| |
IV. Brabant's hoofdstad 's Hertogenbosch
De schone Hertogstad is de poort tot de provincie. Zij ligt op de scheiding tussen het noordelijke, polderachtige landschap en het zuidelijke landschap van heide en zandverstuivingen, van de meierijse akkers en hoven en de weiden onder de wilgen langs Dommel en Aa. Ook in ander opzicht is deze stad, waar de bisschop zijn zetel heeft en het provinciale bestuur resideert, de poort tot het gewest. Zij heeft in verschillende van haar levensuitingen het landvolk van het gewest betrokken, en zowel in de luidheid en kleurigheid harer vreugden, in de praal en in de luister harer devoties, als ook in haar bonte leven van iedere dag ligt veel van het brabants-eigene.
Zij heeft de brabantse blijheid en de brabantse gemoedelijkheid, deze stad. Zij is oud. Zij is oud met een moderne uitgroei van singels achter de gevallen vestingen, en lanen en villawijken, en bouwplannen met tuinen en tuintjes. Vele van de wegen, die naar haar toe leiden, zijn van beton en hebben natriumverlichting. Grootsteeds is haar entree bij het stationsgebouw der spoorwegen, dit gebouw, waarin de duidelijke lijnen
| |
| |
te herkennen vallen van een monumentale erepoort, die tot een vriendelijk welkom aan de drempel der stad is gebouwd. Dit stationsplein is heel erg ruim. En die brede avenue met de bloemenomzoomde gazons in het midden en met die fontein, die kolom, waarvan het kapiteel met een goudgevlerkte draak is gekroond en aan de voet waarvan vier spuwende draken met gespreide vlerken zitten voor een rond bassin - een monument, dat aan de stad is geschonken door jhr. mr. P. Bosch van Drakenstein, een der laatste commissarissen der Koningin in deze provincie - dat doet allemaal heel voornaam aan, alsof we in een grote stad zijn gekomen. De Dommel stroomt door de stad heen. Zij scheidt dit nieuwe gedeelte van het oude. En de brede stationsavenue, met zo elegante huizen aan weerszijden, komt op de Dommelbrug uit, de Wilhelminabrug, zo genoemd naar de Koningin
bij gelegenheid van haar zilveren regeringsjubileum. Een moderne brug met tegen de pylonen beeldhouwwerk, van Hildo Krop, dat aan de geschiedenisderstad herinnert.
Rustig en kalm is de Dommel onder de brug, dit stille riviertje, waarvan ze in Brabant allemaal veel houden, behalve 's winters de boeren, omdat ze dan duchtig last van haar overstromingen kunnen hebben. En dan kan haar water ook hier in de stad bij de brug breed en bruisend zijn. Het is een riviertje, dat er minder is voor de scheepvaart, en meer voor de kano's, de woonarkjes langs de kant, en om er wat op te roeien, en voor die stemmingen der stad van de zomeravond, als de grijze gevels der oude, verweerde en schaduwduistere hoekjes en het overhuivende groen der wallen sidderend weerspiegeld liggen in de maanlichtoverglansde stroom.
Den Bosch en het water! Ze weten hier van 't water mee te praten, ze hebben er winters genoeg bar last van gehad. Maar nu houden electrische gemalen de stad droog, al kan het in winters als 't water hoog komt nog een hele zee zijn op 't Bossche veld! Den Bosch en het water: men kan dan nog denken aan al de scheepvaartdrukte op de gekanaliseerde Dieze, waarlangs men de Maas opvaart, stoomboten en aken en heel lange slepen van kasten, en de vlugge, geweldig veel buiswater makende, tokkende en takkende motorschuitjes, het plassen der riemen van een roeier, en de donkerbevlogen zeilen van een tjalk, en een bruine jongen in zijn eentje druk peddelend in zijn riskant kleine kano, - dat echt Hòllandse vertier en waterbedrijf, dat den Bosch óók kent. En dan de levendigheid der ruime havens! Maar in de binnenstad, daar heeft men waterhoekjes, stiller nog dan de stilte van de Dommel. Ik denk aan de Binnen-Dieze, en de allersmalste grachtjes. Schaars zijn ze er maar, deze hoekjes, maar ze zijn er ineens als een verrassing: een heel oud brugje, waaronder de avond komt huizen, die ge verdonkerd ziet in het spiegelbeeld van de zwarte rondboog, een heel oud geveltje, scheef en verzakt en verweerd, dromerig, zonder contouren, niets dan wat tinten, waarlangs de schemering neergedreven hangt.
