Sawitri. Oosters spel van de liefde en de dood
(1958)–Antoon Coolen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
InleidingDe stof voor dit spel is ontleend aan een verhaal uit het oud-Indische heldendicht de Maha-Bharata, ‘het grote gedicht van den Bharata’, een omvangrijk werk van ruim honderdduizend dubbelverzen, zogenaamde sjlokas, verdeeld over achttien boeken. Het wordt als het grootste gedicht ter wereld beschouwd en heeft een omvang van achtmaal onze Ilias en Odyssee te samen. Sommige onderzoekers naar de bronnen van het werk nemen aan, dat het in den loop van vijftien eeuwen geschreven zou zijn, van 1500 voor Christus tot het begin onzer jaartelling. Niet minder ernstige onderzoekers dagtekenen het in zijn tegenwoordigen vorm niet vroeger dan vier eeuwen voor en niet later dan vier eeuwen na Christus. Er is klaarblijkelijk door verschillende dichters in verschillende tijdperken aan gewerkt. Een vrome Hindoe-opvatting schrijft het intussen aan een mythische dichterfiguur toe en aan het aannemen van dezen oorsprong is het geloof verbonden, dat het op goddelijke ingeving is geschreven. De kern van het gedicht is het verhaal van den bloedigen strijd tussen twee vorstengeslachten. Maar het bevat ook diepzinnige leerdichten, die met het epos zelf geen samenhang hebben, of sagen en verhalen, die als bijgedichten erin zijn opgenomen. In deze verhalen is er, zoals in het gehele werk overigens, een druk verkeer tussen hemel en aarde en zowel mannelijke goden als lieflijke hemelbewoonsters hebben verbintenissen met aardse mensen, waaraan allerlei helden en heldinnen in hun wonderlijk en dikwijls door den hemel gericht lotgeval zijn ontsproten. De Indiase litteratuur put graag uit deze stof en de dichters inspireren er zich op. Als een parel van de oosterse dramatische litteratuur geldt Sakuntala van den Indiasen dichter Kalidasa, die hierin een lieflijke episode uit de Maha-Bharata dramatiseerde en het oorspronkelijke gegeven evenzeer verdiepte als verfijnde. Het stuk is in vele Europese talen vertaald, vooral in Duitsland heeft dichter na dichter er zich mee bezig gehou- | |
[pagina 6]
| |
den. Goethe maakte er een hymnisch gedicht op en brengt Sakuntala den hoogsten lof. Een ander van de bijgedichten is het verhaal van Sawitri. [Maha-Bharata III: 293-299]. Het wordt verteld als een groot gezelschap in het Kailasa-woud aan den voet van de Himalaya vertoeft, een der wijzen in het gezelschap geeft het als exempel van wat de liefde van een vrouw vermag. Sawitri's trouw aan haar man overwint den dood, en de dichter toont in haar aan, hoe de liefde en de trouw van een vrouw haar omgeving meer heil schenken dan machtige helden vermogen, die het heil van hun land dikwijls kopen met stromen bloeds. Bij de Indiase bevolking is Sawitri, die er geldt als een der mooiste vrouwefiguren uit de oosterse mythe, tot op de huidige dag geliefd gebleven. Onder de vele West-Europese vertalingen van het gedicht is ook een Nederlandse van K. Lecoutre, gepubliceerd in de eerste helft van jaargang 1893 van Het Belfort, een klaarblijkelijk zeer tekstgetrouwe proza-overzetting, die ook de situatie vermeldt, waarin het verhaal aan den voet van de Himalaya wordt gedaan. De inhoud van de legende is deze: Koning Aswapati van Madras is kinderloos, - en kinderloos blijven is voor den Hindoe een van de grootste rampen, die hem kan treffen. Achttien jaren lang bidt en offert de koning om den kinderzegen te verwerven, en dan verhoort God Brahma's echtgenote, de godin Sawitri, zijn gebed. Hem wordt een dochter geboren, die, uit dankbaarheid jegens de godin, Sawitri, de