Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Godes Wercken ofte Daden na zijn Bermhertigheydt.Hoort het suchten van den verdruckten, Jud. 2, 18
Den roep der Weduwen ende Weesen. Exod. 22. 23
Der Armen, Job 34, 28
Keert hem af van de gramschap, Psal. 84. 4
Neemt wech de ghevangenis, Sophon. 2, 7
De boosheyt, Mich. 7. 18, Exod. 34, 7
De misdaden en zonden, Exod. 34, 7
T'quaet inder eeuwicheyt, Isa. 52, 1
De tranen, Isai. 25, 8.
Alle qualen, Deut. 7, 15
T'verwijt, Isai. 25, 8.
Verkort de dagen der tribulatien, Marc. 13, 20
Vergadert, Isai. 54, 7
Vertroost, 2 Cor. 7. 6
Troost ghelijck een moeder, Isai. 66, 13
Leydt af onse boosheden, Mich. 7, 19
Wisschet de boosheden uyt, Isa. 43, 25
Bewaert bermherticheydt in veel duysenden, Exod. 34, 7
Heeft medelijden over de ellendigheden der gener die berou hebben, Jud. 10, 16
Claeght over de onghehoorsaemheydt des volcx, 1 Reg. 15, 19, Esa. 42, 20, 23, 24, 5, 1, 5 Mich. 6, 26
Leydt uyt vander hellen, Psal. 29, 4.
Richt op de nederghestooten, Psal. 29, 4.
Verlost den Armen, Job 36, 15
van benautheyt....
Doet berhertigheydt
Die hem lief hebben, Exod. 20, 6
En zijn gheboden houden, Exo. 20, 6
Het recht vande behoevighen, Psal. 139, 13
De wrake vanden armen....
De verlossinge zijn volcx. Luc. 1, 68
Wert gheboghen tot Bermhertigheydt, Jud. 2, 18
| |
[Folio 4v]
| |
Brengt ons voort Jacob 1, 18
Vergheeft Isai. 55, 7
Ontfermt Psalm. 66, 2
In een eeuwige bermhertigheyt Isai 54, 8
In versoeninghe Isai. 60 10
Sion Psalm 1001, 14
Het heele huys Israels Ezech. 29, 25
Het huys van Juda Ose. 1, 7
Jerusalem 2 Reg. 24, 16
Jacob Esai: 14, 1
David Psalm 29, 11
Israel 4 Reg. 13, 23
Den twee eenige kinderen (Tobie ende Sare) Tob. 8, 19
Die zijne misdaden belijt ende laet Pro. 28, 13
Sijn erffenisse Esther 10, 12
De ongoddelijcke verlatende zijnen weg ende wederkeerende totten Heere Isai. 55, 7
Die den Weesen bermhertigh is in't oordeelen Eccl. 4, 11
Die onderdanig zijn zijne gheboden Deut. 30, 3, 6, 25
Sijn arme Esai. 49, 13
Die berou hebben Deut. 30, 3
Die hem vreesen gelijck een vader zijn kinderen Psalm 102, 13
Vermenichvuldight zijn bermhertigheydt Psalm 35, 8
Gheneest de wonden Jere. 30, 17
Bedeckt de zonden zijns volcx Psalm 84, 3
Heeft berou van 'tvoorgenomen quaet Jere. 26. 3, 18. 8
Worpt ter neder t'aenghesicht van de t'samen ghebonden bandt op alle volcken Esa. 25. 7