Zij is wel heel oud, deze stad. Zevenhonderdenvijftig jaren bestaat zij, eeuwenoud is haar kathedraal, die is helemaal grijs van ouderdom.
| |
| |
st. janskathedraal 's-hertogenbosch
Hoe we ook dwalen door de bochtenrijke straten - die oude stedebouwers wisten het, want hoe mooi en hoe levendig is dat zich telkens verschuivend straat beeld! - hoe we ook dwalen, we komen vanzelf op de Markt uit, als naar het hart der stad worden we er vanzelf naar toegetrokken. Het is een zeer ruime Markt, het echte type der marktpleinen van de zuidelijke stedenbouw der bourgondische cultuurperiode. Het stadhuis is eraan gelegen, - eigenlijk moet er ook de grote kerk aan gelegen zijn, net als in Breda - en alle hoofdstraten komen er op uit. Het mooiste voorbeeld van zulk een plein is wel de Grande Place van Brussel. Zó mooi is het hier niet, bij lange niet, en de omsluiting is zelfs hier en daar lelijk in de nieuwere gevels. Toch is dit marktplein buitengewoon mooi, om zijn vorm, zijn wijdheid en zijn beslotenheid en zijn apart ‘zuidelijke’ sfeer. Ge moet er eens op een marktdag komen, als die lange rijen, die guirlandes er staan van tentkraampjes, zo helder en zo gemoedelijk aan de voet van het standbeeld van Hieronymus Bosch, die bij die gelegenheid de aandacht voor zijn palet vergeet, om dat levendig palet beneden hem te bekijken. De meierijse boeren komen er en ge ziet al de pofferdrachten der vrouwen uit de meierijse kwartieren. De beiaardklokken van de stadhuistoren - waaronder nog klokken zijn der gebroeders Hemony, - spelen zo lustig, een geklepelde, stoeiende muziek, tuimelend en dartelend, snoeren van stijgende en dalende toonladders, een vallende bloesem van geluid. En zuidelijk is zeker ook de lucht van patates frites, die ge ruikt.
Het centrum van het burgerlijk gemeenschapsleven is hier. Het centrum van het kerkelijk leven der stad is in de nabijheid, het stille plein - stil, al heet het de Parade - waaraan de Sint Janskathedraal ligt. Maar hier, aan dit ruime plein, hoe mooi ligt er het zeventiend'eeuwse stadhuis, breed en monumentaal, nauw ingesloten door kleine, smalle huizen, buren, die er vertrouwelijk tegen aanleunen, als om te laten zien hoe vergroeid de burgerij met haar stadhuis is. Gaan we de trappen op naar het bordes, dan komen we in een deftige grote hall, waarin voor alles de aandacht wordt getrokken door de decoratieve wand- | |
| |
schilderingen van den groten zoon der stad, Anton Derkinderen. In een begeleidende tekst wordt ons, bondig en sober, het ontstaan der stad medegedeeld. ‘In de dagen,’ zo staat er, ‘toen de christenvolken naar het oosten trokken ter kruisvaart, toen Urbanus Paus was en Frederik Keizer, toen werd onder Hertog Hendrik van Brabant 's Hertogenbosch gesticht. Brussel, Leuven en Antwerpen bouwden de poorten.’
