Mars en Venus
(1958)–Antoon Coolen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
Eerste Toneel
Emilia - Ipolita - in de nissen Mars en Venus
Emilia
Hoor eens, hoe lustig de vogels zingen, Ipolita! De stilte wordt door nog niets anders gestoord. Maar de ridders maken hun wapenrusting klaar. Ik zag hen bezig. Ze zijn vol vuur. Elk van hen is zeker van de overwinning
Ipolita
En jij?
Emilia
O. Ik ook.
Ipolita
Ik begrijp maar niet, lieve Emilia, dat jij er tot dit ogenblik toe zo luchthartig over kunt zijn.
Emilia
Ik ben niet in het minst treurig gestemd. Ik weet niet, om welke reden ik niet blij en luchtig van hart zou zijn. Denk eens aan, waarover in een spannende tweekamp zal worden beslist. Over mijn geluk!
Ipolita
Over je geluk? Dat méén je?
Emilia
Maar, Ipolita, was je dan zo luchthartig iets ànders te denken?
(Er klinkt een trompetstoot)
Emilia
Hoor. Daar komen de gasten, die Theseus heeft uitgenodigd.
(Een standaard wordt boven de gevel gehesen)
Ipolita
Dat is de standaard van Thebe. Lycurgus en Eretreüs komen als gezanten naar de wedkamp kijken.
Emilia
Hoe vind je het wel, Ipolita, dat Theseus wat er voor hem nog pijnlijks was in de herinnering aan Thebe helemaal heeft uitgewist en de twee ridders heeft vergeven, dat ze zijn doodsvijanden waren, zoals hij zei?
Ipolita
Je ziet, hoe Theseus als oorlogsheld onwrikbaar is, maar | |
[pagina 65]
| |
als de wapens rusten zich niet lang tevergeefs tot edelmoedigheid laat verbidden.
Emilia
Dat is waar. Wat een geluk en een geruststelling, Ipolita. Vóór de wedkamp begint zal hij de prinsen doen beloven, dat ze nooit zijn gebied zullen deren of iets vijandigs zullen doen. Dan zal hij hen als zijn vrienden beschouwen, hun diensten aanvaarden en hen als prinsen van den bloede allebei even waardig noemen, te dingen naar de hand van de zuster van de hertogin.
Ipolita
Heeft hij je dat gezegd?
Emilia
Nee. Dat heb ik hem gezegd.
Ipolita
En wie heeft zijn voorkeur?
Emilia
Ze hebben allebei zijn zelfde voorkeur.
Ipolita
En wie zal de overwinnende prins zijn, die de hand vraagt van de zuster van de hertogin, Arcite of Palomon?
Emilia
Je zegt het, Ipolita, Arcite óf Palomon. En kijk, die twee beeltenissen, Ipolita! Die heeft Theseus hier laten neerzetten. Ik had hem dat gevraagd. Samen met de luister van de gasten zullen ze het strijdperk sieren. En hun aanblik zal de twee prinsen in de tweekamp aanvuren!
Ipolita
Ja. De heftigheid van de strijd, waarvan Mars het zinnebeeld is, zal bezield en tegelijkertijd verzacht worden door de macht van de liefde, voorgesteld in de gestalte van Venus.
Mars
(merkend, dat Emilia aandacht aan hem gaat schenken, gaat uit een wat slome houding, nu met iets uiteengeplante benen staan, zo indrukwekkend mogelijk)
Emilia
Kijk eens naar die indrukwekkende krijgsgod, Ipolita! Hij is zich zijn geweldige macht bewust.
Mars
(trekt een gezicht, waarvan zijn zelfbewustheid valt af te lezen)
Emilia
Verbeeld ik me dat, Ipolita? Hij wordt hoe langer hoe indrukwekkender! Hij ziet er erg uitgedost uit. Maar zijn zelfingenomenheid en een beetje ijdelheid zijn niet te miskennen.
Ipolita
Die moet je hem vergeven, Emilia. | |
[pagina 66]
| |
Emilia
(goedig)
O ja.
Mars
(kijkt, of dit beetje ijdelheid er wel bij kan)
Emilia
Helden moet je vooral de achting geven, dat ze helden zijn. Dat vinden ze heerlijk.
Mars
(gestreeld, kijkt heldhaftig)
Emilia
Schitterend is zijn wapenrusting.
Mars
(legt er zich op toe te fonkelen, minstens in zijn ogen)
Emilia
Waar strijd is stormt hij naar voren. Schrik en ontzetting horen bij hem. Ja, hij maakt de indruk, dat hij onweerstaanbaar is, en dat hij niet is te houden.
Mars
(spant zich in, die indruk te maken)
Emilia
Hij doet mijn hart beven. Hij geeft kracht aan de armen van de ridder, die zich wijdt aan de dienst van het zwaard. En hij belooft hem de overwinning. Zijn zegekrans heeft hij al klaar liggen.
