Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Godes Daden ofte Wercken na zijn Goetheyt.WAsschet af de vuyligheden Isai. 4, 4
Timmert Psalm 126, 1
Bemint dat Oordeel Psalm 36, 28
| |
[Folio 2v]
| |
T'goede Sap. 7, 20
Opent de ooren Isai. 50, 2, 5
Der mannen Job 33, 16
Van Samuel 1 Reg. 9, 15
Van David 2 Reg. 7, 27
T'hert van Lydia. Actor. 10, 14
De deuren des Hemels Psalm 77, 23
De sluysen des Hemels Mal. 3, 10
Sijn handt Psalm. 103, 28 144, 16
De Zee Judith 5, 12
Den backtant in dat Ezels kaecxbeen Judic. 15, 19
De ooghen Agar Genes. 21, 19
Balams Num. 22, 31
Der vervolgers Elisei 4 Reg. 6, 20
Des kindts Elisei 4 Reg. 6, 17
Den Muyl vander Ezelinne Nu. 22, 28
Den mont Ezechielis Ezech. 33, 22
De deure des woorts Coloss. 4, 3
De graven Ezech. 37, 12
Sijnen besten schat den Hemel Deu. 28, 12
Openbaert hem selven den genen die hem vreesen Psalm 24, 14
Abraham Genes. 12, 7
Isaac Genes. 26, 2
Jacob Genes. 35, 7, 48, 3
Moysi Exod. 3, 2
Den volcke Levit. 9, 23
Den Propheet Num. 12, 6
Israel Ezech. 20, 5
Salomon 3 Reg. 3, 5
Die hem betrouwen Sap. 1, 2
De glorie de Heeren Exod. 26, 10
Ghenade Godts Tit. 2, 11
Liefde Godts 1 Joan 4, 9
Den Sone Godts Joan. 3, 8
Christum in Israel Joan. 1, 31 1 Pet. 1, 20
Sijn Rechtvaerdigheyt Rom. 3, 21
Woort Tit. 1, 3
Watmen van God kennen machRo. 1, 18, 19
Het leven 1 Joan. 1, 2
De goedertierenheydt ende beleeftheyt ons Salighmakers tot den menschen Tit. 3, 4
De verborghentheydt des goedertierenheyts 1 Tim. 3, 16
Door den dienst des Engels Tob. 12, 11
Der predicatie Tit. 1, 3
Des lichts Ezech. 5, 13
Ghebenedijt alle ghedierten Genes: 1, 22
Den sevensten dagh Genes. 2, 3
Sijn landt Psalm 84, 2
D'eerste Ouders Genes: 1 28, 5, 2
T'volck van Israel Deut: 2, 72 Par 32, 10 Psalm: 28, 11, 66, 2, 106, 38
Het huys van Israel Psalm: 113, 12
Van Aaron ...
T'geslachte der oprechten Psal: 111, 2
Die uyt den gheloove zijn Galat. 3, 9
Die Abraham gebenedijen Gen. 12, 3
Die bewaren sal Gods geboden Deut. 28, 1, 30, 16 Isai: 6, 9
Die medelijden hebben Deut: 15, 10, 19 Prov. 22, 9 Mat. 25, 34
Den rechtvaerdigen Psal. 5, 13 Prov. 3, 33
Die God vreesen Psal. 113, 13, 127, 4 Eccl. 1, 13
Die inden Heere betrouwen heeft Jer. 17, 7
Noe Genes. 9, 1
Abraham Gen. 24, 1, 12, 2 Esai: 51, 1
Sara Genes: 17, 16
Isaac Genes: 25, 11
Jacob Genes: 32, 29
Laban Genes: 30, 28
Sampson Judic. 13, 24
ObedEdom 1 Par. 13, 14
Phollarchi 1 Par. 26, 5
Judith, Judit. 13, 21
Jod, Job 42, 12
Des Egyptenaers huys Gen. 39, 5
De croone des jaers van syne goedertierenheyt Psalm 64, 12
Doet wel synen naem Ezech. 20, 44
Sonder ophouden Jere. 32, 40
Den goeden ende oprechten van herten Ps. 124, 4
T'huys van Israel Ezech. 20, 44
Van Juda Zach. 8, 15
Jerusalem Jere. 32, 41 Zach: 8, 15
Jacob Genes. 32, 9
David Psalm 56, 3
| |
De vrucht van Godes weldoen.Gode belijden Psalm 48, 19
De wederkeeringhe van de ziele in haer ruste Psalm 114, 7
Castijt om onse onrechtvaerdiheden Tob: 13, 5
Ten eynde dat ghy u niet laet duncken dat ghy onschuldigh zijt Jere. 30, 11
De Wijse
Door de wercken zijner handen Tob. 13, 11
Castijende levert niet over ter doot Psa: 117, 18 2 Cor. 6, 9
Int Oordeel Jere: 30, 11 46, 28
Niet sparende als d'onnoselen Jer. 46, 28
Wien?
