| |
| |
| |
Het meisje met het bord op het hoofd
Er was eens een meisje, zij heette Kuang Yin, want zij woonde in China, haar vader en moeder waren gestorven en daarom leefde zij bij haar grootouders in hun kleine, eenzame hut. De grootvader was een goede, oude man en de grootmoeder was een lieve, oude vrouw. Zij waren maar arm, maar ze gaven hun kleinkind, waarvan zij zielsveel hielden, een zorgvuldige opvoeding. Zo groeide Kuang Yin op tot een deugdzaam meisje, zij was zedig en ingetogen, want daar hadden haar grootouders altijd heel bijzonder op gelet. Zij was gehoorzaam en beleefd, vriendelijk, hulpvaardig en beminnelijk voor iedereen, en daarom was zij de vreugde en het geluk in het huisje van haar grootouders. Bovendien was er wijd en zijd geen meisje zo schoon als Kuang Yin, zacht was het dons van haar donker gelaat, haar mond was fris en rood als rijpe kersen en haar amandelvormige ogen waren dauwklaar en puur als bloemen in het morgenrood. Het was heerlijk om naar haar te kijken, niets was verrukkelijker dan haar lach, en als zij praatte, dan klonk haar stem als heldere muziek.
De grootouders en het kleinkind leefden in geluk en tevredenheid, maar nadat vele schone jaren waren voorbijgegaan, werd de oude man ziek, en zijn ziekte was heel erg. Hij nam afscheid van zijn vrouw en Kuang Yin, gaf haar beiden zijn zegen, toen keek hij naar de stralen van de ondergaande zon, die door het venster vielen, en stierf. De oude vrouw was ontroostbaar; nu zij hem kwijt was, die altijd aan haar zijde had geleefd, kon zij geen vrede en rust meer vinden in haar huis. Zij werd zwaarmoedig, dikwijls ging zij naar het graf van haar gestorven man, daar bleef zij uren, toen werd ook zij ziek, en Kuang Yin begreep, dat zij nu haar laatste steun op
| |
| |
aarde zou verliezen. Toen de grootmoeder haar einde voelde naderen, riep zij haar geliefd kleinkind bij zich en zei:
- Kuang Yin, mijn uren op aarde zijn geteld en ik zal je moeten verlaten. Ik ben bezorgd over je toekomst. Beloof mij, dat je altijd braaf, zedig en eerlijk zult blijven en dat je de lessen, die ik je heb gegeven, zult indachtig zijn. Nu heb ik nog een laatste wens, die ik je op het hart druk en die je moet nakomen, als je alleen zult zijn achtergebleven. Je schoonheid kan groot ongeluk over je brengen. Neem daarom die schotel van de wand en zet die op je hoofd, opdat niemand ziet, hoe mooi je bent. Als je mij belooft die schotel altijd op je hoofd te zullen dragen, dan kan ik rustig sterven.
Schreiend beloofde het goede meisje de wens van haar grootmoeder te zullen nakomen, en met een zucht van verlichting sloot de oude vrouw voor altijd de ogen.
Toen Kuang Yin haar grootmoeder had begraven, verkocht zij de hut en alles wat er in was, behalve de schotel, die aan de wand had gehangen, die verkocht zij niet. Het was een grote, diepe schotel, voor de deur van de hut zette zij hem op het hoofd, haar gezicht was eronder verborgen. Zij vond het verschrikkelijk, die schotel op het hoofd te hebben, maar het moest, zij had het beloofd en met die belofte had zij het sterven van haar lieve grootmoeder verlicht. En toen trok zij de wijde wereld in. Zij wilde proberen bij vreemde mensen als dienstmeisje te worden aangenomen.
Zij kwam door een dorp, van alle kanten kwamen daar kinderen aangesprongen en riepen:
- Kijk, die heeft een bord op haar hoofd! Die heeft een bord op haar hoofd!
