Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Onze leus. Zoo in alle wereldoorden 't volk weleer niets goed en vond Wat in drieën niet bestond, Heden galmt een viertal woorden De aarde rond van mond tot mond: Vrienden, onze leuze zij, Vol begeestring zingen wij: Frisch en vroolijk, vroom en vrij! Frisch te zijn van lijf en zinnen, Is dat niet een heerlijk goed, Waar elkeen naar streven moet? Vroolijk zal men dan beginnen, Wat den zwakke beven doet. Vrienden, onze leuze zij, Vol begeestring zingen wij: Frisch en vroolijk, vroom en vrij! [pagina 132] [p. 132] Vrij te zijn is 't recht van allen; Wie zich vrij gevoelt is vroom, Kent, wat kome, geenen schroom, Staat, waar slaven nedervallen, Pal en stevig als een boom. Vrienden, onze leuze zij, Vol begeestring zingen wij: Frisch en vroolijk, vroom en vrij! 't zij langs doornen of langs bloemen, Frisch en vroolijk gaan wij voort; Vroom, dat zijn wij, als het hoort; En wie zou er vrij zich noemen, Paste niet op ons dat woord? Vrienden, onze leuze zij, Vol begeestring zingen wij: Frisch en vroolijk, vroom en vrij! Vorige Volgende