Dien hy lief heeft Heb: 12, 6 Apoc: 3, 19
Ephraim Jere: 31, 18
Jerusalem Tob. 13, 11
| |
De vrucht van Godes Castijden.Godt te benedijden Tob. 11, 17
Onderwesen te worden Jere. 31. 18
Croont de mensche met eere en vercieringhe Psalm 8, 6
Versamelt zijn volck 4 Esd. 1, 39
Leydt zijn Volck Psalm 76, 21
Joseph Psalm 76, 2
David Psalm 60, 4
Die in Godt hopen Psalm 60, 4
Waer?
Tot in der hellen en brengt daer weder uyt 1 Reg: 2, 6 Tob: 13, 2 Sap. 16, 13
Tot den stof des doots Psalm 21, 16
Op de paden der rechtvaerdigheyt. 22, 3
Inden rechten wegh Psalm 106, 7
Tot de havenen haren wille... 106, 30
Op den pat van zynen gebeden Ps. 118, 35
In t'rechte landt Psalm. 142, 11
De Wijse
Met zijn handt Psalm 138, 10
Door zijnen wegh Psalm 85, 11
Den eeuwighen wegh Psalm. 138, 24
In zijn rechtvaerdigheyt Psalm 5, 9
In zijnen wille Psalm 73, 14
Inde wolcke des daeghs Psalm 77, 14
Als een Schaep Psalm 798, 1, 76, 21
Vervreught David Psalm 91, 5
Bemint dat oordeel Isai. 61, 8 Psalm. 32, 5
Rechtvaerdigheden Psalm 10, 7
Bermhertigheyt Psalm 83, 12, 32, 5
Waerachtigheyt Psalm 83, 12, 50, 8
De wijsheyt Sap. 8, 3
De simpelheyt 1 Para. 29, 17
De schoonheyt van Jacob Psalm 46, 5
Alle de dinghen die zijn Sap. 11, 25
Vrywilliglijck Ose. 14, 5
Beschickt Israel Ose. 14, 9
| |
[Folio 3r]
| |
Sijn dienaer 2 Esd. 1, 11
Den rechtvaerdighen Psalm 7, 10
De sachtmoedighe Psalm 24, 9
Osiam 2 Para. 26, 3
Alle de weghen Christi Isai. 45, 13
Den weg Eccl. 37, 19
Sijns knechts Abrahams Gen. 24, 56
Alle de wercken Josephs Genes. 39, 23
De wercken onser handen Psalm. 69, 17
De gangen vanden mensche Prov. 16, 9 Jere. 10, 23
Van die den Heere verwacht Ps. 39, 3
Die op den Heere verwacht Ps. 39, 3
Die op den Heere peynst in alle sijne weghen Prov. 3, 6
Den raedt des Wijsen Eccl. 39, 10
In zijn waerheyt Psal. 24, 5 Eccl. 37, 19
Inden rechten wegh 26, 11
Int oordeel Psalm 24, 9
Den mensch om t'volck te bekkeeren Eccl. 49, 3
Als een groeyende Abeelboom Ose. 14, 9
Leert zijn Rechtvaerdighmakinghen Psalm 118, 68
Leydt aen ter penetentien Rom. 2, 4 Sap. 12 10, 20 Joel 2, 13 Job 24, 23, 2 Pet. 3, 9 Luc. 13, 8
Verheft Christum Phil. 2, 9
T'volck van Israel Act. 13, 17
De ootmoedige Mat. 13, 12 Luc. 10, 52 Esther 11, 11
Den hoorn sijns volcx Eccl. 47, 6 Ps. 48, 14
De sachtmoedighe Psalm 149, 4
Die zijn wegh bewaren Psalm 36, 34
Den kinderen Isai. 1, 2
David Psalm 9, 15
Sijn hooft Psalm 3, 4
Sijn hoorn Eccl. 47, 13
Joseph Genes. 50, 20
Tot behoudenis van vele volcken.. ..
