De patriottentijd. Deel 3: 1786-1787
(1899)–H.T. Colenbrander– Auteursrecht onbekendH.T. Colenbrander, De patriottentijd. Hoofdzakelijk naar buitenlandsche bescheiden. Deel 3: 1786-1787. Martinus Nijhoff, Den Haag 1899
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1011 D 14
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het derde deel van De patriottentijd van H.T. Colenbrander uit 1899.
redactionele ingrepen
p. XVI: 14. Brunswijk aan Hertzberg, 3 Oetober 1787 → 14. Brunswijk aan Hertzberg, 3 October 1787
p. 27: zouden worden megegedeeld → zouden worden medegedeeld
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. I, II, VI, 304 en p. 2 in het ‘Register’) zijn niet opgenomen in de lopende tekst. De ‘Verbeteringen’ van p. 223-224 zijn in de lopende tekst doorgevoerd (met uitzondering van de noot betreffende de Bentinck's op p. 223; die is alleen hieronder te raadplegen.). Ook de verbeteringen betreffende het eerste en tweede deel van De patriottentijd zijn doorgevoerd in beide delen.
[pagina III]
DE PATRIOTTENTIJD.
[pagina IV]
leiden: stoomboekdrukkerij van l. van nifterik hz.
[pagina V]
de PATRIOTTENTIJD
HOOFDZAKELIJK NAAR BUITENLANDSCHE BESCHEIDEN
door
Dr. H.T. COLENBRANDER
Deel III
1786-1787
'S-GRAVENHAGE
MARTINUS NIJHOFF
1899
[pagina VII]
INHOUD.
Bladz. | |
---|---|
hoofdstuk i. - frankrijk en de oost-indische compagnie | 1. |
Frankrijk en Nederland tegenover Engeland in het Oosten, 1-3. - Ruine der Compagnie; staking harer betalingen, 4. - Misbruiken bij de Compagnie, 5-7. - Holland benoemt een commissie van onderzoek, 8. - Haar voorstellen, 9; ingediend bij de Staten-Generaal, 10. | |
Frankrijks kansen in Indië; St. Lubin; Haider en Lippo; Suffren, 11-14. - Boers te Parijs, 15-16. - St. Lubin naar de Republiek, 18; vervoegt zich bij den Rijngraaf, 19; diens plannen, 20. | |
Memorie van Grimoard, 21-22. - Grimoard naar de Republiek gezonden, 23. - Conferentie van 11 December 1785 in het fransche gezantschapshotel, 24-25. - Vergennes keurt het door Grimoard verrichte af, 26. - Verschil van inzicht tusschen Vergennes en Castries, 27. - Grimoard en de Rijngraaf, 28-29. | |
De Staten-Generaal verzoeken de kamers der O.I.C. om advies op Hollands hervormingsvoorstellen, 30. - Voorstel der kamer Amsterdam, 32; aangenomen door de Staten van Holland, 33. - Sir James Harris tracht vrnchteloos het te doen verwerpen bij de Staten-Generaal, 33-37. - Het doel der driemannen is met de aanneming van het voorstel evenwel nog niet bereikt, 38. - Protest van Zeeland, 39. - De Compagnieshervorming impopulair, 40. | |
Uitputting der fransche financiën, van invloed op Frankrijks koloniale staatkunde, 41-43. - De Rijngraaf naar Parijs; keert teleurgesteld terug, 43-45. - Frankrijk besluit, zijn plannen ten aanzien van Indië voorshands niet door te zetten, 46. | |
Afscheid van Boers, 48. - Militaire commissie, 49. - Weigering der Compagnie om een fransch agent te Batavia toe te laten, 50. | |
hoofdstuk ii. - reactie. - hattem en elburg | 52. |
Elementen eener reactionnaire partij, 52-53. - Gebrek aan leiding, 53. - Sir James Harris tracht die te geven, 55. - Harris en Van de Spiegel, 57-61. - Harris' teleurstellingen en eerste succes, 62-63. - Harris tegenover Rendorp, 63-64. - Weder Harris en Van de Spiegel; plannen om Willem V te bewerken tijdens een verblijf in Zeeland, 65-68. - Het stadhouderlijk gezin in Zeeland; Van de Spiegel en de Prinses, 69-71. - Harris dient namens Engeland een door Van de Spiegel ontworpen memorie in bij de Staten- |
[pagina VIII]
Bladz. | |
---|---|
