Toetzsteen der ware Leeraren.
Eerste Capittel.
Wat een vvaarachtigh Leeraar is.
Willen spreken van een waarachtigh Leeraar houde ick onder verbeteringhe (als inGa naar margenoot+oock al dit mijn schrijven) de Ga naar margenoot+selve te wesen een 1 Sendtbode Godes met sijn heyligh 2 Ga naar margenoot+woort alleen den Menschen Ga naar margenoot+vrymoedelijck berispende van heure zonden, Ga naar margenoot+ende in 5 Waarheydt door 6 Iesum Christum Ga naar margenoot+den eenigen 7 wegh ten eeuwigen leven aanwijsende tot 8 Gode.
1.
Maar hoe sullen sy predicken als sy niet en werden ghesonden.
Ga naar margenoot+Biddet den Heere dat hy in sijnen oogst sende arbeyders.
2.
Ga naar margenoot+Ende de Heere streckte uyt sijn handt ende hy roerde mijnen mont, ende de Heere seyde tot my: Siet ick heb mijn woort in dijnen monde ghegheven.
Ga naar margenoot+Ende ick sal wesen in dijnen monde ende in sijnen monde, ende ick sal u vertoonen wat ghy behoort te doene.
3.
Ga naar margenoot+Want wy en zijn niet als veele het woordt Gods vervalschende, maar als uyt oprechtigheydt, als uyt Gode, ende teghenwoordighheydt Godes spreken wy inden handel Christi.
Ga naar margenoot+En wilt niet seggen Ick ben een kindt, want soo waar ick dy sal senden, suldy gaan, ende soo wat ick dy sal bevelen, suldy spreken.
Ga naar margenoot+T’ghene ick dy bevele, dat alleen suldy den Heere doen, du en sultse daar niet altoos toe noch afdoen.
Ga naar margenoot+Tot het woort dat ick tot dy spreke, en suldy niet toe, noch afdoen.
Ga naar margenoot+Alle woordt des Heeren is Louter ende een Ga naar margenoot+schildt den ghenen die daar op betrouwen: en wilt daaromme toe noch af doen tot sijnen Woorden, op dat hy dy niet en berispe ende van valscheydt beschuldighe.
4.
Ga naar margenoot+Roept, houdt niet op, verheft als trompet dijn stemme, ende verkondight mijnen volcke heure boosheden, ende den Huyse Iacobs heure zonden.
Ga naar margenoot+Maar ick ben vervult Mette sterckheydt van den Geest des Heeren, met Oordeel ende met Kracht, op dat ick Iacob sijn boosheydt ende Israel sijn zonde soude vercondighen.
Ga naar margenoot+Maar siende tot sijnen Doop: komen veele der Pharizeen ende Saduceen, seyde hy henluyden: Wie heeft u, o Adderen geslacht, bericht dat ghy die aenstaande toorn soudet ontvlieden? Act.3.14.15.&c.
5.
Ga naar margenoot+Waar inne ick gestelt ben als een Predicker ende Apostel (ick segge Waarheydt ende lieghe niet) als een Leeraar der Heydenen int gheloove ende inde Waarheydt.
Ga naar margenoot+Niet vervalschende het woort Godts, maar openbaren die Waarheydt.
6.
Ga naar margenoot+Des anderen daaghs sagh Ioannes Iesum comen tot hem, ende seyde: Siet dat is het Lam Gods, siet die daar wech neemt des werelts zonden.
Ist dat yemandt heeft gezondight, so hebbenGa naar margenoot+ wy eenen voorsprake by den Vader, Iesum Christum den Rechtvaardighen.
Hy is die versoeninghe voor onse zonden, Ga naar margenoot+niet alleen voor d’onse, maar oock voor die gheheele werelts (zonden).
7.
Ick ben die wegh ende die Waarheydt endeGa naar margenoot+ het leven, niemandt en komdt totten Vader dan door my.
8.
Dat is het eeuwighe leven, Vader, datmen uGa naar margenoot+ kendt alleen te zijn eenen waren Godt ende dien ghy hebt ghesonden Iesum Christum.
Want by dy is die Fonteyne des Levens, Ga naar margenoot+ende in dijnen Lichte sullen u by het lichte sien.