De glorie der gener die hem vreesen Eccl. 1, 24
Inden tijt des versoeckens 1 Pet. 5, 6
In eeuwigheyt 1 Pet. 47, 13
Voor een tijt Isai. 1, 2 Rom. 11, 17
Door't middel van
Smenschen sachtmoedighyet Psal. 149, 4
Ootmoedigheyt Matth. 13, 12
De bewaringe zijns weghs Psal. 36, 34
En sijner vreese Eccl. 1, 24
Verhoort de ghebeden Deut. 4, 7
Der rechtvaerdighen Pro. 15, 29 Psalm 33, 16, 18
Der Weduwen en Weesen Exo. 22, 23
Der Armen Exod. 22, 27
Oock der boosen ghelijck des boosen knechts Matth. 18, 27
Der duyvelen Luc. 8, 32
| |
Exempelen der gener, welcker gebeden van Godt verhoort zijn gheweest.Aaron Exod. 8, 12 Num 10, 6, 7, 8
Abraham Genes. 20, 17
Agar Genes. 16, 11
Anna 1 Reg. 1, 15
d'Apostelen Act. 4, 31
De twee blinde Matth. 20, 30
Cornelis den Hooftman Act. 10, 4
Den Coninck David Psalm 3, 5
Elias, Jacob. 5, 17
Elizeus 4 Reg. 4, 33
De Coninck Ezechias 4 Reg. 20, 5
Ruben en Gads Sonen en het half gheslachte van Manasse 1 Par. 5, 18 ende daer na
Jabes 1 Para. 4, 10
Jeremias Thren. 3, 56
Joachaz 4 Reg. 13, 4
Job, Job 42, 8
Jonas, Jon. 2, 3
Josue, Jos. 10, 12
Isaac Genes. 25. 25, 21
Isaias 2 Para. 32, 20
Ismael Genes. 21, 17
Israel Num. 21, 2, 3 Exod. 2, 24
Judith, Judith 13, 9
Manasses 2 Para. 33, 13
Moyses Num. 20, 6, 7, 8 Exod. 10, 18
Paulus Actor. 28, 8
Petrus Actor. 9, 4
Een Propheet 3 Reg. 13, 6
Samuel 1 Reg. 7, 9 1 Reg. 12, 18
Salomon 3 Reg. 3, 11
Sampson Judic. 15, 19
Silas met Paulo Actor. 16, 25
Susanna Dan. 13, 44
Zacharias Luc. 1, 13
Maeckt den mensch een hulpe. Genes. 2, 18
Een hoorende oore Prov. 20, 12
Siende ooghe....
Onse boosheden van ons so verre als dat Oosten is van den Westen Psal 102, 12
Sijn saligheyt bekent Psalm 97, 2
Een kort woordt Rom. 9, 28
Bekent de wegen des Levens Psal. 15. 11
Dat wy in zijn geboden wandelen Ezech 36, 27
Vast zijn heylige plaetse Exod. 15, 17
Sijn verbondt Exod. 26, 9
Sijn woordt 3 Reg. 6, 12
Het suyvere woort Prov. 15, 26
Sijn ooghe op David. Psalm 31, 8
Sijn volck Psalm. 104, 24
Salomon 3 Reg. 2, 24
Sijn rijck 2 Reg. 7, 12
De palen der Weduwen Prov. 15, 24
Brengt voort ende baert Jacob. 1, 2, 18
Vrywillighlijck....
Door t'woordt der Waerheyt....