Stralende, wordt genoemd. Het meisje groeit op als een voorbeeld van lieftalligheid en deugd en heeft grote geestesgaven. Als zij huwbaar is en de huwelijkscandidaten blijven beschroomd terug, gaat zij, naar het recht dat zij heeft, omdat zij van koninklijken stam is, op bruidsreis en kiest in een kluizenaarsoord den zoon van den blinden verbannen vorst Dioematsena tot man: Satia vaan heet de uitverkoren jongeling, en dat wil zeggen: de Waarachtige. Maar als het meisje van de bruidsreis terug is bezoekt de hemelbode Narada haar vader en haar en waarschuwt, dat de verkozen jongeling precies over een jaar zal sterven. Sawitri zet niettemin door, trouwt, en als de gevreesde dag is aange- | |
[pagina 7]
| |
broken, wacht zij, na drie dagen te hebben gevast en gebeden, Yama, den god van de dood, en volgt hem, als hij de ziel van haar man heeft weggenomen, op weg naar het dodenrijk. Zij weet dan in een schrander, van haar kant gelijktijdig hartstochtelijk twistgesprek met Yama dezen te bewegen, haar man het leven terug te geven, nadat hij, voor hij daartoe besluit, haar reeds een aantal gunsten tot zegen van haar omgeving heeft toegestaan. Deze gegevens boden mij stof voor het toneelspel Sawitri. De tekst van het gedicht is dikwijls summier, primitief en soms met zichzelf in tegenspraak. Bij het maken van het toneelspel hindert dat niet, het richt zich geheel op den zinrijken inhoud van de sage en zet dien tot handeling om. Summier is het gedicht bijvoorbeeld in de vermelding van Sawitri's bruidsreis: het zegt, dat het meisje gaat en dat ze terugkomt net op het ogenblik van Narada's bezoek aan haar vader. Het stuk geeft het schouwspel van Sawitri's aankomst in het kluizenaarsoord en het brengt in een dialoog, die beider wezen onthult, de twee jonge mensen tot elkaar. Van het huwelijk wordt verteld, dat het met de gebruikelijke plechtigheid gesloten werd. Voor den schrijver van het toneelspel was het van belang, de gegevens van het huwelijksceremonieel op te sporen en de plechtigheid in te lassen in de handeling van zijn stuk. Niet in de tijdsvolgorde na Narada's voorspelling aan het einde van het tweede bedrijf, want het derde bedrijf mag daarna niet meer aanvangen met de stemming van feest maar moet die van het noodlot voortzetten, dat zich zal gaan voltrekken. Daarom is de huwelijksplechtigheid als een droomspel ingevoegd tussen deze stemming en de onmiddellijk erop volgende ontmoeting met den Dood, die de dramatische climax is. Het gesprek met den Dood heeft in den oorspronkelijken tekst vele sofismen, die met elkander in tegenspraak zijn. Latere westerse bewerkers van het verhaal hebben die tegenspraak ontweken. In de Duitse bewerking van EssigmannGa naar voetnoot1. weet Sa- | |
[pagina 8]
| |
witri Yama te bekoren door met haar heerlijke stem prachtige verzen op te zeggen, die overigens geen enkelen samenhang hebben met het verhaal. In de zeer vrije herschrijving van prof. BeyerGa naar voetnoot2., ook geraadpleegd voor mijn toneelspel, geeft de schrijver vooral het hart der vrouw de hoopvolle en smekende betoogkracht, maar daar is bij verloren gegaan wat dit twistgesprek aan zinrijks en dieptreffende gedachten bevat, die zuiver weergegeven zijn in de Duitse vertaling in dubbelverzen van RückertGa naar voetnoot3.. Deze heeft echter weer niet de woordgetrouwheid van die van Lecoutre. De handeling diende in elk geval spitsvondigheden, die met elkaar in tegenspraak zijn, te vermijden en vroeg om een dialoog met een bewogen, dramatischen inhoud, die den Dood vermurwt en overwint. Lecoutre tekent ook de tegenspraak aan, die de oorspronkelijke tekst geeft in de