Voor haar hoefden ze dat niet te roepen, dat weet ik wel, dacht zij, dat ik een bord op mijn hoofd heb, zij wist het maar al te goed. En voor elkaar hoefden de kinderen dat ook niet te roepen, ze konden het allemaal wel zien. De kinderen riepen het lachend en verheugd, alsof het iets plezierigs was een bord op je hoofd te hebben, en dat was het toch helemaal niet. De kinderen sprongen om haar heen, trokken aan haar kleedje en probeerden onder de schotel te kijken. Sommigen rukten aan de schotel om hem van haar hoofd te trekken, maar kijk, dat ging niet, de schotel zat aan het hoofd vastgegroeid, hij ging er niet meer af! Dat was een verschrikkelijke ontdekking voor Kuang Yin! O, grootmoeder, dacht zij, wat heb je van mij verlangd! Maar toen bedacht zij, wat zij van haar kant van haar grootmoeder verlangd had, duizend zorgen
| |
| |
en ontberingen, en haar grootmoeder had niets terugverlangd dan dat zij haar haar sterven zou verlichten. De schotel zat vast, maar door haar belofte was zij tòch al gedwongen hem altijd te dragen, het was dus hetzelfde of hij vast zat of niet, en daarmee troostte zij zich. ‘Wat voor een monsterachtig gezicht moet er wel onder die schotel steken,’ zeiden de mensen, die haar tegenkwamen, maar dat kon haar niet schelen, zij wist wel beter, zij had helemaal geen monsterachtig gezicht. ‘'t Is zeker beter, dat je haar lelijke gezicht niet te zien krijgt,’ zeiden anderen. Ja, dacht zij, 't is zeker beter, dat je mijn gezicht niet te zien krijgt, je hebt gelijk, daarom verlangde mijn lieve grootmoeder, dat ik die schotel zou dragen.
Kuang Yin ging en klopte aan vele deuren, maar de mensen schrokken van de schotel op haar hoofd en wilden haar niet in huis hebben. Zij morde niet, zij klaagde niet, zij behield haar vertrouwen. Grootmoeder heeft het beste met mij voor gehad, zei zij, zij kan niet hebben verlangd, dat ik haar sterven zou verlichten door mijn ongeluk tegemoet te gaan, en zij klopte aan andere deuren en ook daar werd zij afgewezen.
Toen kwam zij aan een groot, ruim huis, daar woonden een man en een vrouw en hun volwassen zoon, de zoon had de hele dag zijn werk buitenshuis, en daarom hadden de ouders dringend behoefte aan iemand, die hen in huis kon helpen. Zij namen Kuang Yin op haar vragen aan, zij begrepen niet goed, hoe het meisje die schotel op het hoofd kon dragen; toen zij met haar praatten, merkten zij, hoe verstandig zij was en haar gedrag was zo, dat zij haar graag als dienstbode in huis hadden.
- Maar je moet dat bord van je hoofd zetten, zei de vrouw geërgerd, men kan niet eens zien wat daar onder zit.
- Neen, zei Kuang Yin, dat moet je niet van mij verlangen, ik kan dat bord niet van mijn hoofd zetten, maar over mijn werk zul je niet hebben te klagen.
Ze bleef de belofte, die zij aan de oude grootmoeder gedaan had, trouw, dat moest zij wel, omdat het bord aan het hoofd zat vastgegroeid, maar al had het niet vastgegroeid gezeten, dan zou zij het nog niet hebben afgezet. De man en de vrouw en hun zoon moesten eraan wennen, dat zij die schotel op het hoofd droeg, en zij wenden er aan. Door haar toewijding maakte Kuang Yin zich onmisbaar in huis. Zij was vroeg uit bed, zij schrobde en boende, alles was helder in huis, alles blonk en glom. Zij deed de was, zij kookte het eten, alles deed zij even goed, de man en de vrouw zei- | |
| |
den tevreden tegen elkaar, dat zij nog nooit zulk een uitstekend dienstmeisje hadden gehad. Zij was zachtmoedig en beleefd, zij was vriendelijk en beminnelijk, maar de ouders noemden haar het schotelmeisje, en de mensen in de buurt noemden haar ook zo.