Generaal, 72. - Zwakheid van Rendorp en diens partij; van haar verwacht Harris niets meer, 74-75. - Poging om de Staten-Generaal een anti-patriotsch antwoord aan Engeland te doen geven, 76; mislukt door de energie van Holland, 77. | |
Utrechtsche omwenteling van 2 Augustus 1786, 77. - Holland tracht ook Gelderland patriotsch te maken, 78. - Conferentiën van Willem V met geldersche en utrechtsche Statenleden op het Loo, 80; ook Harris naar het Loo, 80. - Wederspannigheid van Hattem en Elburg, 81-82; vreemde vrijcorpisten daarheen, 83; de steden worden met troepen bezet, 83-84. - Tegen de bedoeling van Harris wordt Utrecht niet aangevallen, 84. - Redevoering van De Gijselaar in de Staten van Holland op 4 September 1786, 85. - Beweging onder de hollandsche vrijcorpisten; militaire burgercommissie opgericht, 86. - Willem V door Holland geschorst als Kapitein-Generaal, 87. - Holland ontbiedt de troepen van zijn repartitie uit de Generaliteitslanden, 88; vormt een cordon op de grens der provincie, 90. - Een staat van gewapende vrede begint, 91. | |
hoofdstuk iii. - goertz en rayneval | 93. |
Dood van Frederik de Groote, 93. - Portret van den nieuwen koning, 94-95. - De Prinses dringt aan op de overkomst van een buitengewoon gezant, 96. - Daartoe wordt Goertz gekozen, 97. - Diens instructie, 98. - Goertz bij Van Pallandt van Zuythem te Deventer, 100. - Op het Loo, 101. - In den Haag, 102. - Frankrijk weigert met Pruisen mede te werken tenzij de regeeringsreglementen worden afgeschaft, 103. - Groote verlegenheid van Goertz; hij zoekt aansluiting bij Harris, 104. - Te Londen heeft echter thans de politiek van onthouding geheel de overhand, 105. - Frederik Willem II houdt bij den Prins op afschaffing der regeeringsreglementen aan, maar deze weigert, 107. - Vruchtelooze poging van den gezant Brantsen, om de Staten van Gelderland te winnen voor een wijziging van het regeeringsreglement, 109-111; zonderlinge houding van Van Heeckeren van Enghuizen bij deze gelegenheid, 110-111. | |
De Rijngraaf in October 1786 te Utrecht, 112; vruchtelooze onderhandelingen tusschen de amersfoortsche en de utrechtsche partij in den Haag, 113. - Geldverlegenheid der aristocraten in Friesland, waaruit zij eindelijk door de engelsche regeering worden gered, 115. - Harris ontwerpt een prinsgezinde Acte van Verbintenis als tegenhanger der patriotsche, 117. - De Acte wordt alleen in Zeeland geteekend, 118. | |
Nogmaals laat Rendorp van zich hooren; hij tracht zich in betrekking te stellen met Goertz, 119. - Voorstel van Amsterdam tot bepaling van de grenzen der uitvoerende macht, 120. - Vijfde nationale vergadering van vrijcorpsen, 121. - Bemoeiingen van Chomel en Rutger Jan Schimmelpenninck, 122-124; program der Vaderlandsche Societeit te Amsterdam, 124. - Te Berlijn keurt men niet af dat Goertz zich met de Vaderlandsche Societeit in betrekking stelt, 125-127. - Goertz afgewezen door de pensionarissen op 10 November 1786, 126. | |
Vergennes neemt sedert eenigen tijd een mildere houding aan, 128. - Reis van du Portail, 129. - Besluit om Rayneval naar de Republiek te zenden, 130. - Rayneval in den Haag; stelt met de pensionarissen voorwaarden op die door Goertz aan den Prins zullen |
[pagina IX]
Bladz. | |
---|---|
worden overgelegd, 132-135. - Nogmaals de vijfde nationale vergadering van vrijcorpsen, 136. - Chomel en Schimmelpenninck in onderhandeling met de militaire burgercommissie en met Goertz, 137. - Goertz breekt deze onderhandeling af en brengt daarentegen de voorwaarden van Rayneval aan den Prins over, 138. - Weigering van den Prins, 139. - Goertz teruggeroepen, 140. | |