Mars
(laat zien, dat de ridder, die op hem vertrouwt, zeker van de overwinning kan zijn)
Emilia
Maar waar hij zijn vreselijke heerschappij heeft, daar vermindert het mensdom. En, lieve Ipolita, waar Vénus regeert, daar... vermeerdert het.
(neemt Ipolita bij de arm, steekt met haar over naar de nis, waar Venus staat)
Ipolita
(lachend)
Dat is waar, Emilia.
Emilia
(nu met haar zuster voor Venus)
Ja. Want zij vervult de harten van de mensen met de goddelijke gave van de liefde, zij voert tot het huwelijk en de kinderzegen......
Venus
(glimlacht)
Ipolita
Zie eens, hoe lieflijk zij is, Emilia.
Emilia
Zij is schoon als de gratiën. De jaargetijden sieren haar. Zij brengt vreugde en geluk. Toen zij naar haar gewonde Adonis snelde...
Venus
(denkt zichtbaar aan Adonis)
Emilia
...toen wondden de doornen haar voeten, en haar bloed kleurde voor altijd de rozen rood... En het hart, dat in trouwe liefde brandt, en zichzelf verliest om op te gaan in de ander, dat geeft zij de overwinning. Kijk maar, Ipolita, ook zij houdt haar zegekrans gereed. Maar wie | |
[pagina 67]
| |
haar in overmoed onderschat, of haar weerstreeft of in háár naam zelfzuchtig is..., die straft zij met haar toorn.
Venus
(laat zien, dat zij dat inderdaad zal doen)
(Er klinkt weer een klaroenstoot)
Emilia
Hoor. Daar komen nieuwe gasten.
(Er wordt boven de gevel uit een tweede standaard gehesen)
Ipolita
Dat is de standaard van de hertog van Thracië.
Emilia
Theseus zal op je wachten, om samen met hem de gasten te ontvangen. Kom, Ipolita!
Ipolita
(zich met haar zuster verwijderend)
Heb je niet een beetje medelijden met mijn onzekerheid, Emilia?
Emilia
Wacht de spannende strijd af, lieve zuster. Die zal je zekerheid geven.
(beiden af)
| |
Tweede Toneel
Arcite - Darius - in de nissen Mars en Venus
Arcite
(in harnas, komt met Darius op)
Ja, waarachtig, Darius. Daar staat de krijgsgod Mars. En daar staat Venus. Het is een goede gedachte van hertog Theseus, die beeltenissen voor de kampplaats neer te zetten. Ik zal het gevoel hebben, alsof ze, terwijl ik Palomon bevecht, hun ogen op mij gericht houden.
Darius
Dat zullen ze doen, heer Penteo!
Arcite
Penteo? Nou moet ik je er weer telkens aan herinneren, dat je dat niet meer hoeft te zeggen.
Darius
Dat is waar ook, heer... Arcite. Neem me niet kwalijk.
Arcite
Je mág het zelfs niet meer zeggen. Het is beter, dat daar niet aan herinnerd wordt.
Darius
Ja, heer Arcite. Maar u wint het vast en zeker!
Arcite
Ik twijfel er eigenlijk ook niet aan. Nee. Het is duidelijk. In de tweekamp met het zwaard is Palomon mijn mindere.
Darius
O ja. U is ook veel vuriger.
Arcite
Ja.
Darius
Ik zag daarnet, hoe zijn handen bibberden, toen hij zijn harnas aangespte. | |
[pagina 68]
| |
Arcite
Ik geloof, dat hij heimelijk bang is voor de strijd.
Darius
Maar u niet, nietwaar, heer Arcite?
Arcite
(kort en krachtig)
Nee!
(andere toon)
Dag aan dag heb ik geoefend. Mijn handen. Mijn armen. Mijn oog. Mijn hele lichaam. Het zwaard ligt vast in mijn handen, als erin gesmééd. En los, alsof het staal buigzaam is met de buigzaamheid van mijn arm en pols. Elke uitval ben ik meester. Elke áánval ben ik meester.
Darius
(met goede bedoeling waarschuwend)
Maar heer Palomon heeft ook stevig geoefend!
Arcite
Niet zoals ik. Ik heb hem betrapt, toen hij moedeloos en vertwijfeld het zwaard van zich weggooide.
Darius
Ja. Ik was erbij. Maar ik heb gezien, dat hij het weer opraapte en deed, alsof hij er iemand mee te lijf ging... Maar u wint!
Arcite
(is intussen, gevolgd door Darius, naar de beeltenis van Venus gewandeld. Hij bekijkt haar)
Venus
(brengt geen verandering in haar lieflijke glimlach)
Arcite
(kijkt, vóór Venus staande, beurtelings naar haar en Mars. Dan steekt hij naar Mars over, op de voet gevolgd door Darius)
Mars
(neemt zijn mannelijkste houding aan)
Arcite
Mars zal mij bijstaan,
(wendt de blik naar Venus)
om de lieflijke vrouwe, waarvoor mijn hart van brandende liefde is vervuld, te winnen. O, wat zal zij trots zijn op haar krijgsman!