De doodt in der eeuwicheyt Esa. 25, 8
Voorkomt Psalm 58, 11
Die berou heeft Luce 15, 20
Werpt alle onse sonden inde diepte vander Zee Mich. 7, 19
Is genadig de beleden sonden van David Psal. 24, 11
Onser boosheden Psalm 64, 4
De boosheyt der ghener die God kennen Jere. 31, 34
Suyvert de herten Actor. 15, 9
Soeckt die hem aenbidden in waerheyt Joan. 4, 23
Rust van zijn gramschap, Ezech. 16, 42
Ghedenckt Exod. 8, 1
Dat wy vleysch zijn Psalm 77, 39
Sijnder bermherticheydt, Psalm 97, 3
Oock als hy gram was Abac. 3, 2
Sijns verbonts Gen. 9, 15 Exod. 6, 7
Onser Jere. 2, 2
Dat wy stubbe zijn Psalm 102, 14
Abrahams Genes. 19, 29
Rachels Genes . 30, 22
Op zijn dienaers Deut. 9, 27
Anne 1 Reg. 1, 19
Ephraims Jere. 31, 20
Daniels Dan. 14, 37
Leyt wederom
De ghevanghenisse der gener die hem soecken in alle heur herten Jere. 29 14
Van Egypten Ezech. 29, 14
De omkeeringhe des landts Jerem. 33, 11
Den gebroken van herten Esa. 57, 18
Israel, Genes. 48, 21
Dat verworpen was Ezech. 35, 16
Tvolck dat berou heeft Deut. 30, 3
Met blijdtschap ende vrolijckheydt. Baruch. 4, 23
Vande afgronden, Psalm 70, 20
Wt der Hellen 1 Reg. 2, 6
Wederbaert ons 1 Pet. 1, 3
Toe een levende hope....
Laet ons zaedt Isai. 1, 9
Besnijdt dat herte Deut. 30, 6
Bekeert zijn volck Zach. 10, 6
Syon Esai. 52, 8
De ziele Thren. 1, 16
T'herte des volcx 3 Reg. 18, 37
Des Conincx 1 Esdr. 6, 22
Het ghemoedt des Conincks in sachtmoedicheyt Ester. 15, 11
De vermaledijdinge in ghebenedijdinghe 2 Esdr. 13. 2
De Gevanckenisse Jer. 31, 23, 32, 44 48, 47 Ose. 6, 11 Joel 3. 1 Amos 9, 14 Soph. 3, 20
De verkeeringe van Juda Jere. 37. 7
Jerusalem Jere. 37. 7
Sijn aensicht tot ons, Num. 6, 26
Vergheeft de zonden Marc. 2, 9
De boosheydt der sonden Psal. 31, 5
Den ghenen die den Heere belijdt...
De boosheydt zijns volcx Psal. 84, 3
Versoent Lev. 19, 22
De misdaden des volcx Heb. 2, 17
Den lande 2 Reg. 21, 14
Soeckt dat verloren was Ezech. 34, 16
Siet tot den armen Isai. 66, 2
Den heel ghebrokene van gheeste....
Ende die van zijnen woorde heeft....
Den ghebede der ootmoedigher Psal 101, 18
Aensiet de verdrucktheyt Exod. 4, 31
Onse benautheyt Deut. 26, 7
T'suchten der kinderen van Israel Exod. 2, 25
De ootmoedighe Psalm. 112, 6
Onse ootmoedigheyt Deut. 26, 7
Onsen arbeyt...
Treckt wederom die berouw hebben Deut. 30, 4
Opent de oore (der armen) Job 36, 10
Inde benautheyt....
