Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Godes Wercken na zijn Rechtvaerdigheydt.Int verghelden of loonen:
HElpt 2 Par. 25, 18
David 1 Par. 12, 18
In alles 1 Par. 18, 6
De rechtvaerdighe Psalm 36, 40
Die in hem hopen Psal: 36, 4 Metter herten Psalm 27, 7
Ghebenedijt
Den rechtvaerdigen Psal. 5, 13 Siet hier van meer in de Wercken Gods na zijn goedtheyt
Die hem ghehoorsaem is Exempel Abraham Genes. 22, 16, 26, 4, 5
Doet wel
De vroede vrouwen Exod. 1, 20
Den goeden ende oprechten van herten Psalm 124, 4
Vergadert den Godtlijcken in vrede 4 Regum 22, 20
Bewaert
Den ghenen die de wijsheydt bemindt Pro. 4, 6
Sonder klachte Sap. 10, 5
Die hem verstaet op den behoevighen Psalm 40, 3
Sijn heylighen Psalm 36: 28
Sonder sonde Judas 24
Die zijn geboden beware de bermhertigheydt heurlieder vaderen gesworen Deut. 7, 12
De ghebeenten der rechtvaerdighen Psalm 33, 21
De saligheydt vanden oprechten Prov. 2, 7
Gheeft Wijsheydt die Godtvruchtich leven Eccl. 43, 37
Die in Christum ghelooven, t'eeuwigh leven Joan. 3, 16
Den gevende, een goede ende opgehoopte mate Luc. 6. 38
| |
[Folio 8v]
| |
Die gheneught heeft in den Heere, de begheerte zijns herten Psal: 36, 4
Die zijn wetten volbrenghen, de obervloedigheydt aller dinghen Lev: 26, 10
Groeysel Levit: 26, 4 Deut: 11, 14
Vrede sonder sorghe Lev: 16,6
Victorie Levit: 16, 7 Deut: 11 23
Die ghetrou zijn ter doodt toe, de kroon des levens Apoc: 2, 10
De heydensche natie zijn vrucht voortbrenghende 't Rijcke Godes Matth: 11, 43
Die heeft (de winste des pondts) Matth: 25, 12
Den goeden mensche in zijn aenghesicht, Wijsheydt Eccl. 2, 16
Wijsheydt Eccl: 2, 16
En wetenschap...
Ende vrolijckheyt...
Den ootmoedighen, gratie 1 Petr: 5, 5
Den ghedooden om Godts Woordt, elck een wit kleedt Apoc: 6, 11
Den rechtvaerdighen, zijn begeerte Prov: 20, 24
Den sachtmoedighen gratie Prov: 3, 34
Die synen naem vreesen de erffenisse Psal: 60, 6
Die hem vreesen de beteyckeninghe Psalm 69, 6
Die haer gheloof nemmermeer van hem en veranderen 'tleven Tob, 2, 18
Die hem ghehoorsaem zijn, den H. Gheest Actor: 5, 32
Die penitentie doen den wegh der rechtvaerdigheyt Eccl: 17, 20
Die Christum ontfanghen de macht om kinderen Gods te worden Joan: 1, 12
Die hen in alle heur herte wederkeeren tot den Heere, een herte dat sy Godt kennen Jere: 14, 7
Die hem volght (Caleb) t'beloofde landt Deut: 1, 36
Die hem vreesen spyse Psal: 110, 5
Den verwinnere te eten van den houte des levens Apoc: 2, 7
Verborghen Manna Apoc: 2, 17
Een wit blinckende steen ...
Eenen nieuwen naem....
Macht over de Heydenen, Apoc: 2, 26
De Morghen-sterre Apoc: 2, 28
Te sitten met Christo in zijn throon Apoc: 3, 21
Een man voor goede wercken een goede vrouwe Eccl: 26, 3
Vergheeft de sonden den ghenen die vergheeft Matth: 6, 14
Verlost die hem vreesen Psalm 33, 8
De zielen van die hem vreesen Psalm 32, 18, 19
Die op zijn bermhertigheyt hopen...
Vander doodt...
Die de wijsheyt beminnen, van dern quaden wegh Prov: 2, 12
Van den Godtloosen Prov: 2, 12
Van de vreemde Vrouwen Prov: 2, 16
Die sich tot hem bekeeren Jere: 15, 21
Die betrouwen hebben inden Heere, Jere: 39, 18
Die t'kostelijck scheyden van t'snoode Jere: 15, 21
Die Godt alleen dienen 1 Reg: 7, 3
De rechtvaerdige hopende in God van de Zondaers Psalm 36, 40
Verheft
Die zijn wegh bewaren Psalm 36, 40
Die hen verootmoedigen onder de magtighe handt Gods 1 Pet: 5, 6
De glorie van die hem vreesen Eccl: 1 24
De sachmoedighe te saligheyt Psalm 194, 4
Verhoort
De Gebeden der rechtvaerdigen Prov: 15, 29
T'ghebedt van die hem vreesen Psal: 144, 19
Maeckt
Den loop der ghener die haer voeten van t'quade keeren recht Prov: 4, 27
Die hem verstaet op den armen, saligh op de aerde Psalm 40, 3
Een wooninghe met zijn soon by den ghenen die Christum liefhebben, ende zijn woorden bewaren Joan: 14, 23
Doet de wille der gener die hem vreesen Psal: 144, 19
Maeckt rechtvaerdich 3 Reg: 8. 32
Verlost
Den ootmoedighen Psal: 114, 6
Den oprechten Psalm 36. 4
Van alle haer tribulatien, Psalm 33. 18. 20
De ghebeenten (der Godtsalighen) Isai. 58. 11
Die in hem hopen Psalm 33. 23
Kent de wegh der rechtvaerdigher Psalm 1. 6
De dagen vande onbesmette, Psalm 36, 18
Komt te ghemoete den vrolijcken, ende den genen die rechtvaerdich doet Esai: 64. 5
Maeckt verbondt Esai: 59. 20. 21
Met den ghenen die van der ongherechtigheyt wederkeren....