Darius
Ja, dat zal zij zeker. En dat verdient u ook!
Arcite
(voor Mars)
Machtige krijgsgod. Al het oude strijdvuur is weer in mij opgelaaid. Ik heb mijn zwaard in uw dienst gesteld.
Mars
(trekt goedkeurend de wenkbrauwen omhoog)
Arcite
Ik zal het in uw dienst blijven stellen.
Mars
(trekt een gezicht, dat tekenen van instemming verraadt)
Arcite
Ik zal het trouw zijn. Ik heb het fiere namen gegeven. Nu noem ik het ‘mijn hoop’ en ‘mijn verwachting’. | |
[pagina 69]
| |
Mars
(laat op zijn gezicht blijken, dat die namen gerechtvaardigd zijn)
Arcite
Ik treed in het strijdperk voor een vrouwe, voor wie mijn hart brandt. Maar ik vind geen genade bij haar, vooraleer ik met de kracht van mijn armen haar win in de strijd en mijn medeminnaar, een vriend die mijn vijand werd, heb neergeslagen.
Mars
(heeft een uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij te kennen wil geven, dat die tegenstander geen haar beter verdient en zijn lot niet zal ontlopen)
Arcite
Want zij noemt mij haar ridder, onstuimig, onvervaard en zonder aarzeling. Geef haar de vreugde, dat zij tróts op haar zegevierende ridder kan zijn. Gij hebt het bestuur van de wapenen in handen...
Mars
(laat zien, dat dat zo is en dat het niemand beter is toevertrouwd dan hem)
Arcite
Naar uw gunst geeft ge den blode de nederlaag en de moedige de zege. Bij het vuur van de liefde, dat ook eenmaal brandde in u...
Mars
(laat in zijn gezichtsuitdrukking merken, dat dat de beste kan overkomen)
Arcite
...bestuur mijn arm en geef me de overwinning, die mij tot roem zal zijn en u tot eer. De liefde voor mijn vrouwe zal mij nimmer de strijdlust ontnemen, maar hem aanwakkeren, als gij mij ten strijde roept.
Mars
(glimlacht, staat wijdbeens en zegt)
Vertrouw op je kracht en op je wapen, mijn toegewijde Arcite. Gij zult in deze tweekamp uw tegenstander neerslaan!
(Stilte)
Darius
(scherp fluisterend):
Hoort u wel, heer Arcite?
Arcite
Heb jij het óók gehoord?
Darius
(vrijmoediger en luider)
Zo duidelijk als ik uw stem hoor.
Arcite
Ik dacht, dat het een begoocheling was. Dat mijn oren zich bedrogen. Vergis ik me niet?
Darius
O nee. Ik heb het met allebei mijn oren góéd gehoord.
Arcite
Niet dat ik twijfelde. | |
[pagina 70]
| |
Darius
Natuurlijk niet.
Arcite
(kalm en zeker van zichzelf)
Maar nu voel ik mij in mijn zekerheid gestèrkt. Er is geen twijfel meer aan.
Darius
(triomfantelijk)
Wat heb ik u gezegd?
Arcite
(herhaalt wat Mars zei)
Vertrouw op de kracht van je arm... En van je wapen...
(Er klinkt weer een klaroenstoot en op hetzelfde ogenblik wordt boven de gevel weer een standaard gehesen)
Arcite
Dat is de standaard van hertog Perotheus. Hij komt in gezelschap van de hertogin. Allen zullen zich opmaken, om naar het strijdperk te gaan. Laten we ons haasten. Mijn geluk staat vast. Mijn overwinning is zeker! En jij, Darius...
Darius
Ja, heer Arcite?
Arcite
Wees overtuigd, dat je toekomst bij mij verzekerd is. Je wordt mijn wapenknecht.
Darius
Uw page, heer Arcite, uw page!
Arcite
(in zijn overmaat van geluk)
Ja, mijn page. Weet, Darius, mijn woord staat vast als een rots in de zee.
Darius
Dat weet ik, heer Arcite!
(beiden af)
| |
Derde Toneel
Palomon - in de nissen Mars en Venus
Palomon
(komt op in harnas)
Ga kijken in het strijdperk, zei hertog Theseus. Overtuig je ervan, hoe je zult vechten onder de ogen van Mars en Venus. Waarachtig. Daar staat de krijgsgod.
(hij en Mars kijken elkaar een ogenblik aan)
Mars
(in de fierste houding, heeft een laatdunkende uitdrukking op zijn gezicht)
Palomon
Voor de oorlogsgod is de strijd het wezenlijke van alle grootheid.
Mars
(laat zien, dat dit inderdaad het geval is, maar dat er altijd nog slappelingen zijn, die het niet aannemen)
Palomon
Ik durf me zijn dienaar niet te noemen. Ik wil het ook niet zijn.