Woont int midden der kinderen Israels Exo: 29, 45
Onder de kinderen van Israel Nu. 35, 34
In Jerusalem Psalm. 134, 21
Onder de menschen Psalm, 77, 60
Verheught hem over die hem gehoorsamen in alle goedt Deut: 8, 9
Als hy de zijne wel doet Jere: 32, 41
Laet zijn aengesicht lichten op ons Psal: 66, 2
Op zijn knecht....
Verlicht zijne knechten Apoc: 22, 5
De blinde Psalm. 145, 8
Onse onwetenheden Eccl: 51, 36
Onde ooghen 1 Esdr. 8, 9
Des Herten Ephes: 1, 18
Onse lampe Psalm: 17, 29
Door de verclaringhe zijnder woorden: Psalm: 118, 130
Den opganck uyter hooghte Luce: 1, 79
Door zijn Godlijck licht (Christus) Joan: 1, 9 Ephes. 5, 2, 14
Wonderlijck Psalm: 75, 5
Roept tot zijn Soons bruyloft Matth: 22, 3
Die onwaerdigh zijn Matth. 22, 8
Maeckt rechtvaerdigh Rom: 8, 33
Den rechtvaerdigen 3 Reg: 8, 32 Apo: 22, 11
Den ongoddelijcken Rom 4, 5
De besnijdenisse Rom: 3, 30
Abraham: Jacob: 2, 21
De heydenen Galat: 3, 8
De onbesnedenheyt Rom: 3, 30
| |
[Folio 3v]
| |
Die hy gheroepen heeft Rom. 8, 30
Vande zonde Rom. 6, 7
Door t'bloet Jesu Christi Ro. 5, 9, 3, 22
Door 'tgheloove Rom. 3, 30
Inden Gheest Gods 1 Cor. 6, 11
In den naem des Heeren....
In Christo Galat. 2, 17
Om niet Rom. 3, 24
Door Gods gratie Tit. 3, 7
Door't sterven des ouden mensches. Rom. 6, 7
Wt den geloove Rom. 3, 30 Gal. 2, 16, 3, 24
Sonder de wercken des Wets. Rom. 3, 28
Niet uyt de wercken des Wets Gal. 2, 16
Wt de wercken Jacob. 2, 2, 24, 25
Verblijdt Christum Psalm 20, 7
Sijn volck 1 Esdr. 6, 22
Die den name des Heeren lief hebben. Isai. 56, 4, 5, 6, 7
Die Gods verbondt houden....
Die God eeren....
Die Gode aenhanghen....
De jonckheyt Davids Psalm 42, 4
De ziele Psalm. 85, 4
De herten Psalm 18, 9
Met grooter blijdtschap 2 Esd. 12, 42
Door de rechte rechtvaerdigheden des Heeren Psalm. 18, 9
Met zijn aensicht Psalm 20, 7
In vreuchden Psalm 20, 7
Is onser ghedachtich Psalm 113, 52
Vermorwet t'herte Job 23, 16
Vermaent ghelijck een Vader Sap. 11, 11
Toont het beloofde Landt Genes. 12, 1
Suyvert zijn volck Ezech. 36, 25
De Heydenen Actor. 11, 9
T'bloedt der gener die hy niet ghesuyvert en hadde Joal 3, 21
T'hert Ezech. 16, 30
Van onse verborghen zonden Psal. 18, 30
Vande zonde Psalm 50, 4
Van alle onse besmettingen Ezech. 36, 33
God suyvert
Ons bespreyende met ysopen Psal. 50, 9
Doende in ons rusten zijn verbolgentheyt. Ezech. 24, 13
Door de uytstortinghe des suyveren waters Ezech. 36, 25
Int doopsel des waters door t'woordt. Ephes. 5, 26
Maeckt bekent de rijckdommen zijnder glorien. Col. 1, 27
De verborgentheyt van zijnen wille Eph. 1, 9
Sijn Saligheyt Psalm 97, 2
Sijn belieften Psalm 102, 7
Den kinderen van Israel Psal. 102, 7
De weghen des levens Psalm 15, 11
Sijnen weghen Psalm 102, 7
Moysi Psalm 102, 7
Is onderdanigh de stemme vanden mensche Josue 11, 14
Bewillight des volcx voornemen Deut. 5, 28
Werckt saligheyt int midden der aerden Psal. 73, 12
Sijn aldersterckste woonstadt Exo. 15, 17
Alles in een eyghelijcken 1 Corinth. 12, 6 Ephes. 1, 11
Alle de wercken (der Geloovigen) Isai. 26, 12
Beyde het willen ende het volbrengen na den goeden wille Phil. 2, 13
T'wercken vande machtigheydt zijnder kracht in Christo Ephes. 1, 20
Inden genen die gelooven 1 Thess. 2, 13
Wenschet ons Wijsheyt Deut. 32, 29
Sijn vreese Deut. 5, 29
Opdat ons wel geschiede....