Als de zoon 's avonds van zijn werk thuis kwam, vond hij het huis zo netjes en ordelijk als het nooit te voren was geweest, hij zag de toewijding van het schotelmeisje, hij zag haar slanke gestalte en hoorde haar heldere stem, hij vond het heerlijk, dat zij in huis was, maar wat voor een lelijk gezicht, zo vroeg hij zich af, zal zij wel onder die schotel verbergen.
Maar eens, toen zij hem bediende, lukte het hem, eventjes gauw te kijken onder dat ontstellende luifeldak op haar hoofd, en tot zijn verbazing zag hij heel wat anders dan hij had vermoed. Iedereen was er van overtuigd, dat het iets verschrikkelijks moest zijn, wat het meisje onder haar zonderlinge hoofdbedekking verborg, maar tot zijn grote vreugde zag hij, dat zij buitengewoon mooi was. Hij kon die trekken niet meer vergeten, als hij thuis kwam, was hij verlangend het meisje gauw te zien, hij had behoefte aan haar tegenwoordigheid, aan haar heldere stem. 's Nachts droomde hij van haar, hij kreeg haar lief, en toen er een jaar was voorbijgegaan, waarin zij haar taak trouw had vervuld, besloot hij haar te trouwen, hij liet zich niet weerhouden door dat bord op haar hoofd. Maar toen hij haar zijn besluit mededeelde en haar zijn liefde verklaarde, schrok zij.
- Ach, zei zij, hoe kun je eraan denken, mij, arm dienstmeisje, tot vrouw te nemen! Je ouders zullen er nooit in toestemmen en hoe zou ik onenigheid kunnen brengen tussen jullie allen, die mijn weldoeners zijt.
Maar hij liet zich niet van zijn stuk brengen, hij was verliefd, hij vond haar een heerlijk meisje, of zij dienstmeisje was of niet, en of zij die schotel op het hoofd droeg of niet; en hij wilde, dat zij zijn vrouw zou worden. Hij sprak er met zijn ouders over, deze waren vol lof over haar toewijding, maar haar als schoondochter aan te nemen, dat was te veel gevraagd.
- Neen, zeiden zij tegen hun zoon, niet alleen omdat zij een dienstmeisje is, maar bedenk toch, hoe verschrikkelijk het is, dat zij dat ontzettende bord op haar hoofd draagt, dat aan haar hoofd is vastgegroeid.
Zij besloten het schotelmeisje uit hun huis weg te sturen en
| |
[pagina t.o. 148]
[p. t.o. 148] | |
| |
| |
Kuang Yin voelde haar hart breken bij de gedachte dat zij uit dit huis, dat voor haar zulk een lief tehuis was, weg zou moeten, en hoe gelukkig zij ook was geweest om de liefde van de jonge man, zij betreurde het nu, dat hij zijn liefde had bekend, omdat dit de oorzaak werd van haar nieuwe ongeluk. De zoon dreigde echter zijn ouders, dat hij, als zij Kuang Yin zouden wegsturen, met haar zou meegaan, en zo bleef hun tenslotte niets anders over, dan in zijn verlangen te berusten en hun toestemming tot het huwelijk te geven. Nu was Kuang Yin gelukkig, ook zij had de jonge man lief gekregen en zijn liefde was haar een heerlijk bezit. Maar over haar geluk lag een zware schaduw, zij had groot verdriet, dat zij haar aanstaande man het moest aandoen, dat zijn vrouw die noodlottige, vastgegroeide schotel op het hoofd droeg. Toch, al schreide zij tranen over wat haar grootmoeder van haar verlangd had, kon zij niet bitter aan haar denken en bleef de nagedachtenis van de oude vrouw haar lief.
Het huwelijk werd vastgesteld, maar de bruiloft zou zo stil mogelijk worden gevierd, want de ouders schaamden zich, het zo dikwijls bespotte meisje aan buren en vrienden als de bruid van hun zoon en hun stiefdochter voor te stellen.