Mars
(kijkt verachtelijk)
| |
[pagina 71]
| |
Palomon
(steekt over naar Venus)
Maar hier - hier staat de milde en lieflijke Venus...
Mars
(kijkt spottend terzijde naar hem)
Palomon
...aan wie mijn vrouwe mij deed denken, toen bij haar eerste aanblik mijn hart volstroomde van liefde.
Venus
(glimlacht vriendelijk)
Palomon
Omwille van uw liefde voor Adonis...
Venus
(onderbreekt haar glimlach een flits van een ogenblik door een droef schrikje)
Palomon
(doorgaand)
...heb erbarmen, schoonste der schonen, met de tranen van leed, die ik heb geschreid. En neem de bede van mijn hart aan.
Venus
(kijkt hem vol meelij aan)
Palomon
Om wapenglorie geef ik niets.
Mars
(kijkt verbolgen)
Palomon
(spreekt door)
Aan ijdele roem is mij niet het minst gelegen. En de loftrompet van de overwinning is mij volmaakt onverschillig.
Mars
(laat van zijn gezicht lezen, dat hij die overwinning ook niet zal behalen)
Palomon
Ik heb mijn hart slechts gezet op het bezit van mijn vrouwe Emilia. Of ìk win op het wapen of Arcite, het is mij gelijk. Als ik mijn vrouwe maar in mijn armen mag sluiten. Mijn leven hangt van haar af. Maar ik zou voor haar willen sterven, als dit het tegenwicht van haar geluk zou moeten zijn. Het heerlijkste is mij echter het leven aan haar zijde, zoals het voor mij de ergste marteling zou zijn, te moeten leven zonder haar. Geef mij haar, zoals gij Hélena aan Paris hebt gegeven. Leer mij, hoe ik haar moet verwerven.
Venus
(lacht hem toe)
Vertrouw op uw liefde en handel naar de ingeving van je hart, trouwe Palomon. Ik verzeker u, gij zult overwinnen.
Mars
(krult zo verachtelijk mogelijk zijn lippen, omdat immers Arcite overwinnen zal)
Palomon
(na een ogenblik stilte)
Waren die woorden een begoocheling? Hebben mijn oren mij niet bedrogen? Ik heb
| |
[pagina 72]
| |
misschien niets anders gehoord dan de weerklank der bede van mijn hart, die ik luid-op zei.
(herhaalt de woorden van Venus)
Vertrouw op uw liefde... Ik heb nooit anders gedaan. Maar het is, alsof ik nu voor het eerst voel, hoe grenzeloos dat vertrouwen is. Ik voel me kalm en zeker. Ik vergeet er mijn wrok en wrevel tegen Arcite bij. Maar ik voel ook geen vrees voor hem, geen enkele.
(vastberaden)
Ik ben ongeduldig, de wedkamp te beginnen.
(hoort stemmen)
Ik vertrouw op mijn geluk!
(blij)
Ik zal hertog Theseus laten vragen om haar hand!
(af)
| |
Vierde Toneel
Meander - Enige bedienden, waaronder Darius - In de nissen Mars en Venus, die nu volkomen onbewogen staan.
Meander
(komt op met bedienden, die zetels dragen en snel zijn wenken volgen)
Hier, - hier de zetel voor hertog Theseus. En daarnaast de zetel voor de hertogin. En daar, aan die zijde van hertog Theseus, de zetel voor prinses Emilia. En de zetel voor haar dame van gezelschap aan déze zijde van haar. Zo. En dáár de zetel voor de hertog en de hertogin van Thracië. Breng nu de zetel voor de hertog en de hertogin van Scythia. En hier, hier zullen de gezanten van Thebe plaatsnemen. Goed. Die wat verspreid. En deze een beetje dichter bij elkaar. Nee,... néé,... zorg, dat Mars, aan wie de strijd bevolen zal zijn, en Venus, die vol spanning zal zijn naar de uitslag, zorg, dat die in het gezicht blijven. Laat eens kijken. Zo is het goed. En nu hier de zetel voor de eerste kamerheer van prinses Emilia. Dan heb ik een vrij uitzicht en kan ik de spannende tweekamp goed volgen. Mijn hemel! Wie zal winnen?
Darius
Heer Arcite wint!
Meander
't Is aardig, dat je zo voor je meester opkomt, kleine profeet, maar je kunt het niet voorzeggen. Twee ridders, in kracht elkaars gelijken, en bezield door eenzelfde wil en precies hetzelfde verlangen - dat kun je niet voorzeggen. Dat is een ongewisse strijd.
Darius
En toch verzeker ik, dat heer Arcite zal winnen. | |
[pagina 73]
| |
Meander
Kom. Hoe zou jij dat weten?
Darius
Ik wéét het.
(kijkt naar Mars, die onbewogen blijft)
Maar het is een geheim. Ze mogen mijn tong uitrukken...