Openbaert dat verbidden des vredes ende waerheyt Jere. 33, 6
Ontdeckt onse zotheyt Ose. 2, 10
Behoudt Isai. 45, 21, 1 Reg. 10, 9
De werelt Joan. 3, 17
De menschen ende beesten Psalm. 35, 8
De ziele Psalm. 30, 8
De zielen Luc. 9, 56
Sijn volck Zacha. 8, 7
T'huys van Joseph. 10, 6
De salighe Isai. 33, 22, 35, 2
Sijn Cudde Ezech. 34, 22 Zach. 9, 16
De inwoonders van Jerusalem 2 Par. 32, 24
Jerusalem 4 Reg. 14, 23
Juda Jere. 23, 6
De Tabernaculen van Juda Zachar. 12, 7
Dat van den vromen wech ghenomen is Isai. 49, 25
Datter verloren was Matth. 18, 11
De kreupelen Sopho. 3, 19
Die hem verwachten Isai. 25, 9
De oormoedighe Job 22, 29
| |
[Folio 5r]
| |
Van gheest Psalm 33, 19
Den ontschuldighen Job 22, 30
Het onnosel bloedt Dan. 13, 62
Den rechtvaerdighen Psalm 36, 40
Den armen... 33, 7
T'zaet der rechtvaerdighen Proverb. 11, 21
Die in hem hopen Dan. 13, 60 Psalm 36, 40
David, Psalm 54, 17
Ezechiam, 2 Par. 32, 22
Tobiam, Tob. 11, 17
| |
Godt behoudt of verlostVan, die ons pijnighen Psal. 34. 8
De hant der gener die ons haten, Psal 105, 10
Allen 2 Par. 32, 22
Den doodt des lichaems...
De nooden Psalm 30, 8
De enghen mont Job 36, 16
Alle tribulatien Psalm 30, 8
Bloetstortende mannen, Psalm 58, 3
De hoornen der vyanden Psalm 21, 22
Den ghenen die in den put nederdalen. Psalm 29, 4
T'quade gheslachte Actor. 2, 40
Wt alle onse besmettinghen, Ezech. 36, 29
Wt den mondt der Leeuwen Psalm 21 22
| |
Godt behoudt
Om synen t'wille 4 Reg. 19, 34 Esai. 37, 35
Sijn bermhertugheyt Tob. 13, 5
Sijnen naem Psalm 105, 8
Davids wille Isa. 37, 35
Dat hy zijn macht soude kenlijck maken. Psalm 105, 8
| |
Door wat middelen Godt behoudt.
Door de komste van de Soon des menschen Matth. 18, 11
Sijn rechte hant Psalm 43, 3
Sijn arm...
Sijn handt Psalm 118, 173
Het ingheplant woort, Jacob 1, 21
T'ghebedt des gheloofs Jacob 5, 15
Sijn teghenwoordigheydt Jerem. 15, 20 30, 11 Sophon. 3, 17
T'voorvechten Esai. 63, 1
T'verwecken van eenen Herder Ezech 34 23
Doende door t'groeysel der rechtvaerdigheyt oordeel ende rechtvaerdigheydt in t'landt Jere. 33, 15, 16
Door de gratie Jesu Christi Actor. 15, 11 Ephes. 2, 5
De gratie ende door t'gheloof Ephes. 2, 8
T'benijden uyt t'vermaledijen Zacha. 8, 13
Den inganck door de deure (Christum) Joan 10, 9
'tEuanghelium 1 Cor. 15, 2
Het wasschen der wedergheboorten ende verniewinghen des heyligen geests Tit. 3, 5
Inde suyverheyt vande handen der ontschuldighen Job 22, 30
| |
Godt behout ofte verlost nietMet dat swaert 1 Reg 17, 47
Mette Lancie...
Door de menighvuldigheyt vande kracht van een Reuse Psalm 12, 16
Den boghe Ose. 1, 8
T'swaert....
Oorloghe....
Peerden....
Paerdevolck....
Door groote kracht Psalm 32, 16
| |
Godt en behoudt niet.De ongoddelijcke Job 36, 6
| |
Wie niet behouden of verlossen kanDe paerde beschrijder Amos 2, 15
Assur Osee 14, 4
De waersegghers des Hemels Esai. 47, 13
T'gheloove sonder de wercken JAcob 2, 14
T'volck Thren. 4, 17
Afgoderije Esai, 45, 20
De Coninck Ose. 13, 10
De stercke Amos 2, 14
De rascheyt Amos 2, 15
Godt gheneest Genes. 20, 17
Die tot hem roept Psalm 29, 3.
