Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Godes Wercken na zijn langmoedicheydt.
GEeft plaetse van penitentie Job 24, 23
Tijdt om penitentie te doen Apoc. 2, 21
Laet ongemerckt de tijden der onwetenheyt. Actor. 17, 30
Gelaet sich der Menschen zonden niet te sien om der penitentie wille Sap. 11, 24
Leyt tot penitentie Rom. 2, 4
Verbeydt dat hy onser bermhertigh soude wesen Isai. 30, 18
Dat wy rechtvaerdigheyt souden doen. Isai. 5, 7
Vergheeft over de boosheyt Jon. 4, 2
Gheeft toe Isai. 26, 15
Maect sacht alle zijn gramschappen Ps. 84 4
Spaert Genes. 19, 16
Den genen die zijnen naem dencken Mal. 3, 17
Den behoevighen Psalm 71, 13
Den Armen...
Sijn volck Joel 2, 18
Die hem vreesen Mal. 3, 17
Die penitentie doen Jon. 4, 11
Doet langmoedelijck 2 Pet. 3, 9
Ghedoocht de Feestdagen der Joden die zijn ziele ghehaet heeft Isai. 1, 14
Verdraeght in veel lijdtsaemheyt de vaten der gramschap Rom. 9, 22
Lijdt den genen die hem versmaden Abac. 1, 3
Swijght tot onse boosheden Psalm 49, 21
Wil niet dat eenighe verloren gaen 2 Pet. 3, 9
|
|