Meander
Behoud je tong, jongeman. Maar zwijg ermee over dingen, die je niet weet en die niemand van ons weet, zelfs ik niet, die er werk van maak, de harten te doorvorsen.
(tot allen)
Let nu goed op. Als de wedkamp is geëindigd... met de overwinning van de een en de nederlaag van de ander... en hertog Theseus en de hertogin en hun gasten staan op, dan geef ik jullie een teken. En dan halen jullie vlug en zonder een van de gasten te hinderen, de zetels weer weg. Goed zo. En ga nu op eerbiedige afstand terug.
(hij plaatst de bedienden, waaronder Darius, terzijde op een rij)
| |
Vijfde Toneel
Theseus - Ipolita - Emilia -de gasten, waaronder Perotheus en hun gevolg - Meander - de bedienden, waaronder Darius - de paleiswacht met het officiertje - in hun nissen Mars en Venus.
Terwijl Meander de bedienden terzijde en op afstand plaatste, is klaroengeschetter begonnen. De paleiswacht marcheert naar één zijde. Daarachter komen Theseus, Ipolita, Emilia, Perotheus, de gasten en hun gevolg. (dit laatste ad libitum naar inzicht van de spelleider en naar de mogelijkheden toelaten)
Meander
(leidt de gasten zoveel mogelijk naar hun plaatsen)
(Intussen - en het klaroengeschal is nu opgehouden - praten de gasten onder elkaar en zegt:)
Perotheus
(tot Theseus)
De beide heren zijn, geloof ik, prachtig in vorm.
(zachter tot zijn vriend)
Ik geef mijn vriend Arcite de sterkste kans. Hij is een zeldzaam goed vechter op de degen.
Theseus
Ik twijfel er niet aan. Maar heer Palomon, die de tweekamp aanvaardde, is natuurlijk volkomen op de hoogte van de kracht van zijn tegenstander.
Perotheus
Ik had nooit kunnen vermoeden, dat Arcite, na zijn wat droevig avontuur, hier nu dit avontuur zou gaan beleven. | |
[pagina 74]
| |
Ge doet de beide heren grote eer aan door hun gelijke rechten te geven. En u niet minder, prinses Emilia. Ik verkeer in de uiterste spanning.
Theseus
Ik ook.
(hartelijk tot Emilia)
Vóór alles om wille van de lieve zuster van mijn vrouw.
Perotheus
(tot Emilia)
Ik leef mee met uw onrust en onzekerheid.
Ipolita
(lachend)
Mijn zuster doet niet anders dan mij geruststellen en verzekeren, dat ze geen onrust en onzekerheid kent.
Emilia
(lachend)
O ik wist heel goed wat ik deed toen ik deze tweekamp aanvaardde en ik weet welke voorwaarden ik er aan heb verbonden, heer Perotheus. En ik ben het helemaal met me zelf eens, me bij de uitslag ervan neer te leggen.
Perotheus
't Is waar. Ik ken Arcite. Een man van waarde. En ik hoor telkens, dat Palomon aan hem gelijk is.
(lachend)
Maar toch, de een is de ander niet.
Emilia
(lachend en rustig)
Nee, de een is niet de ander. En dat zal beslissen over deze strijd.
Perotheus
Ik geloof, de kampvechters komen. | |
Zesde Toneel
De vorigen - Arcite - Palomon - Wapenknecht
(Onder statig en indrukwekkend klaroengeschal komen Arcite en Palomon op. Een wapenknecht loopt voor hen uit, de twee zwaarden op zijn armen. Arcite en Palomon stellen zich op voor Theseus - de page met de zwaarden enigszins terzijde. - Stilte)
Theseus
(gaat staan)
Prins Arcite en prins Palomon. Het is geen uur meer van wrok en nijd. Ik ben met mezelf te rade gegaan. Dat gij na uw vrijlating hier teruggekeerd zijt kan ik niet langer als euvele moed beschouwen. Ik weet, wat het is, als een man in de val van de liefde loopt.
(gelach)
Dan doet hij dingen, die anderen als dwaasheid mogen beschouwen, hijzelf ziet ze als wijsheid, en hij kent maar één doel: de vrouwe van zijn hart.
(zich tot de gasten wendend)
Nietwaar, in wat ze doorstonden en in wat ze
| |
[pagina 75]
| |
deden, toonden de beide prinsen in elk geval, hart te hebben.
(luide instemming)
En de vrouwe van hun hart, prinses Emilia, heeft niet verheeld, welke indruk dat op haar heeft gemaakt. Voor ge de edele wedkamp begint, waarvan zoveel afhangt voor u en mijn huis, wil ik uw eed vragen, waarbij gij mij zweert, dat gij nooit of nimmer enige vijandelijke daad tegen mijn landen zult ondernemen en dat ge, als onze vrijheid vraagt, dat we haar met het zwaard verdedigen, gij uw zwaard in mijn dienst zult stellen!