Toen was de morgen van de trouwdag aangebroken en Kuang Yin ging naar haar kamer om zich, zo goed en zo kwaad als het kon, als bruid te tooien. Ondanks alle liefde en dankbaarheid jegens haar bruidegom was zij treurig, want zij wist maar al te goed hoezeer tegen hun zin zijn ouders hun toestemming hadden gegeven, en die tegenzin kon zij maar al te goed begrijpen. Want hoeveel verdriet had zij niet, dat zij op haar bruidsdag nu voor haar bruidegom moest verschijnen met dat verschrikkelijke bord op haar hoofd. Zij ging voor haar kleine spiegel zitten en bekeek met tranen in de ogen haar ontstellend beeld.
- O, grootmoeder, zei zij, mijn geluk bezwaart mij en bedroeft mij, maar wat gij van mij verlangd hebt, heeft mij toch dit geluk niet onthouden...
Maar hoor, daar kraakte het in de schotel. Kuang Yin deinsde ontzet terug - in duizend scherven gebarsten sprong het bord van haar hoofd, in stukken en brokken lag het verspreid op de vloer. Kuang Yin zette grote ogen op, want nu zag zij in de spiegel haar eigen lief gezicht in al zijn verrukkelijke schoonheid. Zij sprong op. Zij schreeuwde van vreugde. Zij keek naar de scherven om zich heen, maar blijdschap voegde zich aan blijdschap, al de scherven
| |
| |
waren veranderd in zilver en goudstukken en kostbare edelstenen, ze lagen als een weelde over de vloer gestrooid. Naast haar lagen de schoonste zijden bruidskleren, rijk getooid en geborduurd en in een hoek van de kamer hadden de scherven en splinters zich veranderd in spijzen en dranken voor een bruiloftsmaal; heerlijke vissen, kostelijke rijst, verrukkelijk gebak en fonkelende wijn! Zij kon al die heerlijkheden nauwelijks overzien, geschenk voegde zich bij geschenk, en te midden van al die schatten stond, sprakeloos, de handen onder de kin gevouwen, de kleine Kuang Yin.
Toen nam zij gauw haar besluit. Zij kleedde zich, zij tooide zich, in haar kleine spiegel zag zij de liefste en mooiste bruid. Haar ogen straalden, haar hart jubelde van vreugde. Toen kwam haar bruidegom binnen. Hij zag haar voor de spiegel staan, zij wendde het hoofd naar hem om. Hij kon zijn ogen niet geloven, sprakeloos staarde hij naar die kleine bruid, zij was mooier en liefelijker dan hij zich in zijn innigste dromen had kunnen voorstellen. Met een kreet van vreugde sprong hij naar haar toe. Hij nam haar in zijn armen, hield haar van zich terug, haar handen in de zijne staarde hij haar aan, overweldigd door geluk, dan trok hij haar weer aan zijn hart en hield haar in zijn armen gesloten. Zij lachte hem toe met haar kersrode mond, met haar dauwklare, amandelvormige ogen, toen liet zij hem de schatten en rijkdommen zien om haar heen. Hij kon zijn geluk nog steeds niet begrijpen.
- Maar wat is er toch gebeurd! vroeg hij.
En zij vertelde hem alles. De ouders werden geroepen, zij sloegen de handen ineen. In allerijl werden buren en vrienden en bloedverwanten uitgenodigd, nog nooit was er zo'n feestelijke bruiloft gevierd, er was overvloed van alles, en nog nooit was er zo'n mooie en stralende bruid geweest.
Maar Kuang Yin vergat in haar geluk haar grootmoeder niet, en haar eerste gang na haar huwelijk was een bedevaart naar haar graf. Daar zat zij, en schreide tranen, maar het waren tranen van blijdschap en dankbaarheid.
- O, grootmoeder, zei zij, jij hebt het zwaarste van mij gevraagd, om je liefde heb ik het je met liefde gegeven, maar je sterven is verlicht, niet door mijn offer, maar door het geluk, waarheen je mij daarmee zoudt leiden...
|
|