! en gij dan? vroeg ze nog. - Ei! ik zal wel mede moeten: Twee paar schoenen passen toch Allerbest aan twee paar voeten! Kom, we zullen samen gaan, kind! Naar het klooster van Sint Arjaan, kind! Waar er twee paar schoenen aan Het beddeken staan, kind! Vorige Volgende