Arcite
(vurig en vastberaden)
Die eed geef ik u, heer Theseus. En mijn woord staat vast als een rots in de zee.
Darius
(roepend)
Ja!
Meander
(staat op en kijkt bestraffend in Darius' richting, die hij met de vinger op de lippen teken geeft, te zwijgen.)
Theseus
En gij, prins Palomon?
Palomon
(kalm, maar niet minder vastberaden dan Arcite)
Heer hertog, ik zweer de eed, die gij van mij vraagt.
Theseus
Welnu. Van dit ogenblik af zijt gij allebei vrienden van mijn huis en uw beider rang maakt u waardig, te dingen naar de hand van prinses Emilia, de zuster van de hertogin. Hoe de uitslag van de wedkamp zal zijn weten wij niet. De voorrang heeft zowel de een als de ander. Gij zult strijden onder het scheidsgerecht van mij en prinses Emilia. Let wel, behoud uw koelbloedigheid. Laat u door het vuur van uw gevecht niet meeslepen, elkaar letsel toe te brengen. Het is het hoge gebod der vrouwe, voor wie gij in het strijdperk treedt, dat geen druppel bloed mag vloeien. En ook ik zie geen voordeel in het verspelen van bloed. Wapenknecht, breng mij de zwaarden.
De wapenknecht
(komt naar voren en biedt Theseus de zwaarden aan)
Theseus
(neemt de zwaarden aan)
Daarom, mijne heren, krijgt ge geen kort en puntig steekzwaard, geen hellebaardier, vaker dan eens vlijmscherp geslepen. Ziehier de gevechtszwaarden, die ik voor u koos. Scherm ermee tot
| |
[pagina 76]
| |
eigen verweer en hanteer ze in de aanval. Neem ze aan uit de handen van de vrouwe, wier liefde het doel is van uw strijd.
Emilia
(gaat staan en neemt de zwaarden)
Kies, heer Arcite en heer Palomon.
(stilte)
Palomon
Aan jou de keus, Arcite.
Arcite
Aan jou, Palomon.
Theseus
Kom aan! Ge kunt u overtuigen dat ze volkomen aan elkaar gelijk zijn.
(Arcite en Palomon nemen nu tegelijkertijd ieder hun zwaard en brengen het aan hun zijde. Ze kijken eerst elkaar, dan Emilia aan en houden hun ogen op haar gericht)
Emilia
(vriendelijk)
Moed, heer Arcite. Moed, heer Palomon!
Theseus
Als een van u ligt neergeveld en in het zand bijt staakt de ander onmiddellijk de strijd, want dan is de wedkamp geëindigd. Vóór alles zij uw wapenspel ridderlijk.
(luchthartig)
Welaan, vecht uw bekomst! God sta u bij!
(Arcite en Palomon gaan naar de plaats waar zij zullen vechten. Op een langgerekt trompetsignaal staan zij stil. Dan groeten ze eerst Emilia, daarna Theseus en Ipolita en vervolgens de gasten. Hierna treden zij terug en stellen zich in positie. Op een nieuw hoornsignaal gaan zij elkaar tegemoet en beginnen te vechten volgens alle regelen van de kunst. Ze zijn allebei goed in vorm: soepel en vlug van beweging vallen ze elkaar aan, ontwijken elkaar, naderen elkaar weer en schermen, waarbij de zwaarden tegen elkaar kletteren.)
(De toeschouwers volgen met levendige belangstelling het sierlijke tweegevecht.)
Mars en Venus
(kijken toe, zonder iets van hun gevoelens te laten blijken)
Arcite
(verbeten vechtend)
Aarzel niet! De vriendschap wordt niet geacht.
Palomon
Er zijn andere dingen, waaraan ik denk.
Arcite
Ik hoop, dat ze je strijdlust zullen aanwakkeren. Dat | |
[pagina 77]
| |
heeft hij nodig. Kom! Voor onze vrouwe! Palomon!
Palomon
Ja, voor mijn vrouwe. Ik vecht voor haar, die me boven alles lief is.
Arcite
Ik óók. Terwille van haar zijn we tegenstanders. Zijn we vijanden, Palomon! Vergeet het niet. Kom wat op dreef!
Darius
(in 't vuur van 't gevecht)
Heer Arcite! Heer Arcite! Stoot toe. Val uit. Sla hem neer!
Meander
(gaat staan en geeft Darius teken tot zwijgen)
(Uit de rij der gasten klinken uitroepen:)
- Heren ridders, niet gestaakt! - Weet, wat er op het spel staat! - Kijk, prins Arcite vecht uitstekend! - Nee, hij is te fel. Prins Palomon is rustiger. Kijk! hij komt hoe langer hoe meer op gang. - Dat was een meesterlijke uitval. - Palomons zwaard is waarachtig als een bliksem. Dat van Arcite ketst er op af. - Goed zo. Goed zo. Méésterlijk, prins Palomon! - Ridder Arcite wijkt. - Hij dekt zich. - Deze aanval houdt hij niet uit.