Schict de Liefde in zijn Vriendinne Cant. 2, 4
De macht Rom. 13, 1
Den genen die t'Euangelie vercondigen, van t'Euangelie te leven 1 Cor. 9, 14
Verciert de kercke Ezech. 16, 11
Toont watmen doen moet Exod. 4, 15
Moysi ende Aaron....
Alle goedt Exod. 33, 19
Goede ende quade dingen Eccl: 17, 6
D'eerste ouders....
De rijckdommen sijnder glorien Rom: 9, 23
De overvloedighe rijckdommen zijnder gratien Ephes: 2, 7
Sijn aenghesicht Num: 6, 25
Den ghebenedijden....
Datmen ghenen mensch ghemeyn ofte onreyn en soude heeten Actor: 10, 28
Jesum den grooten Priester Zach: 3 1 Tim: 6, 15
De onveranderlijckheyt zijns raets den Erfgenamen der beloften Heb: 6, 17
Sijn grootheyt Deut: 5, 24
Wonderlijcke dingen Mich: 5, 24
Wonderlijcke dingen Mich: 7, 15
Sijn verbondt Deut: 4, 13
De saligheyt des Heeren Psal: 90, 16
Die in God hopen....
Het landt der beloften Deut, 34, 1
Den wegh Deut: 1, 33
Der rechtvaerdigheyt Eccl: 18, 11
Maect een verbont
Met Abraham Genes: 15, 18
Abraham Isaac en Jacob Exod. 6, 4
T'volck van Israel Exod: 24, 8
Israel Deut: 9, 9
Begeert dat wy hem lief hebben Deut 10, 12
Behaeght Gode dat Balaam Israel soude ghebenedijen Num: 24, 1
De echtelijcke Liefde Coloss: 3, 20
Door de dwaesheyt der predicatien die geloovende saligh te maken 1 Cor: 1, 21
David te kiesen tot een Koninck over Israel 1 Para: 28, 4
Meer dat wy bermhertigheyt ende oordeel doen dan slachofferhande Prov. 21, 3
Die ghetrouwelijck doet Prov: 12, 22
Sijn oordeelen voor de Wijsen te verborgen ende den cleynen kinderen te openbaren Matth: 11, 25
T'gunt ons openbaer is Baruch 4, 4
Dat wy kennen dat hy de Heere is die bermhertigheyt doet en recht en rechtvaerdigheyt op de aerde Jere: 9, 24
De ghehoorsaemheyt jegens d'ouders: Coloss: 3, 20
Den dienst der Liefden Phil: 4, 18
De begheerte Salomonis 3 Reg: 3, 10
De offerhande der gener die God ghesuyvert heeft Mal: 3, 4
Die in't Rijcke Gods Christo dient Rom: 14, 18
De beproevinghe Jobs, Job 1, 21
De slachofferhander der ghener die Gods verbondt houden Isa: 56, 7
Alle de wercken van onsen Heeren Jesu Christi Joan: 8, 29
De wercken van Coninc David 3 Reg: 8, 25
Asa 2 Par: 14, 2
| |
[Folio 4r]
| |
Azarias, 4 Reg. 15, 3
Ezechias, 4 Reg. 20, 3
Joathan, 4 Reg. 15, 34
Josaphar, 2 Para. 20, 32
Joasias, Reg. 22, 2
Het werck Jehu jegens Achabs huys 4 Reg. 10, 30
Samuel, 1 Reg. 2, 26
Enoch, Hebr. 11, 5
Phinees, Eccl. 45, 29
Gode mishaghen
'Twerck Salomonis, 3 Reg. 11, 6
Achaz. 4 Reg. 16, 2
Die sonder gheloof is, Heb. 11, 6
Die int vleesch zijn, Rom. 8, 8
De brandt-offeren, Heb. 10, 6
Die na de wet gheoffert worden, Heb. 10, 8
Onse onrust, Jere. 14, 10
Die Christum gedoodt, de Propheten ende Apostolen vervolght hebben, 1 Thess. 2, 15
Die hem selven ontreckt (den Gelove) Heb. 10, 38
De slachofferhanden der Joden, Jere. 6, 20
Plant het volck van Israel, Exod. 15, 17
T'paradijs, Genes. 2, 8
De aerde, 4 Esdr. 3, 4
Den wijngaert, Psal. 79, 9
Ttvercoren, Esa. 5, 2, Jere. 2, 21
De wortelen des wijngaerts, Ps. 79, 10
De oore, Psal. 93, 9
De ootmoedighe, Eccl. 10, 2. 18
Alle plantinghe, Mat. 15, 13
Reghent op de rechtvaerdighe ende onrechtvaerdighe, Mar. 5, 45
Beveelt, Genes. 2, 16
Bereydt alle goede wercken, Ephes. 2, 10
Dat wy daer in wandelen souden....
