Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Ons land. Ons land is van de grootsten niet, Gering is zijn gezag: Toch groet ons hart, waar 't oog ze ziet, Vol fierheid onze vlag. Geen gloriezinnebeeld is zij, Gescheurd en bloedbesmet; Doch waar ze waait, daar denkt men vrij, En vraagt niet eerst belet. Belgen zijn wij, En trotsch al op ons land, Waar de vlag der vrijheid wappert, Vroolijk wappert te allen kant! Ons land is van de schoonsten niet, Er is geen enkel meer, Geen berg, die in de wolken schiet, Geen woudbandietenheir. [pagina 124] [p. 124] Het is er vochtig, 't is er koud, Men lijdt er veel van koorts; Maar ieder burger zwaait er stout Het zwaard des vrijen woords! Belgen zijn wij, En trotsch al op ons land, Waar de vlag der vrijheid wappert, Vroolijk wappert te allen kant! Ons land is van de rijksten niet, Geen wijn gedijt er hier; Citroenen, appelsienen biedt Er nooit de hovenier. Er spoelt geen goud uit vliet of stroom, Diamant misgunde ons 't lot; Maar elk verheft er zonder schroom Zijn hart tot zijnen God! Belgen zijn wij, En trotsch al op ons land, Waar de vlag der vrijheid wappert, Vroolijk wappert te allen kant! O neen, ons land is groot noch schoon, En rijk is 't evenmin; Maar heerlijk zit er op den troon De vrijheid als vorstin! [pagina 125] [p. 125] Dies hebben wij het lief, al zij Het rijk, noch schoon, noch groot, En juichen, dat ons, fier en blij, Hier droeg de moederschoot! Belgen zijn wij, En trotsch al op ons land, Waar de vlag der vrijheid wappert, Vroolijk wappert te allen kant! Vorige Volgende