Recht ghebruyck ende misbruyck van tydlycke have(1585)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina t.o. 7] [p. t.o. 7] V. Pavpertas commerita. Vacantes potibus consumentur. Prouerb. 23, 21. Anima dissoluta esuriet. Prouerb. 19, 15. Prodigus à luxu vitam traducit egenam: Crescit socordi farris auena loco. Ostia virginibus praecludit inertia somni: Haec tria pauperies semina digna capit. [pagina 7] [p. 7] V. Schuldighe armoed. Overdaad verarmde den zoone verloren, Onachtsaamheyd bracht kaf onder t'ghoede koren, En slapen traagh sloot buyten de maaghden gheck: Dees drie zyn meest óórzaeck van alle schuldigh ghebreck. TSchuldighe ghebreck vol wroeghens oneerlyck, Komt van Gód, nóch van mensch, maar van eyghen gheckheyd: Die verdoet óf verzuymt, dat der ouders vreckheyd Dick tzamen heeft ghespaart doort sparen vermeerlyck: De quist-ghoed brast en pronckt boven zyn staat heerlyck, En ydelt zyn bórze door stróyende leckheyd, Uyt zótte mildicheyd, die haast tót ghebreck leydt, En maackt den ghever een arm bidder deerlyck, Die t'ghoed óóck verwaarlóóst en onachtzaam verzuymt; Smaackt benaude kommer na een weeldighe ruymt, Niet zonder verachting en smartelyck wroeghen: Maar die d'arbeyd vreest, den traghen slaap bemint, En van t'hoopken af teert, werd arm eer hyt verzint, T'werd kleyn daarmen afneemt zonder by te voeghen. Vorige Volgende