Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Godes wercken na zijn AlmogentheytHangt de aerde op niet Job 26, 7
Weeght de fondamenten des aerdtrijcks Prov: 8, 29
Met drie vingheren de swaerte der aerden Job 40, 12
Met een gewichte de berghen Isa: 40, 12
De wateren in een mate Job 28, 25
De Hemelen met de palme Isai: 40, 12
Timmert zijn opklimminghe in den Hemel Amos 9, 6
Doet open den Hemel Deut: 28, 12
Sluyt toe den Hemel Deut: 11, 17
De sterren Job 9, 7
Heeft besloten de zee met deuren Job 38, 8, 10, 11
Bint de wateren t'samen Prov: 30, 4
Denckt ende doet Thren: 2, 17 Jere: 51, 12
Breeckt de machtigheden Psalm 75, 4
Den boogh...
Den schildt...
T'swaerdt...
Den strijdt...
De hoofden der vyanden Psalm 68, 22
De metalen poorten Isai: 45, 2
De macht der Coninghen lichtelijck Eccles: 48, 6
De ysere grendelen Isai: 45, 2
Stelt de zee haer palen Job 26, 10, 38, 10, 11 Prov: 9, 29
Beweecht Hemel ende Aerde Heb. 22, 26
Besluyt den vyant 1 Reg. 26, 8
De zee met deuren Job 38, 8
Verwarret de spraken der timmerluyden Babels. Genes. 11, 7
Vergadert de wateren der zee Psalm 32, 7
Vernielt 3 Reg. 21, 26
De metalen poorten Psalm 106, 16
De ysere grendelen....
Verkeert de zee in droochte Psalm 65, 6
Schept de Hemelen en recht die uyt Isai. 42, 5
Dat Noorden ende de zee Psalm 88, 13
Sift wateren 2 Reg. 22, 12
Gheeft adem den volcke Isai. 42, 5
Wetten Levit. 26, 46
Sneeu Psalm 147, 16
Victorie Prov. 22, 9
Vernielt al dat wesen heeft op aerden Gen. 7, 23
| |
[Folio 10r]
| |
Heeft heerschappie over den onredelijcken Creaturen met een onverbrekelijcke wet Jer: 5, 1
Over de redelijcke met een verbrekelijcke wet Gen: 2, 17, 3, 6
Over de macht der zee Psalm 88, 10
Door zijn macht Psalm 65, 7
Strijdt met de stercke Judi: 5, 13
Beschickt de gangen der menschen Pro: 16, 9
Verstroyt zijn vyanden Psalm 88, 11
De raden der Heydenen Psalm 32, 10
Brengt de windt uyt Jere: 10, 13
Stort uyt de wateren op't aensicht der aerden Amos 9, 6
Verheft de vyanden Isai: 9, 11
Bevecht de vyanden Eccl: 4, 33
Spant uyt de Hemelen Isai: 40, 42 Job 9, 8
Maeckt Hemel ende Aerde Gen. 2, 4 Jer: 10, 12
Het firmament Genes: 1, 17
Den mensch Gen: 1, 26
Twee groote lichten Genes: 1, 16
De beesten op aerden: 1, 25
De winden een ghewicht Job 28, 25
Dat hy denckt Thren: 2, 17 Jer: 51, 12
De zee in een woestijne Isai: 50, 2
Doet groote onbegrijpelijcke dingen Job 5, 9
Wonderlijcke dingen sonder getal....
Grootdadige dingen Deut: 10, 20
Vervaerlijcke dinghen....
Nieuwe dinghen Num, 16, 30
Crachten Psalm 77, 4
Al dat hy wil Psalm 134, 6, 32, 9, 113, 3 Job 23, 13 Eccl: 8, 3 Sap: 12, 18 Isa 46, 10 Mat: 19, 26 Luc: 1, 37
Maeckt vast, de locht Prov: 8, 28
Den omganck der aerden Psalm 92, 1
De aerde over de wateren Psal: 135, 6
Het drooghe Psalm 94, 5
Vernedert den hoovaerdighen Psalm 88, 1
Als God blaest so komt den vorst ende groot water als hy laet ondoyen Job 27, 10. Psalm 147, 17, 18 Eccl: 43, 21, 22
Fundeert Hemel ende Aerde Psalm 88, 12
Omringt den Hemel Eccl: 43, 13
Ghebiedt Exod: 4, 27 Num: 13, 4
Neycht de Hemelen Psalm 143, 5
Thart des Conincx waer hy wil Pro: 21, 1
Ovtrect de Hemelen met duysternissen Isa: 50, 3
Begect der Coningen Godloosen handel Ps: 2, 4
Stelt de wateren een wet Eccl: 39, 22 Pro: 8, 29
Meet de wateren met een handt....
