xxxiij. Capittel.
Dat Christus der gheloovigen Zielen geneest waarachtelijck, nyet Imputativelijck, oock wel geheelijck ende nyet ten halven.
C. Dat genesen der zielen is dan ooc eygentlijck het ampt Christi.
G. Dat betuyghen oock Calvijns naackte woorden self. Oock dat hy daar toe is ghecomen.
C. Het is dan Christi wille geweest om sulcx te volbrenghen.
G. Soudet nyet? Hy seyt self gecomen te zijn om des Vaders wille te doene.
C. Wilde hy, so vermocht hy't.
G. Also.
C. Wast zijn wille om te doen ende hadde hy macht te doene, so heeft hy't oock ghedaan.
G. Dat staat vast.
C. Heeft Christus oyt eenigen blinden, lammen, lazarisschen of besetenen ten halven of imputativelijck genesen, ende nyet gantschelijck inder waarheyt.
G. Verclaart dat naackter.
C. Ick meynt aldus: Heeft Christus oyt yemant so ghenesen dat zijn blintheyt, lamheyt-lazarie, of quade gheesten noch ten halven of in't geheel by of in hem blijvende Christus tot hen seyde, ick wil dat ghy genesen zijt, des nyet te min so blijf dy noch blint, lam, lazarisch of beseten, maar ick en rekene dy dijne blintheyt, lamheyt, lazarie of besetenheyt nyet toe, ende acht dy voor ghenesen?
G. Dat hebbe ick nergens ghelesen. Soude dat genesen heeten? Dat waar beguychelen, bespotten, ja betooveren. O neen. Dat is verde van Christo, die de barmhertighe Liefde, de getrouwe Waarheyt ende de oprechte Salichmaker of Iesus selve is. Neen bylo soo nyet. Alle wie oyt van Christo inden lichame ghesont ghemaackt is geweest, die werde waarachtelijck (nyet waanlijck of toerekentlijck) verlost ende ghenesen van zijne qualen. Alleen leestmen van eenen blinden, die ten eersten siende mannen als boomen nyet claar en sagh: maar die oprechte Medicus en liet dat daar nyet by blijven: want hy den selven voorts gantschelijck ghenas ende ten vollen siende maackte.
C. So staat dan mede vast, dat Christus geen minder ghenesinghe ende verlossinghe en werckt inder geloovigen zielen (het edelste deel des menschen) dan in hare lichamen, dat het snoodtste deel is.
G. Ick meyn nyet dat yemant daar toe neen can seggen. Want hy voorneemlijc om die Zielen te ghenesen is ghecomen.
C. Nadien dan Christus de lichamen der geloovigen nyet imputativelijck, maar waarachtelijck: oock nyet ten halven, maar volcomentlijck heeft ghenesen: so moetmen bekennen dat hy, ghebenedijt, als een ware Medicus der zielen, de zielen der geloovigen (om welcke te ghenesen hy is ghecomen) ten minsten oock mede geneest nyet imputativelijck, maar waarachtelijck, ende nyet ten halven, maar volkomelijck.
G. Dat moetmen bekennen, nadien men bekent dat sulcx eygentlijck zijn noodtschappe, ampt ende officie is. So men nyet en wil seggen, dat Christus zijn Legaatschappe ende ampt nyet en heeft moghen volbrenghen.
C. Soude sulck segghen oock dienen tot grootmakinge ende lof vande heerlijcke name Iesu.
G. Neen voorwaar, maar tot desselfs vercleyninghe, lachteringhe ende schennisse.
C. Nochtans schrijft Calvijn, ooc Beza, tot seer vele plaatsen, dat noyt eenige ziele der geloovigen of Heyligen Godts also van Christo