(Inderdaad wijkt de verbeten vechtende Arcite terug voor de beheerst strijdende Palomon en wordt ondanks zichzelf in het nauw gedreven)
Darius
Toe heer Arcite. Heer Arcite! Pas op. Pas op. Pas toch op! Verdedig u!
Arcite
(wankelt, hij is wanhopig en dreigt te vallen, op een ogenblik is hij volkomen onbeschermd voor de beslissende stoot van Palomons zwaard. Er is merkbare spanning onder de toeschouwers)
Emilia
(vliegt overeind en slaakt een hartstochtelijke kreet)
O mijn arme onvervaarde ridder Arcite!
(Er heerst een ogenblik opschudding)
Ipolita
Emilia! Emilia! Beheers je!
(doet haar weer neerzitten)
Perotheus
Het is duidelijk. Zij laat zien, wie de ridder van haar voorkeur is.
(Diepe stilte)
| |
[pagina 78]
| |
Palomon
(heeft onmiddellijk bij Emilia 's kreet, en er volkomen door afgeleid, naar haar gekeken. Hij is er van overtuigd, dat zij aan Arcite de voorkeur geeft en is er zó van onder de indruk en in de war, dat hij de beslissende stoot niet toebrengt en zijn zwaard een ogenblik stil houdt)
Emilia
Ik liet mij gaan. Heren, zet de strijd voort.
Theseus
Gij hebt het gehoord. Herneem de strijd, heer Arcite en heer Palomon.
Arcite
(die zich bliksemsvlug hersteld had, valt weer aan)
Perotheus
Dit wordt heer Palomon noodlottig.
Darius
Hoera! Hoera voor heer Arcite.
Meander
(geeft in de consternatie Darius een nadrukkelijker teken te zwijgen)
Theseus
Toe ridder Palomon! Herstel u. Er is niets verloren. Weer af. Scherm. Ja. Ja!
(Stemmen)
- Ja! Ja! - Hij wint zijn koelbloedigheid terug.
Palomon
(tracht inderdaad zijn vorm terug te vinden. Al schermend weert hij zoveel mogelijk Arcite af, die, zich bewust aan welk gevaar hij ontsnapt is, met verdubbelde inspanning vecht en dreigend opdringt)
Arcite
Dat was op het kantje af, Palomon.
Palomon
(dof)
Ik weet het. Ik vecht door.
Arcite
Waarom je kans niet benut?
Palomon
Ik zwijg.
Arcite
Ik zwéér je. Je zult ze een tweede keer niet meer krijgen!
Palomon
(is inderdaad weer volop in het gevecht, maar maakt, zich werend, geen einde aan de nadelige positie, waarin hij is geraakt)
Arcite
(vastbesloten de door Palomons aarzeling gekregen kans tot de beslissende stoot te benutten, valt zó bliksemsvlug aan, dat Palomon teruggedrongen wordt. Hij kijkt een paar keer bedroefd en wanhopig naar Emilia. Dan wordt hij volkomen onzeker en wankelt)
| |
[pagina 79]
| |
Emilia
(schiet overeind en slaakt een hartstochtelijke kreet)
O, mijn arme ridder met de blauwe ogen!
Ipolita
Maar Emilia, wat wil je toch?
Perotheus
Nu is het mij een raadsel, wie haar voorkeur heeft, Theseus.
Theseus
Behéérs je toch, Emilia.
(Er is op Emilia's kreet weer opschudding en spanning onder de gasten)
Darius
(niemand let op hem)
Toe! Toe! Heer Arcite!
Arcite
(heeft onvervaard doorgevochten):
Die blauwe ogen zullen nu naar de hemel staren en ik denk, dat ze het erg hunkerend zullen doen.
(hij velt de nu helemaal weerloze Palomon, die languit neerstort en wie het zwaard uit de handen glijdt)
Daar ligt hij, jonkvrouw Emilia! Uw arme ridder met de blauwe ogen! Heer Palomon, de vrouwe, om wie wij vochten is mijn!
(hij staat een ogenblik triomfantelijk en wijdbeens). (De toeschouwers zijn eventjes onthutst. Er heerst een aarzelende stilte)
(Op een teken van Theseus, die links en rechts heeft rondgekeken, steken de blazers hun trompet)
(Onder dit feestelijk geschetter gaat Arcite naar Emilia en staat zegevierend vóór haar)
Mars
(komt in kletterende wapenrusting uit zijn nis en omhangt Arcite met de zegekrans)
Omdat je als een man vertrouwd hebt op je zwaard, en op de kracht van je armen, heb je gewonnen, Arcite, zoals ik je voorzegd heb.
(Er begint nu, zwakjes eerst, dan sterker, gejuich onder de gasten, die op het voorbeeld van Theseus overeind gaan staan)
Darius
(buiten zichzelf)
Hoera! Hoera! Hoera voor ridder Arcite!