Belooft Liefde tot Godt, Deut: 30, 6
Goede dinghen, Num. 10, 29
De liefde, 4 Esdr. 5, 40
De besnijdinge des herten, Deut. 30, 6
Verstrooinge, die droevich zijn, Mat. 5, 5
De syne te bewaren, 2 Thess. 3.3
Het Euangelie Gods, Rom. 1, 2
Te verlossen vande gevanckenis, Jer. 31, 23
T'zaet, Gallat. 3, 19
De hope van t'eeuwich leven, Tit. 1, 2
Maeckt bekent zijn Rechtvaerdigheyt int aenschijn der Heydenen, Psal. 79, 2
Dat de Heere bereyt heeft den genen die hem lief hebben, 1 Cor. 2, 10
Opende t'ore van Samuel, 1 Reg. 9, 15 David, 2 Reg. 7, 27
Saligh, Psal. 17, 20
Den behoeftighen, Job 5, 15
Het arme volck, 2 Reg. 22, 28
Die gheloovende, 1 Cor. 1, 21
Heyligh, 1 Thess. 5, 23
Den sevensten dagh, Genes. 2, 3
Sijn Soon, Joan. 10, 36
Sijnen grooten naem, Ezech. 36, 23
Sijn volck, Exod. 31, 13
Alle dat eerste gheboren, Num. 3, 13
De priesteren, Levit. 21, 15
Sijn Tabernakel, Psal. 45, 5
Een verbondt met Noe ende den synen Genes. 9, 9
Onderworpt zijn wille der menschen wille, Exod. 32, 10, Gen. 32, 26, Deut. 5, 28, Jos. 10, 14.
Stelpt den mensch over de wercken zijner handen, Psal. 8, 6
Ontfanght de Gheloovighe, Psal, 3, 6
Levert zijn volck een Landt, vloeyende van melck ende honich, Deut. 26, 9
Sijn vyanden, Deut. 23, 14
Treckt
Tot Christum, Joan. 6, 44
Met Adams zeelkens, Oseas 11, 4
Voert ons over int Rijck van den Sone zijnder Liefde, Coloss. 1, 13
Wilt dat alle menschen salich worden. 1 Tim. 2. 4. ende tot kennis der Waerheyt komen.
| |
Wat Godt niet en doet na zijn Goedtheydt.En snijt niet af zijn Bermhertigheydt, Psal. 67, 9
Heeft gheen geneucht in onse verdoemenissen, Tob. 3. 22
Heeft de doodt niet gemaeckt, Sap. 1, 13
Vergheet niet te ontfermen, Psal. 67, 10
Tenteert niemandt, Jacob 1, 13
Wilt niet dat de ziele sal verloren gaen, 2 Reg. 14, 14
Datter eenige souden verloren gaen, 2 Pet. 3, 8
Wilt gheen boosheyt, Psal. 5, 5
Gheen quaedt....
Denckt gheen afgoderije, Jere. 19. 5, 32. 35
|
|