Het stadhuis heeft een mooie trouwkamer, de vroegere schepenenkamer, fraai betimmerd en met een kostbaar leren behang. Uit de hall leidt een brede, rijk besneden eiken statietrap naar de verdieping. In de bovenhall hangen portretten van Oranjevorsten, en er staat een beeltenis van de Bossche schilder Theodoor van Thulden, een kunstenaar, die aan de versiering van het stadhuis heeft bijgedragen, o.a. door wandschilderingen en een schoorsteenstuk in de burgemeesterskamer. Het mooist van al is de raadszaal. Zij is groot en voornaam en geeft een indruk van pracht en rijkheid door de achttiend'eeuwse Brusselse gobelins, die de wanden geheel bekleden. De schouw draagt een zinnebeeldige schildering van Theodoor van Thulden, voorstellende de gerechtigheid en de eendracht. Opvallend is ook het weelderig versierde plafond, waarop de werelddelen zijn afgebeeld, en in 't midden waarvan een kunstig uurwerk is aangebracht. Onder het middengedeelte van het stadhuis is een gothische kelder, die als raadskelder in gebruik is.
| |
Rond de St. Janskathedraal
Door de Hinthamerstraat of door de Kerkstraat komen we bij de Sint Janskathedraal. Er is aan haar zuidzijde, aan de kant van de Parade, veel open ruimte, en het is in dit centrum van het godsdienstig leven der stad rustig. Er is iets beslotens aan de gevel van het bisschoppelijk paleis en aan de ramen van het bisschoppelijke museum. In vroeger eeuwen waren hier om de kathedraal heen kloosterstichtingen, het moet er heel stil geweest zijn in de schaduw der kerk, maar nòg is het er stil. Het lachen en de kreten van spelende kinderen kunt ge dikwijls horen, klein, maar zeer duidelijk, ge hoort aan het geluid, hoe er iets hóógs nabij moet zijn, dat is die oude, grijze geweldige kerk. Gewèldig, maar heel dit massale organisme verijlt zich, verrankt zich in dat spel der opstrevende lijnen van de speelse geledingen der contreforten, van de steunbogen, de ogieven der raambogen, hoog gekroond door de koepel van het machtige transept. En iedere vorm en iedere lijn, iedere nis is versierd, iedere luchtboog, met beelden, met een onuitputtelijke ornamentiek, zó ragfijn als kantwerk en uitgekrulde filigranen van steen. De Zuidnederlandse gothiek heeft geen machtiger uiting gevonden dan deze kathedraal, die als het mooiste bouwwerk der Nederlanden geldt.
Er is door vele geslachten aan gewerkt, nadat de kerk eerst nog twee voorgangsters heeft gehad, de eerste, een romaanse, die gebouwd is in de twaalfde eeuw, en de tweede, gebouwd in 1280, waarschijnlijk omdat de eerste niet groot en niet waardig genoeg was. Deze tweede brandde in 1419 geheel of gedeeltelijk af, en daarop is de huidige kathedraal gebouwd.
Grijs is de toon van dit gebouw, maar dit grijs heeft een ander karakter met ieder seizoen en verandert met ieder uur van de dag. Onder de zon is het blank als sneeuw met het violette spel der schaduwen, als het grauw van wolken kan het versomberen onder de vlagen, en niets komt er vertrouwder en stiller om samen dan het licht der schemering en de purperen gloed van de avondzon. En 's nachts, klaar onder de maan of verschemerend onder de sterren, hoe mooi kan de St. Jan dan zijn en hoe geheimzinnig en hoog en zwart kan hij opdoemen in de lichtloze nachten van een volslagen duistere hemel!
We zijn maar heel klein als we de kerk binnen-
| |
| |
3. straatje in heusden
4. in oirschot
5. straatje in hilvarenbeek
6. kasteel van heeswijk
7. oude boerderij nabij best
8. philips te eindhoven
Naar aquarellen van Willem Jansen
| |
| |
treden. De zijbeuken zijn niet zo bijzonder hoog, maar tussen dat spel van pilaren zien wij in het klaarder middenschip, blank onder de hoge lichtval door de ramen daar bij de gewelven, de pijlers ijlend rijzen, alsof de ruimte tot de hemel is doorgebouwd. En de gothische kathedraalbouwers hebben dat zeker ook willen doen: van de aarde tot de hemel doorbouwen.