Gheeft ruste 2 Par: 15. 15
Die hem soecken....
Verlengt
De wegen van die recht wandelen, in vrede Prov: 4. 27
De weldaet den vyant ghedaen Pro: 25. 21
Gheeft goet wederom, voor de vermaledijdinghe lijdtsamelijck ghedraghen, aen David 2 Reg: 16. 12
Gheeft weder
De kroon der Rechtvaerdigheydt, 2 Tim: 4. 9
Paulo, getrouwelijck strijdende....
Die Christi toekomste beminnen....
De almoessen int heymelijck ghegeven Matth: 6. 4
Den menschen zijn rechtvaerdigheyt. Job 33. 26
Loon Apoc: 11. 18
Den Heylighen...
Den loon van haren arbeyt Sap: 10. 17
Den rechtvaerdighen...
Na de rechtvaerdigheyt ende suyverheyt der handen, 2 Reg. 22. 21. 35
Een yeghelijck nae zijn werck 1 Cor. 3. 8
Die bermhertigheyt doet den armen, zijn wederloon, Prov. 19. 17
| |
[Folio 9r]
| |
Een yeghelijck t'goet dat hy ghedaen heeft Ephes. 6, 8
Loont weder den mensch na zijn Rechtvaerdigheyt Psalm 17, 21 Job 33, 26
Na de suyverheyt der handen Ps. 17, 21
Den Rechtvaerdigen na sijn rechtvaerdigheyt 3 Reg. 8, 32
Een yeder na zijn rechtvaerdigheydt. 1 Reg. 26, 23
Ende ghetrouwigheyt....
Maect saligh die hem verwachten Isai. 25, 9
Die tot hem roepen Psalm 21, 6
Die hem vreesen Psalm 144, 19
Dat ootmoedigh volck Psalm 17, 28
De oprechte van herten Psalm 7, 11
Die in hem hopen Psalm 16, 7
Behoudt zijn cudde Ezech. 34, 22
De ootmoedige van geeste Psal. 33, 19
Den rechtvaerdighen Psalm 36, 40
Die in hen hopen Dan: 13, 60 Ps: 36, 40
Bewaert Christum Isai. 62, 6, 49, 4
Sijn wijn gaert Isai: 27, 3
T'spant Pauli 2 Tim: 1, 12
Sijnder heylighen voeten 1 Reg: 2, 9
Die in hem de vrede hopen Isai: 26, 3
Die behouden t'woort van zijnder patientie Apoc: 3, 10
Vande ure der tentatien....
Ontfangt (David) om zijn onnooselheyt Psal. 40, 13
Die hem soecken Eccl: 4, 12
Den sachtmoedighen Psalm: 146, 6
Jobs aensicht Job 42, 9
Verweckt die voor zijn wetten ghestorven zijn, inde verrijsenisse des eeuwighen levens. 2 Macha: 7, 9
Die zijn geboden doen zijnen eedt Jer: 11, 5
Maect levende het herte der versletenen 1 Tim. 6, 13
Die hem verstaet op ten armen Ps: 40, 3
Onse sterffelijckc lichaemen Rom: 8, 11
Job, Job 33, 4
Alles 1 Tim: 6, 13
Den geest der ootmoedigher Isai: 57, 15
Maect levendigh door zijn adem Job 33, 4
In Christo 1 Cor: 15, 22, Tim: 6, 13
Door zijn uytsprake Psalm: 118, 50
In zijnen wegh Psalm: 118, 37
In zijn bermhertigheyt Ps: 118, 159
In zijn gherechtigheyt Psal: 142, 11
Door't straffen Isai: 38, 16
| |
Wat God int vergelden niet en doet
Verlost noch sonen noch dochteren om de rechtvaerdigheyt der Ouderen Ezech: 14, 16
Neemt zijn ooge niet wech vandenrechtvaerdighen Job 36, 7
En rekent niet toe de zonden Rom: 4, 7
Den ghenen die penitentie doet alle zijn gheboden onderhout Ezech: 18, 22
Die in hem ghelooven Rom. 4, 14
Die van Godt gheleert zijn Heb: 8, 12
Die de wet doen Rom: 2, 13
In wiens geest geen bedroch en is Ps: 31, 2
Die ghestorven is Rom: 6, 6
Alle den ghenen die den Heere soecken met gantscher herten 2 Para: 30, 19
Abraham om t'gheloove Rom: 4, 22
Om de goede wercken Exempel Josaphat: 2 Para: 19, 3
Vergeet niet des wercx ende Liefde der Godsaligher Heb: 6, 10
Berooft niet vande goeden Psalm: 83, 13
De gene die in onnooselheyt wandelen...
Verwerpt niet den simpelen Job 8, 20
|
|