had. Vroeger hebben deze gewesten trouwens tot Zuid-Nederland behoord en vooral in hun bloeitijd onder de Bourgondische hertogen heeft dat zijn blijvend teken gegeven aan de streek, aan de steden, aan de kerken, aan de stoere torens der dorpen.
Er zijn drie grondsoorten te onderscheiden in de provincie Noordbrabant: het moerassige hoogveengebied der Peel, de zandgronden, vroeger begroeid met heide en bossen, en de kleistroken langs de Zeeuwse wateren en de Maas.
De grond waarop mensen wonen heeft altijd een beslissende invloed op hun wezen, hun sociale lot en hun economische bestemming. Zo zij opgemerkt, hoe op de zware kleigronden in het westen bietenteelt en vlasbouw het aanzijn gegeven hebben aan suiker- en spiritus fabrieken en vlasserijen, hoe in de ganse strook langs de Maas van Geertruidenberg tot 's Hertogenbosch de veeteelt haar invloed uitoefende op het ontstaan van de leerlooierijen en de schoenenindustrie, en hoe op de schrale heide- en zandgronden van de Kempen en de Peelstreek schapenteelt ontstond, waardoor de wol gewonnen werd voor de oude huisvlijt der wolweverij, die zich ontwikkeld heeft tot de fabrieksnijverheid in centra als Tilburg, Eindhoven, Geldrop en Helmond.
Wij zullen het gewest indelen in de volgende landstreken: de Meierij van 's Hertogenbosch met hare vier kwartieren Maasland, Oisterwijk, Kempen en Peelland, de Baronie van Breda, het Markiezaat van Bergen op Zoom, en dan het land van Heusden, het land van Altena met de Klundert en de Moerdijk als het Hollandse gedeelte van onze provincie samenvatten. Die namen: meierij, baronie en markiezaat hebben de bekoring van oude klanken, en ze zijn dan ook aartsvaderlijk. In het oude Taxandrie vertrouwden de Frankische vorsten het bestuur van de vier bovengenoemde meierijse kwartieren aan een meier toe, aan een ‘major’ (maire), wat zoveel betekende als opzichter. En over deze vier kwartieren stond een oppermeier, die zich na de stichting van 's Hertogenbosch in die stad vestigde. Daarvandaan die naam: Meierij van 's Hertogenbosch. De andere landstreken werden ook door meiers bestuurd, maar deze meierijen veranderden later in heerlijkheden. De heerlijkheid Bergen op Zoom werd om de verdiensten van zijn heer door Keizer Karel V veranderd in een markgraafschap of markiezaat. Daarvandaan die naam: Markiezaat van Bergen op Zoom. Bij de heerlijkheid Breda heeft iets soortgelijks plaats gehad: de titel van baron is als waardigheid geschonken aan den heer van Breda en aan de bezitting verbonden als baronie. Dan zijn er nog andere benamingen overgebleven van heerlijkheden, die later bij Bataafs Brabant zijn gevoegd als Land van Ravestein, graafschap Megen, de baronie van Boxmeer en Bokhoven, de commanderij van Gemert. Deze namen liggen echter weinig meer in het spraakgebruik, en voor een overzichtelijke indeling van het gewest kunnen we ons beter beperken tot de onderscheiding van de Meierij, de Baronie, het Markiezaat en het Hollandse gedeelte van het gewest.