karaktertekening van Satiavaan: het gedicht legt zich geen beperking op om zijn zedelijke heldhaftigheid te prijzen, maar, ontwakend als Yama hem het leven heeft teruggegeven, is de jonge man doodsbang in het nachtelijke woud en tobt hij vol kleine zorg over zijn ouders, omdat ze ongerust zullen zijn over het late thuiskomen hunner kinderen. De bedoeling, hiermee een trekje te geven van de onderlinge sterke aanhankelijkheid van ouders en kinderen is evenwel duidelijk voor wie deze als kenschets gebruikt in de handeling van zijn spel. Het stuk vroeg terwille van de handeling om allerlei nevenfiguren buiten de beperkte gegevens en de beperking tot de hoofdfiguren van het verhaal om. Zo koos ik een vrolijken raadgever voor Sawitri's vader, den hovenier Bharata in Satiavaans verblijf, de lijkbezorgers als dramatisch pendant bij het bezoek van den Dood om Sawitri daar in het middelpunt te kunnen plaatsen, en, tenslotte, de meisjes in Dioematsena's kluizenaarsoord, waarvan de voornaamste is Gautami in het tegenspel van haar jaloerse liefde. | |
[pagina 9]
| |
Wat in het samengaan van natuur en bovennatuur te ver van ons afstaat, moest, met behoud van de religieuse grondgedachte, worden losgelaten en gewijzigd tot die opvattingen, welke de grondgedachte nader brengen. Ik mocht noch behoefde intussen te gaan kerstenen. Het ontstaan van de Maha-Bharata over vele eeuwen tekent zich af in de verscheidenheid van trekken van natuurgodsdienst, van Boeddhisme en Brahmanisme en van een voortdurend optreden van een zeer anthropomorfe godenfamilie. Maar ook in de Maha-Bharata herdichtingen, en elders, vat menig India's dichter de bovennatuur samen in het begrip hemel, en, zijn geloof verdiepend tot dat aan een persoonlijken God, heeft hij dikwijls de neiging vroom te spreken van den Wereldheer of den Alvader, die het al heeft geschapen en met almacht en alwijsheid regeert. Dat dit in strijd is met het Brahmaanse veelgodendom schijnt den oosterling in zijn theologische exegese niet te hinderen. De liefde bij den mens, beantwoord door de genade van den hemel, is een gedachte van het Hindoeïsme, die parallel loopt met die van het Christendom. Steeds is er die diepgelovige onderstroom, die overgenomen kon worden in mijn spel. Losgelaten is de gedachte, dat de geboorte van Sawitri een gunst is van god Brahma's echtgenote. Maar behouden is de gedachte, dat zij is afgebeden van den hemel. Losgelaten is de gedachte van den hemelbode Narada, die neerdaalt en opstijgt. Een ‘engel’ mocht het niet worden, maar wel een Ziener, een Propheet, zoals het Oosten dien kent. De god van den dood komt als de vorst van den dood ten tonele in een oosterse verschijning, in het rood en met een strik, inplaats van in het zwart en met een zeis. Maar de analogie is duidelijk en vertrouwd. En zelf kennen we den Dood ten tonele in het middeleeuwse spel, waarin hij net zo reëel is als de gestalte van den duivel. Aan de gedachte der vrouwegestalte, die haar omgeving tot heil is, blijft het stuk trouw. Die gedachte werkt ook in een nevenmotief door: de bevrijding van het rijk van den verbannen vorst, dat onder een bloedbewind zucht, waarin men een analogie van den modernen politiestaat kan zien. | |
[pagina 10]
| |
Het gegeven van deze oeroude saga uit het verre Oosten zou niet zo tot dramatisering hebben gelokt als het niet van een zo warme en algemene menselijkheid was. De gedachte van de àllesvermogende krachten van de liefde is dezelfde, die haar lyrische verheerlijking vindt in het Hooglied uit den Bijbel: Want sterk als de dood is de liefde, onverbiddelijk als het graf is haar gloed. A.C. |
|