Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] Voor 't goede recht. Wie gloeit voor recht en rede, Dien heet ik mijnen man! En vraagt hij: doet ge mede? Zoo doe ik wat ik kan. En zou hij 't ook niet vragen, Toch volg ik in 't gevecht, Met hem den kamp te wagen Voor 't goede recht! Met Breydel ware ik blijde Gegaan ten Sporenslag, En hadde aan Willems zijde Gezwaaid den goedendag. Op Arteveldes teeken Gereed als trouwe knecht, Zoo ware ik mee bezweken Voor 't goede recht! [pagina 114] [p. 114] En toen hier Spanjes horden Verstikten 't vrijheidslied - Verbrand ware ik geworden, Gezwegen hadde ik niet. Ook ware ik met de Boeren, Gewapend nog zoo slecht, Den vromen strijd gaan voeren Voor 't goede recht! Onwetend of kwaadwillig Ontaardt men ons bestaan: En zou ik onverschillig Het zien te schande gaan? O neen! met Vlaandrens grooten, Aan Vlaandrens taal gehecht, Zoo kamp ik onverdroten Voor 't goede recht! O! waar de rede aan banden, En 't recht gekluisterd ligt, Te reppen tong en handen, Is echter mannen plicht. En wordt ons, hoe wij strijden, De zegepraal ontzegd - Hoe heerlijk is 't te lijden Voor 't goede recht! Vorige Volgende