hoofdstuk iv. - de coalitie en haar nederlaag | 142. |
Coetloury te Parijs; dringt aan op krachtige maatregelen in het belang der democratie, 142-144. - Denkbeelden van den Rijngraaf op dit punt, 144; van Pieter Paulus, 145. - Vergadering van notabelen in Frankrijk en dood van Vergennes, 146. - Conferentie van Rayneval met de pensionarissen op 13 Januari 1787, 147. - Zijn bezoek aan de St. Simon, 147-148. - Rapport van Rayneval van 31 Januari 1787, 148. - Voorstel van Haarlem tot regeling van den volksinvloed op de regeering, 149. - Partijverhoudingen te Amsterdam en te Rotterdam, 150-151. - Oproerige bewegingen in Zeeland, 151-152. - Voorstel van Haarlem om het legioen van den Rijngraaf in garnizoen te leggen in den Haag, 152. - Oploop te Amsterdam op 26 Februari, 153. - Het voorstel van Haarlem om het legioen van den Rijngraaf in den Haag te leggen, verworpen, 154. | |
Willem van Citters Sr. wordt kabinetssecretaris van den Prins, 155. - In Overijsel behoudt het patriotisme de overhand, 156. - Nieuw verzoeningsvoorstel van de pruisische regeering aan de Prinses, 158; door haar afgewezen, 159. - Hertzberg tracht, op bevel des konings, de redenen der Prinses te wederleggen, 161. - Pruisen raadt aan, dat de Prins zich met de democraten zal verstaan, 162. - Geringe levensvatbaarheid van de democratisch-federalistische republiek zooals de geavanceerde patriotten die begeerden, 163-165. - Voortzetting der pogingen van Chomel, 165-167. | |
De Rijngraaf in Maart '87 naar Parijs, om de fransche regeering te bewegen tot een openlijk partijkiezen voor de democraten, 167. - Haarlems voorstel tot regeling van den volksinvloed aangenomen, 168. - Zitting van 30 Maart 1787; verraad der amsterdamsche aristocraten, 169. - Salm stelt te Parijs een gewelddadige remotie van aristocratische regenten voor, 170. - Dit wordt aanvankelijk afgeslagen, 171; later schoorvoetend toegegeven, 172. - Reis van Bicker door het Noorderkwartier, 174. - De amsterdamsche aristocraten in onderhandeling met den Prins en met de Bijltjes, 176-177. - Brief van den Prins aan de Bijltijes, 177. - De la Coste naar Amsterdam om op spoed aan te dringen, 178. - Aarzeling van de patriotsche regenten, 179. - De burgersocieteiten zetten de remotie door, 180-182. - Remotie te Rotterdam, 183. | |
hoofdstuk v. - goejanverwellesluis | 185. |
Aandrang der patriotten uit de landprovinciën, om aanvallend tegen de troepen van den Prins te werk te gaan, 187. - Reactie hiertegen; de amersfoortsche Staten trachten de stad Utrecht van Holland af te snijden, 188. - Gevecht aan de Vaart, 189. - De Rijngraaf met zijn legioen naar Utrecht, 189. - De geldersche militie met die van de provincie Utrecht vereenigd, 189. | |
Zending van Bourgoing, 190. - De pensionarissen vragen geldelijke ondersteuning van de vrijcorpsen door Frankrijk, 191. - Uitputting |
[pagina X]
Bladz. | |
---|---|
van het Nationale Fonds, 191. - Conferentiën van Bourgoing met Capellen van de Marsch, leiden tot geen resultaat, 192. - Verzoek der patriotsche partij om meer openlijk door Frankrijk te worden beschermd, 193. | |
Poging van Chomel, om de democraten in betrekking te brengen met Straalman en door dezen met den Prins, 195-197. - Gijsbert Karel van Hogendorp; plannen tot herovering van Amsterdam en Rotterdam door de oranjesocieteiten, 198-199. - Reis van Harris naar Nijmegen, 200-201. - Harris in Engeland, 202. - De engelsche regeering besluit, de oranjepartij te subsidieeren, 203. - Declaratoir van den Prins, 204. - Volslagen nederlaag der oranjebeweging te Amsterdam; plundering aldaar, 205-206. | |
