Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 94] [p. 94] Pater Adriaan. De Satan was van jongsaf aan Een slimme vos in 't menschenfoppen! Wat ligt er menig flinke gezel, Al brandend in het diepst der hel, Zijn leed knarstandend te verkroppen! God weet, hoe 't met den brave ging, Van wien ik u dees liedje zing, Dien armen dwaas! Helaas! Helaas! Opdat de heilige Moedermaagd Op zijne reis hem mochte zegenen, Beloofde hij haar, de eerste drie Rampzalige bedelaren, die Hij op de bane zou bejegenen, Te helpen naar des Heeren woord... Maar Satan had hem afgehoord, Den armen dwaas! Helaas! Helaas! [pagina 95] [p. 95] ‘'k ben vader, och! en heb geen brood... Zoudt gij me niet eene aalmoes geven? Och, schenk dat kleine zilverne kruis... Daarmede breng ik eten t' huis, En houd de kleintjes in het leven!’ De pater gaf 't en toog gerust, Der nare toekomst onbewust, Die arme dwaas! Helaas! Helaas! ‘Van kroost en magen, in dit woud, Ben ik, melaatsche, nu verlaten; En kruip al kermend voort tot hier: O geef mij uwen schapulier, Diens kracht misschien mij nog kan baten!’ De vrome pater neigde 't oor, En gaf 't gevraagde, en reisde door, Die arme dwaas! Helaas! Helaas! Nu staat een beeldschoon meisje daar... Ze is moedernaakt! Verleidend blikt ze Maria's dienaar in 't gezicht... Ontvluchten? God! hem bindt zijn plicht... ‘O pater lief, 'nen kus!’ zoo snikt ze, Hij nadert, drukt de malsche koon... Wee! 't was de Satan in persoon! Och, arme dwaas! Helaas! Helaas! [pagina 96] [p. 96] En sedert werd hij niet gezien. Verdwenen op des Boozen vlerken, Bezuurt hij in de hel zijn kwaad, En huilt vervaarlijk, doch te laat: ‘Doe dan op aarde al goede werken!’ - En langs den kloostermuur bij nacht Verneemt men, vol van schrik, de klacht: Ik, arme dwaas! Helaas! Helaas! Vorige Volgende