Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Het nieuwjaarsbal. Het was op zekeren nieuwjaarsnacht, Dat ik u zag voor de eerste maal: De paren riep met toovermacht De dansmuziek ter weidsche zaal. Ik zag u en gevoelde mij Verleid om mee te doen als zij; En een, twee, drie! daar vloog ik al Met u ten danse op het nieuwjaarsbal. Gij leundet zacht mij op den arm, En zaagt me zoo lieftallig aan! Mijn harte klopte toen zoo warm, Zoo innig was ik aangedaan! En eer ik zelf er iets van wist, Zoo had de liefde me vastgeklist; En dom zag ik er uit en mal, Niet waar, melieve, op het nieuwjaarsbal? [pagina 69] [p. 69] De klok zei twaalf! viool en bas En trommel zwegen allegaar. En ik zag hoe elk zijn meisje ras Omhelzend wenschte een zalig jaar! Nu dreef het angstzweet eerst voorgoed Me 't voorhoofd af, maar ik vatte moed En zei, daar ik u een zoentje stal: Zoo wil de mode op het nieuwjaarsbal! Dat zoentje gaf den genadeslag Aan mijne schoolsche schuchterheid. Den vrijen jongensleven, ach! Had ik aldra vaarwel gezeid. Ik slurpte 't zoete gif der min Met volle teugen den boezem in. Ik zelf behaagde u bij geval, En 't jawoord suisde op het nieuwjaarsbal! Vorige Volgende