Bindt de wateren inde wolcken Job 26, 8
Stilt de beroerte ende de baren der Zee Ps: 88, 10
Verlost Isai: 50, 2
Slaet doot 1 Reg: 2, 6
Vermenjghvuldight de blixemen Psal: 17, 15
Sijn grootdadigheyt Psalm 70, 21
Verandert de eeuwen Dan: 2, 21
De tyden....
De Hemelen Psalm 101, 27
Werckt het willen en volbrenghen Phil: 2, 13
Bereyt zijn arm Isai: 52, 10
Verslaet de grote Coninghen Psal: 135, 17
Vervaert Judic: 4, 14
Reghent Gen: 7, 4
Vleesch ghelijck stof Psalm 77,27
Hemels broot Psalm 77, 24
De vloeden tot een drooge plaetse Ps: 50, 2
Den reghen een wet Job: 28, 26
Besit zijne vergaderinghe Psalm 73, 2
Judam zijn deel Zach: 2, 12
De wijsheyt Prov 8, 22
Heeft gestelt de fundamenten der aerden Job 38, 4
Beveelt Num: 36, 13 Genes: 2, 16
De snee Job 37, 6
De reghen des winters....
De Sonne Job 9, 7
Den windt Joan: 4, 8
Worpt ter neder de doodt inder eeuwigheydt. Isai: 25, 8
Bereyt de Hemelen Prov: 8, 27
De berghen in zijn kracht Psalm 64, 7
De aerde op de vloeden Psalm 23, 2
Brenght voort water uyten steen Num: 20, 11 Isai: 48, 21
Winden uyt zijne verborghen schatten: Psalm 134, 8
De volcken van d'uyterste der aerden. Psalm 134, 7
Verlost Isai: 50, 2
Brengt weder de schaduwe over de Linien. 4 Reg. 20, 11
Bekeert (den Godtsalighen) Psalm 22, 2
Regneert in der eeuwigheydt ende daer over. Exod. 15, 18
Maeckt droogh de vloeden Josu. 5, 1
Spreyt de nevel ghelijck assche Psalm 147, 16
Maeckt vast de aerde Isai 44, 24
Stelt de wateren als in een flessche Ps. 77, 13
Onderworpt alle de vyanden Eccl. 47, 15
Worpt de vyanden ter neder Num. 32, 21
Verweckt Jesum Actor. 13, 33
Christum Acto. 2, 24, 1 Cor. 6, 14 etc.
David zijnen Coning Jere. 30, 9
Eenen Herder Ezech, 34, 23
Dat genoemt spruytsel Ezech. 34, 29
Een rehctvaerdigh spruytsel Jere. 33, 5
Ons (oprechte) Ose. 6, 3
Rechters Judic. 2, 16
De dooden Joan. 5, 2 Act. 26, 8
Rechters Judic. 2, 16
De dooden Joan. 5, 2 Act. 26, 8
Een eeuwigh verbondt Ezech. 16, 60
Sijn verdruckte volck Joel 3,7
Herders Jere. 23, 4
Eenen Propheet Deut. 18, 15
Eeen eeuwich rijck Dan. 2, 44
Een getrouwen Priester 1 Reg. 2, 35
Een verlosser Judic. 3, 9
Davids tabernakel Amos 9, 11
Raect de bergen en doetse roocken Ps. 103, 32
Bereyt zijnen boghe Psalm. 7, 13
Spant uyt de Hemelen Esai. 45 12
Dondert Job. 37, 5
Verstelt de Coningrijcken Dan. 2, 21
De berghen Job 9, 5
Omleyt de afgronden Prov. 8, 27
Roept de wateren der zee Amos 5, 8
De Hemelen en staen t'samen Esa. 48, 13
De dingen die niet ende zijn als de ghene die zijn Rom. 4, 17
De drooghte opter aerden Agge. 1, 11
Maeckt levende 4 Reg. 2, 6
Alles 1 Tim. 6, 13
Verlost niet met dat sweert ofte Lancie 1 Re. 17, 47
| |
Ghetuyghenissen van de Almoghentheydt Godes.Alle woort sal niet onmoghelijck zijn by Godt Luc. 1, 37
Godt is machtigh van de steenen te verwecken, etc. Luc. 3, 8
Die machtigh is alle dingen te doen Ephes. 3, 20
Hy hevet gheseyt ende sy zijn gemaect Psal. 32, 9
Hy heeft het geboden en sy zijn geschapen...
Ic de Heere Almachtigh Gen. 17, 1, 28, 3, 48, 3 2 Cor. 6, 18 Exod. 15, 3 Num. 24, 4 Matth 19, 26 Ruth 1, 20 Thren. 2, 17
Alle mijnen wille sal gheschieden Esai. 46, 19
Al wat hy wil dat doet hy Psalm 134, 6, 32, 113, 3 Job 23, 13 Luc. 1, 37 Matth. 19, 26
| |
[Folio 10v]
| |
|