Eersamen, Vromen ende Achtbaren Gheraerdt Stuyver Hendricksz. eertijds Burghemeyster tot Haerlem, mijnen lieven ende ouden Vriendt.
Onse vriendschap, waerde Vriend, heeft nu vriendelijck, sonder eenich Wolcxken van onvriendelicheyd, geduert langer dan 25. Iaren: Hier door waren wy gaerne by malcanderen: daer wy dan spraken niet van de ongrondelijcke Alwetenheyt Godes, oorsake van alle dat goedt is, maer vande Menschelijcke openbare Onwetenheyt, oorsake alder Menschen quaden. Hier af hadde ick tot naspeuringe mijnder Onwetenheyd wat gestelt by geschrifte, al over veele Iaren: dat quam my nu onlancx ter handen, ende dachte 'tselve nut om van veelen gelesen te worden: sonderlinghe in dese nacht van Onvvetenheyt, daer elck tvvist om die Religions vervven. Maer siende eenige dingen als voor my self geschreven, voor anderen vvat te cort gestelt, beterde ick die, ende dacht my self (so men in de Voor-rede siet) dese Onvvetenheyd toe te schrijven: om niet aen anderen ondanc te behalen, daer ick soude meynen vriendschap te doen. Maer herdenckende al dit schrijven veroorsaect te sijn door onse t'samen spreken, ende wetende dat ghy uwe Onwetenheyd u so luttel schaemt, als ick my schame vande mijne, hebbe ick u.l. dese mijne, ja onser beyder Onwetenheyt toe willen schrijven: als die versekert ben dat u.l. de selve als een cort verhael ende ware vernieuvvinge van onse oude t'samen-spraken van de schadelijcke Onwetenheyd, aengenaem, lief, ende lustich sal aennemen van
V.L. Oude ende Hertjonstige Vriend D.V. Coornhert, die dit schreef tot Haerlem, den 14. Aprilis 1583.