Als ge in die grote ruimte rondwandelt - bij een lengte van 109 meter heeft de kerk breedten van 40 en 50 meter en, in de middenbeuk, een hoogte van bijna 30 meter - is er veel te bewonderen. Ik noem o.a. de rijk gebeeldhouwde kanunnikenbanken in het priesterkoor, het beeldhouwwerk van de koorafsluitingen, het machtige orgelfront, de beroemde koperen doopvont en de befaamde lichtkroon in de sacramentskapel, de gebrandschilderde ramen in de buitenbeuken met voorstellingen van de zeven sacramenten. Niet alle versieringen intussen zijn even mooi, er zijn ook minder gelukkige aangebracht.
Deze kathedraal, waarover de honderden seizoenen van eeuwen zijn heengegaan, is getuige geweest van de droom en de vervoeringen van het herfsttij der middeleeuwen, van de stormen, die in een fel bewogen geschiedenis de stad en haar bevolking hebben geteisterd. Het is tegen deze klare gothische achtergrond, dat de middeleeuwers hun mysteriespelen opvoerden, een traditie eenmaal van de Illustere Lieve Vrouwebroederschap, tot wier leden ook de bouwmeesters der kathedraal hebben behoord, en ook Hieronymus Bosch, die wie weet hoeveel uren hier heeft verdroomd. En Pieter Brueghel, de leerling van Hieronymus Bosch, heeft deze kathedraal gekend. In die grijze, verweerde tinten is iets behouden gebleven van die purperen gloed, toen keizer Maximiliaan van Oostenrijk hier binnentrok, en van de luister van Albrecht Dürer, die in de stad van Hieronymus Bosch door het gilde der vermaarde Bossche goudsmeden is ontvangen. Erasmus is in den Bosch naar school gegaan. En van zoveel later tijden, toen het leven minder stijl had, dateren de schreden van den knaap Antoon Derkinderen, over wiens stille jeugd de schaduwen van deze kathedraal als een licht hebben gelegen. En Diepenbroek werd er tot zijn schoonste schepping geïnspireerd.
* * *
Er is in den Bosch nog veel meer te zien, kerken, oude gebouwen, mooie, oude, door Bosschenaren met liefde voor hun stadsschoon weer blootgelegde gevels. Ge moet ook een bezoek brengen aan de Statenzaal in het gebouw van het provinciaal bestuur - aan de Ververstraat. Haar versieringen in renaissancestijl, de koperen lichtkronen, de zeer stemmige stofferingen, het podium met baldakijn, de geschilderde portretten der Oranjes aan de wanden, het heeft alles een rustige voornaamheid en een edele zwier. Ook mogen we een bezoek niet verzuimen aan de Illustere Lieve Vrouwebroederschap in de Hinthamerstraat, die zulke bewonderenswaardige archieven bezit. De band tussen Oranje en Brabant heeft vele bevestigingen gevonden in die Illustere Bossche Lieve Vrouwebroederschap, waarin alle opeenvolgende vorsten uit het Oranjehuis zich hebben laten opnemen. De traditie is voortgezet door Prinses Juliana, die als ‘Zwanebroeder’ in de broederschap opgenomen is.
Veel van het karakteristieke van de provincie en veel van Brabants roemrijke herinneringsstukken vindt ge in het museum van het genootschap voor kunsten en wetenschappen, gehuisvest in de voormalige St. Jacobskapel aan de Bethaniestraat, waardig ingericht als zetel van het genootschap met een schitterende boekerij op het gewest betrekking hebbend, en als museum van praehistorie, historie, cultuur, kunst en folklore.
| |
| |
En ten slotte zult ge ook een bezoek moeten brengen aan de enorme veehallen, waarvan gij de toren, uit het noorden komend, al hebt gezien.
Lang hebben we in de Hertogstad verwijld, maar met reden, want in hare facetten ligt veel opgevangen van het wezen en het leven van Brabant, waartoe zij de ingang is.
|
|