Harris, uit Engeland terug, roept de leiders der oranjepartij bijeen, 207. - Doodgeboren verzoeningsvoorstel van den Raad van State, 208; door Harris worden de kwade gevolgen gestuit, 209. - Van de Spiegel naar den Haag, 210. - Het grootste gedeelte van het hollandsche cordon verloopt, 211. - Commissie van Defensie ingesteld met uitgebreide volmacht, 211. - Statenvergadering bijeengeroepen in de stad Utrecht, 212. | |
Montmorin verlangt, dat de Staten-Generaal de bemiddeling van Frankrijk zullen inroepen, 214. - Vérac heeft moeite, de amsterdamsche burgergeconstitueerden hiervoor te winnen, 216. - Onuitgevoerd besluit van 25 Juni 1787 tot het verzamelen van een leger bij Givet, 217. - Moedeloosheid van den Prins; hij durft van zijn voordeel geen gebruik te maken, 220-221. - Conferentie van de leiders der oranjepartij met den Prins en de Prinses te Amersfoort, 221. - De Prinses biedt aan, naar den Haag te gaan, 222. - Tot de reis besloten, 223. - Het gerucht spoedig verbreid, 224. - Aanhouding, 225. - De Prinses te Nijmegen terug; opstand van het oranjegemeen in Gelderland en Zeeland, 228. | |
hoofdstuk vi. - pruisens eisch om voldoening | 229. |
Bericht der aanhouding te Berlijn ontvangen, 229. - Overdreven berichten van Thulemeyer omtrent de fransche toerustingen, 230. - Engeland verzet zich tegen het uitoefenen van bemiddeling in de Republiek door Frankrijk alleen, en tegen het bijeentrekken van troepen te Givet, 231. - Frankrijk besluit, Pruisen tot medebemiddeling toe te laten, 232. - Pruisen stelt Frankrijk zes punten voor als grondslagen eener bemiddeling, 233. - De Staten van Holland besluiten tot het inroepen der bemiddeling van Frankrijk alleen, 234. | |
Eerste memorie van Thulemeyer om voldoening voor de aanhouding bij Goejanverwellesluis, 235. - Weigerend antwoord, 235. - De patriotten willen de Prinses alleen toelaten zoo zij den Prins verzaakt, 235. - Pruisen verzamelt een leger aan den Rijn, onder bevel van den regeerenden hertog van Brunswijk, 236. - De Prinses verlangt dat haar broeder de patriotsche partij omverwerpe, 238. - De koning is hiertoe niet gezind, 238. | |
Veranderde houding der engelsche regeering ten opzichte van Pruisen; mededeelingen van Ewart, 239-240. - Brunswijk bij de Prinses te Nijmegen, 241. - Tweede memorie van Thulemeyer, 242. - Verlegenheid van Frankrijk, 242-246. - Opwinding der patriotsche partij; declaratoiren der vrijcorpsen, 247-248. - Terugroeping van Vérac, 249. - Montmorin schrijft de patriotten een antwoord voor op Thulemeyer's tweede memorie, 249-250. - Nieuwe |
[pagina XI]
Bladz. | |
---|---|
ontmoeting tusschen Brunswijk en de Prinses, 251. - Pogingen van Harris om zich met Brunswijk in betrekking te stellen, 252. - Mededeelingen van Ewart te Berlijn, 253. - De koning verlangt nog geen alliantie met Engeland, 254. - Pruisisch ultimatum, 255. - Ontmoediging der patriotten, 256. | |
hoofdstuk vii. - de omwenteling | 257. |
Marsch der Pruisen, 257-258. - Verlegenheid van den Rijngraaf, 259. - Zijn onderhandelingen met Kahlenberg, 260-261. - De Rijngraaf den 14den September te Woerden, 262. - Krijgsraad van den 15den September te Woerden, 263-264. - Ontruiming van Utrecht, 265-266. - Val van Gorkum, 267. | |
Mislukte poging om de Staten van Holland te verleggen naar Amsterdam, 268. - Omwenteling in den Haag, 270-271. - Intocht van Willem V, 272. - Amsterdam roept Frankrijks hulp in, 273. - Resolutie der Staten van Holland van 21 September om voor Frankrijks hulp te bedanken, 274. - Montmorin weigert Amsterdam de verlangde hulp, 275. - Geheime overeenkomst tusschen Pruisen en Engeland, 276. | |
