lende schoorsteenpijpen, ge hoort de doffe, loeiende brulroep der sirenes. En over dit alles, over dit varen, over dit opspuitend buiswater en schuimend kielzog en over de grauwe golven hangt de glorie van de Hollandse hemel, buien en wolken, en nevelen waar de zon door heen breekt tot één stuiving van licht over water en dijken en rietlanden en polders en over dorpen, stadjes en vestingen in het oude Land van Altena en de Bommelerwaard!
Wij varen voorbij de hoge Sint Janstoren en die prachtige bakstenen Dalemse Poort van Gorcum. Wij varen het oude Woudrichem voorbij, dat stadje aan het brede water: lage wallen en oude huizen en de Oude Gevangenpoort aan de waterkant, en bomen, en daar bovenuit een molen, en in het mid den van alles de zware, stompe, laat-Gothische St. Martienus toren, een der mooiste torens van ons land.
Hier, in de omgeving waar Maas en Waal zo groots te samen komen, ziet ge ook boven de boomtoppen van het eilandje uit de beide torenspitsen van het machtige en historische slot Loevestein. Hier voorbij varen wij de Maas op, met al die Brabantse dorpjes aan haar zuidelijke oever: Rijswijk en Giessen en Neerandel en Poederoyen, en we varen door naar Heusden.
Eenmaal was dit stadje het bolwerk van de Hoeksen, en van Jacoba van Beieren -, aan wie trouwens ook Woudrichem luisterrijke en droevige herinneringen bewaart binnen zijn oude wallen. Heusden, de stad van Voetius, die er geboren is en die er predikant was, Heusden met zijn aardig renaissance stadhuis waar ze een hele collectie schilderijen hebben en een fabelachtige zilverschat van het voormalige, deftige Sint Jorisgilde.
In zijn historie heeft Heusden het durven opnemen tegen den Bosch, toen de Hertogstad was gesticht ‘Die borgers van Heusden, horenden en de sienden den geluckighen staat van die ingesetenen van den Bosch hebben sy dat seer qualyck connen verdragen’. En tot tweemaal toe zijn ze den Bosch daarom maar gaan platbranden. Waarop die van den Bosch - want het is altijd oog om oog! - van hun Hertog het dreigement gedaan kregen, dat, als die van Heusden van het vernielen van den Bosch een gewoonte zouden gaan maken, hij de stad Heusden ‘met vuere ende sweerde uuten gronde zou verderven’.
Daarop is alles beter geworden en, als eindpunt, zouden wij Heusden willen doen aansluiten aan ons punt van uitgang bij deze zwerftocht: den Bosch, om de cirkel dicht te doen. Vlak buiten het stadje zien wij weer in oostelijke richting het vage gothische silhouet van de Sint Jan, wier lichtende schaduw uitligt over heel dit gewest.