Voorrede.
Door de schrijfster worden de volgende bladen nederig opgedragen aan hare jeugdige landgenooten.
Hoewel bewust van de groote onvolkomenheid van haar werk, is het haar wensch en vurige bede, dat het door haar uit het dagelijksch leven gegrepen beeld, van eene, die met de wapenrusting Gods aangedaan, in den goeden strijd des geloofs ingewikkeld, verdrukking leed als een goed krijgsknecht van Jezus Christus, ééne enkele lezeres tot nadenken moge brengen over het groote gewicht van het verbond, dat in de belijdenis met Jezus aangegaan wordt.