Val van het patriotisme in Overijsel, 277; in Groningen en Friesland, 278-279. - De Rijngraaf niet te Amsterdam binnengelaten, 280; zijn vertrek, 280. - Verwarring te Amsterdam, 281. - Aanvallen der divisie Lottum op Naarden, Nieuwersluis en Weesp, 282. - De hertog te Leimuiden; zending van Abbema en Goll, 283. - De hertog in den Haag; zending van Geelvinck en Temminck, 284. - Aanval op Amstelveen, 285. - Capitulatie van Amsterdam, 287. - Vlucht van verscheiden patriotten, 288. - Satisfactie aan de Prinses, 289. - De koning van Pruisen verlangt schatting van Amsterdam, 291. - Vertrek van den hertog, 291. - Plundering in den Bosch, 292. | |
Resolutie van 31 October 1787 tot het verzetten van de wet, 293. - Commissarissen van Zijn Hoogheid te Amsterdam, 294. - Het erfstadhouderschap tot een essentieel deel der constitutie verklaard, 295. - Amnestie, 296-297. - Alliantiën met Engeland en met Pruisen, 300. - Van de Spiegel Raadpensionaris, 302. - Besluit, 303. |
bijlagen bij hoofdstuk i | 1. |
1. Memorie van Saint-Lubin, 1785 | 1. |
2. ‘Déclaration du Rhingrave de Salm’, 1785 | 4. |
3. Memorie van den Rijngraaf van Salm, October 1785 | 6. |
4. Memorie van Grimoard, 1775 | 8. |
5. Grimoard aan Vergennes, 18 September 1785 | 10. |
6. Grimoard aan Vergennes, 30 September 1785 | 10. |
7. ‘Observations relatives à la Hollande’, 8 October 1785 | 11. |
8. Vergennes aan Castries, 9 October 1785 | 16. |
[pagina XII]
Bladz. | |
---|---|
9. Castries aan Vergennes, 10 October 1785 | 17. |
10. Vergennes aan Vérac, 12 October 1785 | 17. |
11. Vergennes aan Grimoard, 12 October 1785 | 18. |
12. Grimoard aan Vergennes, 18 November 1785 | 18. |
13. Grimoard aan Vergennes, 2 December 1785 | 19. |
14. Grimoard aan Vergennes, 9 December 1785 | 19. |
15. Grimoard aan Vergennes, 12 December 1785 | 20. |
16. Grimoard aan Vergennes, 16 December 1785 | 21. |
17. ‘Examen du mémoire de M. de Grimoard’, 1785 | 27. |
18. Vergennes aan Vérac, 15 December 1785 | 27. |
19. Vergennes aan Grimoard, 15 December 1785 | 27. |
20. Grimoard aan Vergennes, 26 December 1785 | 28. |
21. Grimoard aan Vergennes, 27 December 1785 | 29. |
22. Vérac aan Vergennes, 23 Januari 1786 | 29. |
23. Beraadslaging in het personeel besogne van Holland, 25 Mei 1786 | 29. |
24. ‘Mémoire sur les Indes Orientales, remis par M. le Rhingrave de Salm’, Mei 1786 | 30. |
25. ‘Résultat des mémoires respectifs remis par le Rhingrave, ou qui lui ont été remis’, 19 Juni 1786 | 32. |
26. Harris aan Lord Carmarthen, 9 Augustus 1785 | 34. |
27. Harris aan Lord Carmarthen, 12 Augustus 1785 | 34. |
28. Lord Carmarthen aan Harris, 16 Augustus 1785, | 34. |
29. Harris aan Lord Carmarthen, 19 Augustus 1785 | 35. |
30. Harris aan Lord Carmarthen, 23 Augustus 1785 | 36. |
31. Harris aan Lord Carmarthen, 2 September 1785 | 36. |
32. Harris aan Lord Carmarthen, 9 September 1785 | 36. |
33. Harris aan Lord Carmarthen, 16 September 1785 | 36. |
bijlagen bij hoofdstuk ii | 38. |
1. Harris aan Lord Carmarthen, 24 April 1786 | 38. |
2. Harris aan Lord Carmarthen, 5 Mei 1786 | 38. |
3. Harris aan Lord Carmarthen, 26 Mei 1786 | 39. |
4. Harris aan Lord Carmarthen, 6 Juni 1786 | 39. |
5. Harris aan Lord Carmarthen, 16 Juni 1786 | 42. |
6. Harris aan Lord Carmarthen, 20 Juni 1786 | 42. |
7. Harris aan Lord Carmarthen, 23 Juni 1786 | 42. |
8. Harris aan Lord Carmarthen, 27 Juni 1786 | 43. |
9. Harris aan Lord Carmarthen, 7 Juli 1786 | 43. |
10. Harris aan Lord Carmarthen, 11 Juli 1786 | 43. |
