Bergen was gestuurd, omdat het de smarten die zijn moeder om zijnentwille had geleden, niet had uitgeboet.
Daarop werden de rovers bedroefd in hun hart en zij zeiden:
- Als een onschuldig kind dit reeds moet lijden, wat staat ons dan te wachten, wij, die zulke grote rovers zijn?
Zij gingen heen, zij gingen naar de woestijn, daar schreiden zij over hun zonden en deden boete.
En toen het kleine kind zijn boetetijd had volbracht keerde het terug naar de poort van het paradijs, klopte aan en zei:
- O poortwachter van het paradijs, open je poorten, opdat ik met je in het paradijs verblijve! Maar de poortwachter zei:
- Neen, mijn kind, ga heen, ga met God. Want nog heb je de smarten, die je moeder om jou heeft geleden, niet verdiend. Ga daarom naar de Zwarte Bergen, naar de diepe put, die daar is, en haal daar een kruik water om de poorten van de hemel te wassen.
En het kind ging naar de Zwarte Bergen, daar, aan de voet van een berg, vond het de put, op de lage ringmuur van grote stenen stond een kruik, die liet het neer in het water, het vulde ze en keerde, de kruik op zijn schoudertje tegen zijn hoofdje aan, naar de poort van het paradijs terug. En het waste de poort, het waste ze helemaal rein en helder en klaar, en toen zei het kind:
- O poortwachter van het paradijs, open je poorten, opdat ik met jou in het paradijs verblijve! Maar de poortwachter zei:
- Neen, mijn kind, ga heen, ga met God. Want nog heb je de smarten, die je moeder om je leed, niet uitgeboet. Ga daarom naar de velden, verzamel rozen en versier er de poorten mee van het paradijs. En het kleine kindje ging naar de velden, daar bloeiden rozen rood en diep, het kind plukte ze en borg ze aan zijn borst, maar de rozen vielen neer. En toen zei het kind:
- O lieve, lieve moeder, die mij in het graf hebt gelegd, gij hebt mij niet getekend met het kruis en niet met de gordel omgord toen je mij in het graf neerlegde. En opnieuw plukte het rozen, zoveel als het in zijn twee armpjes kon dragen, daarmede ging het naar de poort van het paradijs, het tooide er de drempel mee, daar lagen zij, bloeiend en rood, en toen zei het kind:
- O poortwachter van het paradijs, open mij je poorten, opdat ik met jou in het paradijs verblijve.
Toen opende de poortwachter de gewassen poorten en over zijn rozen schreed het kindje de eeuwige vreugde en de eeuwige vrede in van het lichtende paradijs, zoals God het bestemd heeft, amen.