Die ghebroken van herten zijn Psalm 146, 3 Esai 57, 18
Die nederigh van geest is Esai. 57, 18
Ontbindt de gheveterde Psalm 145, 8
Brengt (zijn volck) onder zijn scepter Ezech. 20, 37
Alle dinghen onder de voeten Christi Ephes. 1, 22
Verheft 1 Reg. 2, 7
Die in hem hoopt Prov. 29, 25
T'leven van Jonas van de verderffenisse Jonas 2, 7
Ontfangt de mensche Psalm 106, 17
Van den wegh haerder boosheden...
Verweckt den behoeftighen 1 Reg. 2, 8
Wt dat stubbe der aerden....
Den armen Psalm 112, 17
Wt d'aerde....
Raeckt de herten 1 Reg. 10, 26
Voert ons over int Rijck van den Sone zijn der Liefde Coloss. 1, 13
Neemt wech de zonder den ghenen die die belijdt 2 Reg. 12, 13
Brengt over een wijngaert uyt Egypten, Ps. 79, 9
Waeckt om te planten ende te timmeren. Jer. 31, 28
Versoeckt zijn volck Luc. 7. 16,
Maeckt levende Psalm 118, 88 Joan. 5, 21
De dooden Rom. 4, 17
Salft 2 Cor. 1, 21
Roept ons van de duysternis in zijn wonderlijck licht. 1 Petr. 2, 9
Oock die niet en hooren Esai. 50, 2
Die niet en antwoorden Esai. 65, 12 66, 4 Jere 7, 13. 27, 35, 17
Wil dat alle menschen tot penitentie wederkeeren 2 Petr. 3, 9
Ons suyveren Ezech. 24, 13
De bermhertigheyt Mich. 7, 18
Ons ghenesen Ose. 7, 1
Van ons bermhertigheyt Ose. 6, 6
Godes kennisse....
Wat Godt niet en doet nae sijn Bermhertigheyt.
Snijdt zijn bermhertigheyt niet af totten eynde Psalm 76, 9
Ontsteeckt alle zijn gramschap niet Psalm 77, 38
Keert zijn aensicht niet af vanden ghenen die tot hem wederkeeren 2 Para. 30, 9 Item Jere. 3, 12
Dreyght niet tot allen tijden Psalm 102, 9
Onthoudt in zijn gramschap niet zijn bermhertigheden Psalm 76. 10
| |
[Folio 5v]
| |
Verlaet niet zijn Bermhertigheydt, Eccl. 47, 24
En roeyt zijn volck niet gheheel uyt, Deut. 4, 31
Versmaedt niet t'ghebedt der armen, Psalm 21, 25
Der Weesen bidden noch de Weduwen, Eccl. 35, 17
Doet ons niet na onse zonden, Psal. 102, 10
Sendt niet meer zijn rasende gramschap, Mich. 7, 18
Is niet gram tot inder eeuwigheyt, Jerem. 3, 12, Psal. 102, 9
En rekent niet de zonden (der Godsalighen) Psal. 31, 2
In wiens gheest gheen bedroch en is....
Die den Heere met gheheelder herten versoecken, 2 Para. 30, 19
Die penitentie, recht ende rechtvaerdigheyt doet, ende niet onrechtvaerdighs doet, Ezech. 33, 14, 15
Vergheet niet Sion, Esai. 49, 10
T'verbondt, Deut. 4, 31
Te ontfermen, Psal. 76, 10
Onser, Isai. 49, 15
Den roep vanden armen, Psal. 9, 13
Wil niet datter eenighe verloren gaen 2 Pet. 3, 9
Verworpt niet inder eeuwigheyt, Psal. 76, 8
Is niet ghedachtigh onser sonden, Isai. 43, 25
De zonden van die penitentie doet, ende alle des Heeren gheboden onderhout, Ezech. 18, 22
Verstoot zijn volck niet, Rom. 14, 1
Loont niet na onse boosheden, Psal. 102, 10
Versmaedt niet t'ghebedt der ootmoedighen, Psal. 101, 18
En wil de doodt des stervenden niet, Ezech. 18, 32
Oock niet van den ongoddelijcken, 33, 11
|
|