11. Harris aan Lord Carmarthen, 25 Augustus 1786 | 43. |
12. Harris aan Lord Carmarthen, 1 September 1786 | 44. |
13. Harris aan Lord Carmarthen, 8 September 1786 | 45. |
bijlagen bij hoofdstuk iii | 46. |
1. De Prinses aan Hertzberg, 15 Augustus 1786 | 46. |
2. De Prinses aan Frederik Willem II, 27 Augustus 1786 | 46. |
[pagina XIII]
Bladz. | |
---|---|
3. Frederik Willem II aan de Prinses, 3 September 1786 | 46. |
4. ‘Instruction pour le ministre d'état Comte de Goertz’, 2 September 1786 | 47. |
5. Hertzberg aan Frederik Willem II, 2 September 1786 | 51. |
6. Van Reede aan Hertzberg, 6 September 1786 | 51. |
7. Finckenstein aan Frederik Willem II, 7 September 1786 | 52. |
8. Frederik Willem II aan de Prinses, 8 September 1786 | 52. |
9. Hertzberg aan Frederik Willem II, 11 September 1786 | 52. |
10. Frederik Willem II aan Finckenstein, 11 September 1786 | 53. |
11. inckenstein aan Frederik Willem II, 11 September 1786 | 53. |
12. Hertzberg aan Frederik Willem II, 11 September 1786 | 53. |
13. Capellen van de Marsch aan Vergennes, 5 October 1786 | 54. |
14. Frederik Willem II aan de Prinses, 31 October 1786 | 54. |
15. Harris aan Lord Carmarthen, 24 October 1786 | 55. |
16. Harris aan Lord Carmarthen, 24 October 1786 | 56. |
17. Harris aan Lord Carmarthen, 17 November 1786 | 58. |
18. Harris aan Lord Carmarthen, 26 December 1786 | 58. |
19. Harris aan Lord Carmarthen, 29 December 1786 | 59. |
20. Harris aan Lord Carmarthen, 5 Januari 1787 | 59. |
21. Harris aan Lord Carmarthen, 6 Februari 1787 | 60. |
22. Harris aan Lord Carmarthen, 16 Februari 1787 | 61. |
23. Lord Carmarthen aan Harris, 23 Februari 1787 | 61. |
24. Harris aan Lord Carmarthen, 27 Februari 1787 | 61. |
25. Goertz aan Frederik Willem II, 9 October 1786 | 61. |
26. Goertz aan Frederik Willem II, 13 October 1786 | 62. |
27. Goertz aan Frederik Willem II, 17 October 1786 | 63. |
28. Goertz aan Frederik Willem II, 20 October 1786 | 64. |
29. Goertz aan Frederik Willem II, 24 October 1786 | 66. |
30. Goertz aan Frederik Willem II, 7 November 1786 | 66. |
31. Goertz aan Frederik Willem II, 10 November 1786 | 66. |
32. Goertz aan Frederik Willem II, 28 November 1786 | 67. |
33. Goertz aan Frederik Willem II, 1 December 1786 | 68. |
34. Goertz aan Frederik Willem II, 5 December 1785 | 68. |
35. Memorie van Chomel, 1790 | 69. |
36. Heldewier aan Dumont-Pigalle, 6 Februari 1789 | 72. |
37. Vergennes aan Vérac, 13 November 1786 | 73. |
38. Rayneval aan Vergennes, 29 November 1786 | 74. |
39. Rayneval aan Vergennes, 29 November 1786 (particulier) | 77. |
40. Goertz aan Frederik Willem II, 14 December 1786 | 78. |
41. Bilfinger aan Frederik Willem II, 19 December 1786 | 79. |
42. Frederik Willem II aan de Prinses, 20 December 1786 | 80. |
43. De Prinses aan Frederik Willem II, 2 Januari 1787 | 81. |
bijlagen bij hoofdstuk iv | 82. |
1. Vergennes aan Rayneval, 14 December 1786 | 82. |
2. Vergennes aan Rayneval, 23 December 1786 | 83. |
[pagina XIV]
Bladz. | |
---|---|
3. Rayneval aan Vergennes, 27 December 1786 | 87. |
4. Vergennes aan Rayneval, 6 Januari 1787 | 91. |
5. ‘Note remise à M. de Rayneval’, 13 Januari 1787 | 92. |
6. ‘Rapport de M. de Rayneval’, 31 Januari 1787 | 93. |
7. C.W. Visscher aan Abbema, 18 Februari 1787 | 97. |
8. Harris aan Lord Carmarthen, 13 Maart 1787 | 97. |
9. ‘Plan de conciliation’, 17 Maart 1787 | 99. |
10. ‘Considérations sur les moyens de pacifier les troubles’, 30 Maart 1787 | 101. |
11. ‘Observations ultérieures sur les moyens de pacifier les troubles’, 14 April 1787 | 104. |
12. Thulemeyer aan Frederik Willem II, 6 Februari 1787 | 109. |
