Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Verleidende stemmen. We zijn uwe lokken, lief maagdelijn, Niet fijner dan wij is het fijnste satijn - Ei! ruk toch dat leelijke kapjen af, Dat houdt ons gevangen als 't ware in een graf! Ei! laat ons in vrijheid langs hier en daar Al golvende omzwieren uw schouderenpaar! We zijn uwe voetjes, lief maagdelijn, Zoo blank en zoo rank, en zoo klein en zoo fijn - Ei, krijgen we nimmer een vroolijker werk, Dan steeds u te voeren ter killige kerk? Ei! kennen we nimmer de vreugden des bals, Te trippelen, te dansen mazurka en wals? We zijn uwe oorkens, lief maagdelijn, Zoo keurig van vorm en zoo helder van schijn - We hebben, al luiden ze treffend en schoon, Veel meer dan genoeg nu van preek en sermoon! Ei! geef ons te hooren, en toef niet lang, Van woorden der liefde den zaligen klank! [pagina 67] [p. 67] We zijn uwe handjes, lief maagdelijn, Zoo poezelig kunnen er nauwelijks zijn - Ei! blijft ons niets beters te omvatten bespaard, Dan 't ‘Hemelsche Palmhof’ of iets in dien aard? Ei! drukken we nimmer al trillende gansch De teederlijk drukkende handen eens mans? We zijn uwe lipjes, lief maagdelijn, Zoo rozig en blozig als louter robijn - Gebedekens prevelen verveelt op den duur En bluscht niet het ons verterende vuur! Ei! wordt ons dan nimmer de weelde gejond Te kussen eens minnaars kussenden mond? Vorige Volgende