Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Vroo en vrij. Luistert gij, die, droef te moede, 't leven lastert, naar mijn lied - 'k zie op aarde alleen het goede, En bemerk het kwade niet. Waar gij reden zoekt tot klagen, Schep ik stof tot lachen mij, Rol ik op der vreugde wagen Door de wereld vroo en vrij. Wien het lot met gunsten streelde, Geld noch goed heb ik vergaard, Maar in stee van pracht en weelde Siert genoegen mijnen baard. Zonder ooit aan God te vragen, Dat het eenmaal anders zij, Rol ik op der vreugde wagen Door de wereld vroo en vrij. [pagina 2] [p. 2] 'k wilde 't jonge Lientje minnen... 't meisje was zoo hupsch en net! Maar eilaas! het had de zinnen Op 'nen andren reeds gezet. Ben ik dies terneergeslagen? Neen! Marieken aan de zij', Rol ik op der vreugde wagen Door de wereld vroo en vrij. Clericalen, liberalen, Kijft en vecht naar hartelust: 't licht zal zonder mij wel stralen... Laat me, bid ik u, gerust! 'k vind in twisten geen behagen; Vreemd aan loge en sacristij, Rol ik op der vreugde wagen Door de wereld vroo en vrij. Eenen poel van jammeren noeme Onze wereld Jan Verdriet - Ei! 't geluk is eene bloeme, Die in mijne gaarde schiet. Om er zaad van rond te dragen, Dat in ieders hof gedij', Rol ik op der vreugde wagen Door de wereld vroo en vrij. Vorige Volgende