13. Frederik Willem II aan Chomel, 13 Februari 1787 | 110. |
14. Thulemeyer aan Frederik Willem II, 20 Februari 1787 | 110. |
15. Chomel aan Frederik Willem II, 20 Februari 1787 | 111. |
16. Thulemeyer aan Frederik Willem II, 23 Februari 1787 | 111. |
17. Chomel aan Thulemeyer, 7 Mei 1787 | 112. |
18. Thulemeyer aan Frederik Willem II, 8 Mei 1787 | 112. |
19. Vérac aan Montmorin, 2 Maart 1787 | 112. |
20. Bicker aan Abbema, 1 April 1787 | 113. |
21. Memoriën van den Rijngraaf van Salm aan Montmorin, Maart 1787 | 114. |
22 ‘Rapport de M. de Rayneval’, einde Maart 1787 | 115. |
23. ‘Rapport du ministre’, 1 April 1787 | 120. |
24. ‘Mémoire instructif sur l'état actuel des affaires en Hollande’, 5 April 1787 | 121. |
25. Harris aan Lord Carmarthen, 6 April 1787 | 124. |
26. Harris aan Lord Carmarthen, 10 April 1787 | 124. |
27. Harris aan Lord Carmarthen, 20 April 1787 | 126. |
28. Vérac aan Dumont-Pigalle, 12 April 1787 | 128. |
29. Dumont-Pigalle aan Vérac, 13 April 1787 | 128. |
30. Dumont-Pigalle aan Bernard, 20 April 1787 | 129. |
31. Vérac aan Montmorin, 20 April 1787 | 130. |
32. Dumont-Pigalle aan Vérac, 21 April 1787 | 134. |
33. Vérac aan Montmorin, 22 April 1787 | 135. |
bijlagen bij hoofdstuk v | 136. |
1. ‘Notice instructive pour M. le Chevalier de Bourgoing’, 22 April 1787 | 136. |
2. Rayneval aan Bourgoing, 19 Mei 1787 | 137. |
3. Bourgoing aan Montmorin, 19 Mei 1787 | 138. |
4. Bourgoing aan Montmorin, 2 Juni 1787 | 141. |
5. Bourgoing aan Salm, 3 Juni 1787 | 144. |
6. Vervolg der memorie van Chomel | 145. |
7. Bicker aan Dumont-Pigalle, 10 October 1790 | 147. |
8. Abbema aan Bicker, September 1790 | 150. |
9. Willem V aan George III, 14 Mei 1787 | 150. |
[pagina XV]
Bladz. | |
---|---|
10. Memorie van eenige leden der Staten van Gelderland aan Harris, Mei 1787 | 151. |
11. Bedenking der Prinses op bovenstaande memorie | 153. |
12. Harris aan Lord Carmarthen, 5 Juni 1787 | 153. |
13. Harris aan Lord Carmarthen, 8 Juni 1787 | 159. |
14. Onderschepte patriottenbrieven, Juni 1787 | 161. |
15. ‘Motif de mon voyage à la Haye’ | 164. |
bijlagen bij hoofdstuk vi | 167. |
1.Freule von Danckelmann aan Goertz, 29 Juni 1787 | 167. |
2. Hertzbeog aan de Prinses, 3 Juli 1787 | 167. |
3. Hertzberg aan Frederik Willem II, 3 Juli 1787 | 168. |
4. Frederik Willem II aan Finckenstein, 3 Juli 1787 | 168. |
5. Frederik Willem II aan Thulemeyer, 4 Juli 1787 | 168, |
6. Ewart aan Lord Carmarthen, 7 Juli 1787 | 169. |
7. Lord Carmarthen aan Ewart, 17 Juli 1787 | 170. |
8. De Prinses aan Frederik Willem II, 13 Juli 1787 | 172. |
9. Frederik Willem II aan de Prinses, 22 Juli 1787 | 174. |
10. Ewart aan Lord Carmarthen, 14 Juli 1787 | 175. |
11. Ewart aan Lord Carmarthen, 17 Juli 1787 | 175. |
12. ‘Points préliminaires proposés à la Cour de France,’ 16 Juli 1787 | 176. |
13. Ewart aan Lord Carmarthen, 29 Juli 1787 | 179. |
14. Ewart aan Lord Carmarthen, 2 Augustus 1787 | 179. |
15. Finckenstein en Hertzberg aan den hertog van Brunswijk, 28 Juli 1787 | 179. |
16. inckenstein en Hertzberg aan den hertog van Brunswijk, 7 Augustus 1787 | 180. |
17. Memorie der Prinses aan Frederik Willem II, 17 Augustus 1787 | 181. |
18. Lord Carmarthen aan William Eden, 24 Augustus 1787 | 182. |
19. Nota van Ewart aan de pruisische regeering, 3 September 1787 | 183. |
bijlagen bij hoofdstuk vii | 185. |
1. Salm aan Bourgoing, 1 September 1787 | 185. |
2. Bourgoing aan Montmorin, 16 September 1787 | 186. |
3. ‘Verhaal van het voorgevallene binnen Utrecht’ | 189. |
4. Aanteekeningen van Emants gehouden ter vergadering van Holland van 16-18 September 1787 | 197. |
