Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Jan Breydel. Jan Breydel sprak: ‘Nu zij 't gedaan Met Vlaandrens nood! Van nacht, o makkers, zal 't er gaan Van kappen, kerven, klieven, slaan! Voor geenen Franschman kraait de haan Bij 't morgenrood! Nu liggen zij te bed gestrekt, Met bloed van weerloos volk bevlekt... Wie zal het wezen, die hen wekt? De dood!’ En wat hij zei, de Brugsche held, Dat werd volbracht. Hoezeer de schrik de vlucht versnelt Der huurliên van uitheemsch geweld, Zij worden allen neergeveld, Vertreên, versmacht... [pagina 128] [p. 128] ‘Zeg Schild en Vriend!’ En wie 't niet kan, Dien klieft een slag de hersenpan! Jan Breydels bijl werd bot er van, Dien nacht! En toen het daagde riep hij uit: ‘Waar zijn ze thans, Die woeste knechts van 't sluwe Zuid, Die wufte ridders, tuk op buit? Niet een, al smeekten zij zoo luid, Ontsprong den dans... - Zóó moge varen wie, als zij, Ons dreigt met schande en slavernij... Zóó redden de eer en vrijheid wij Des lands!’ Vorige Volgende