[Woord vooraf]
't best heb ik samengebracht uit mijnen poëtischen voorraad,
Vrucht veeljarigen werks, lief mij als moedren hun kroost;
Veel tot den vure gedoemd, waarover ik vroeger wat fier was!
't overgeblevene dan vlijtig gekuischt en gepoetst;
En thans bied ik het u, zanglustigen, die nog, in weerwil
Heerschender mode en manier, 't zij in gezelligen kring,
't zij volbrengend de taak u gemeten door kwellende broodzorg,
Dietsche refreinen verkiest, zingt in de tale des lands.