5. Aanteekeningen van Van Wijn als boven | 203. |
6. Willem V aan Brunswijk, 10 September 1787 | 209. |
7. Brunswijk aan Willem V, 21 September 1787 | 209. |
8. Caillard en Bourgoing aan de gebroeders van Staphorst, 20 September 1787 | 210. |
9. Montmorin aan de regeering van Amsterdam, 28 September 1787 | 212. |
10. ‘Convention secrète du 2 Octobre 1787 entre l'Angleterre et la Prusse’ | 212. |
[pagina XVI]
Bladz. | |
---|---|
11. Ternant aan Bourgoing, 23 September 1787 | 214. |
12. Brunswijk aan Frederik Willem II, 26 September 1787 | 215. |
13. Brunswijk aan Frederik Willem II, 3 October 1787 | 216. |
14. Brunswijk aan Hertzberg, 3 October 1787 | 217. |
15. Brunswijk aan Hertzberg, 18 October 1787 | 217. |
16. Finckenstein en Hertzberg aan Brunswijk, 2 October 1787 | 217. |
17. Memorie van Brunswijk aan Frederik Willem II, 15 October 1787. | 218. |
18. Brunswijk aan Hertzberg, 8 November 1787 | 219. |
19. Uit de instructie van Alvensleben, 1 December 1787 | 220. |
20. Memorie van Hertzberg aan Frederik Willem II, 15 December 1787 | 221. |
[pagina 223]
VERBETERINGEN.
Bladz. 11 der bijlagen, reg. 15 v.b. staat: perojetté, lees: projetté.
Bladz. 27 der bijlagen, opschrift, staat: mémoirie, lees: mémoire.
Bladz. 157 der bijlagen, reg. 4 v.b. staat: degrre, lees: degree.
Deel I, bladz. 370, reg. 10 v.b. staat: Wassenaer-Noordwijk, lees: Van der Does, heer van Noordwijk.
De aanteekening betreffende de vergadering van Vaderlandsche Regenten van 6-7 Augustus 1787, bedoeld in deel II blz. 251 noot, komt niet voor in Dumont-Pigalle S, maar aldaar in QQQQ.
Noot betreffende de Bentinck's. - De verschillende leden van dit geslacht, welke in den patriottentijd een rol gespeeld hebben, zijn in dit boek niet voldoende uit elkander gehouden. - Hans Willem Bentinck, de gunsteling van Willem III, had twee oudere broeders. Van den oudste stamt af
Coenraad Willem Bentinck, zwager van Capellen van de Poll, in de ridderschap van Overijsel beschreven sedert 1762.
Van den tweeden broeder van Hans Willem stammen af de vijf gebroeders
Volkier Rudolph Bentinck van Schoonheten, genaamd ‘de Engelsche Bentinck’ omdat hij van 1756-1763 in engelschen dienst was geweest; wordt in 1778 kapitein bij en in 1779 kolonel-commandant van het regiment-Dundas, in 1784 kwartiermeester-generaal van het leger der Republiek. Hij was in den Haag buurman van Van Goens (zie diens autobiografie) en is de man die gedurig door Harris werd gebruikt als boodschapper naar het Loo. Hij vergezelde de Prinses op den 28sten Juni. In mijn boek is hij eenige malen ten onrechte kolonel bij de Hollandsche Gardes genoemd.
Derk, drost van Salland.
Carel, luitenant-kolonel bij de Hollandsche Gardes in 1774, kolonel in 1785.
Berend Hendrik Bentinck van Buckhorst, bekend geworden in 1813.
[pagina 224]
Wolter Jan, gestorven aan wonden bekomen in den slag bij Doggersbank.
Van Hans Willem stammen af de bekende Bentinck van Rhoon uit de Ridderschap van Holland en diens jonger broeder J.C. Bentinck, mededirecteur der haagsche oranjesocieteit, die voorkomt in de Resolutiën van Holland van 2 Juni 1787 als aanbieder van een oranjerekest, bij Gijsbert Karel II, 65 en 179, en bij Harris, Diaries II, 332. Ten onrechte noemt de uitgever van Gijsbert Karel's papieren (II, 179) Volkier Rudolph een broeder van Bentinck van Rhoon.
Rhoon had nog meer jongere broeders, die evenwel in den patriottentijd geen rol hebben gespeeld.
Het alphabetisch register wijst aan, waar ieder dezer Bentinck's in mijn werk had behooren genoemd te zijn.