Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Regina. Regina telt maar vijftien jaren, En hoe bekoorlijk is ze reeds! Haar halsje omgolven guldene haren, Haar mondje omdanst een lachje steeds. 't eenvoudigst mutsje dekt haar kopje, De stof haars kleeds is grof katoen. - Ei! klinkklank heeft het rozeknopje Om lief te wezen niet vandoen. Wanneer zij op den dag des Heeren Soms met hare ouders wandlen gaat, Dan let geen mensch op hare kleeren, Maar allen treft haar zoet gelaat. Dan volgen aller gretige oogen Het ranke maagdelijn getrouw, En murmelt menigeen bewogen: Dat meisje wilde ik wel tot vrouw! [pagina 9] [p. 9] Is hare schoonheid uitgelezen, Haar hart is mede louter goud: Dat zegt haar rozig, blozig wezen Elkeen, die 't eenmaal heeft aanschouwd. En de engel Gods, die hare gangen Vol teerheid overal bespiedt, Dien kleurt er nooit een blos de wangen, Als hij in 't reine zieltje ziet. Nog heete 't meisje twee-, driemalen Der nieuwe lente wellekom, Dan zal ze, o liefde, u tol betalen, Dan zweeft een vrijerszwerm haar om. En vlecht u een de myrtebloemen Om 't blonde hoofd, o maagdelijn! Mag een zich uwen bruigom noemen, Wat hemel zal hem de aarde zijn! Vorige Volgende