Arcite
(met de overwinnaarsglimlach op de lippen, tot Emilia)
De overwinnaar van de tweekamp staat vóór u, prinses Emilia.
Emilia
(is blijven zitten, komt nu overeind)
Besliste de kracht van de liefde niet zegevierend over de kracht van het zwaard, heer Arcite?
| |
[pagina 80]
| |
Arcite
(bedremmeld)
Hoe moet ik dat verstaan?
(Diepe stilte)
Venus
(komt uit haar nis, gaat naar Palomon, tilt hem uit de liggende in zittende houding op. Aarzelend staat hij onder haar glimlach overeind. Venus zegt)
Omwille van de kracht van uw liefde, die uw wapen bestuurde en bedwong, hebt gij de overwinning behaald, zoals ik u voorzegd heb, Palomon!
(zij geeft hem de bloemkrans, waarna zij weer naar haar nis teruggaat)
(Intussen):
Palomon
(het niet begrijpend, met nieuwe hoop, tot Emilia)
Mijn vrouwe?
Emilia
Nu niet beschroomd zijn, mijn lieve Palomon. Kom dichterbij!
Palomon
(gehoorzaamt)
(Verbazing onder de toeschouwers)
Arcite
Hoe heb ik het nu? Ik heb hèm neergeveld. Ik ben de overwinnaar!
Darius
Ja, en of!
(De toeschouwers kijken een ogenblik naar Darius. Meander geeft hem opnieuw, en nu uiterst geprikkeld, een teken te zwijgen)
Arcite
(heeft zich niet laten onderbreken)
Hoe zou deze bloodaard
(hij kijkt Palomon aan)
deze bloodaard, die verslagen werd, tegelijkertijd de zege hebben kunnen behalen?
Darius
Nee! Dat kan niet!
(Hij wordt nu door zijn omgeving met blikken afgestraft tot onmiddellijk zwijgen.)
Arcite
Het is voor mij onverklaarbaar, heer Theseus.
Theseus
Aan de uitspraak van Mars valt niet te twijfelen. Ze is duidelijk.
Emilia
O ja, dat is ze.
Theseus
Die van Venus is onbegrijpelijk.
Emilia
O nee. Die is héél begrijpelijk.
Theseus
Te samen, daar heeft Arcite gelijk in, te samen vormen die twee uitspraken een orakel.
Emilia
Dit orakel heeft geen tweeërlei uitleg. | |
[pagina 81]
| |
Meander
(tussen beiden komend met goede raad)
Ik geloof, heer Theseus, dat ik het doorgrond. In de beslissing over de uitslag van een wedkamp om de liefde is het oordeel van Venus betrouwbaarder en belangrijker dan dat van Mars!
Arcite
Het enige betrouwbare en het enige belangrijke, waar het op aankomt, is, dat ik voor aller ogen mijn tegenstander heb neergeveld. Mij is de overwinning.
Emilia
Maar, onvervaarde ridder Arcite, ik betwist u de overwinning van uw zwaard niet.
Arcite
Wat betwist ge me dan wel?
Emilia
(lachend, na een stilte)
Die van de liefde.
Theseus
Maar het was een tweekamp op het wapen!
Emilia
Juist, Theseus. Herinner je je de voorwaarden nog, die ik stelde, en die ridder Arcite aannam ‘met de moed van de onverschrokkene’ en ridder Palomon ‘met al de kracht van zijn hart’?
Theseus
Ja. Er zou geen bloed vloeien. De inzet was...
Emilia
Ja?
Ipolita
Ik weet, Theseus, wat Emilia bedoelt. Ze zei: de inzet is ieders liefde.
Emilia
Juist, lieve zuster.
Ipolita
Ze zei: De liefde geve u kracht.
Emilia
Juist.
Ipolita
Zij zei: De sterkste in die kracht zal de sterkste in de strijd zijn. Hem zal ik toebehoren.
Emilia
Juist. Wie was de sterkste in die kracht? Hij, die, toen hij mijn noodkreet hoorde, het zwaard liet zinken om de tegenstander te sparen, naar wie hij dacht dat mijn hart had geroepen - of hij, die, toen hij mijn angstkreet hoorde, de tegenstander voor wie mijn hart zijn angst uitriep, zonder aarzeling neervelde, en zei: Daar ligt hij?
(Gemompel, waaruit blijkt, dat men overtuigd is, dat de eerste daarin de sterkste was.)
(Intussen):
| |
[pagina 82]
| |
Arcite
Vrouwenlist!
Emilia
O, ridder Arcite! Weet je nog, hoe ge me uw woord gaf, dat, als ik in gevaar was en ge mijn angstkreet zoudt horen, ik op u kon rekenen en ge uw leven voor mij zoudt wagen?
Arcite
Ja. En dat woord staat als een rots...
Emilia
(snel)
Toch hebt ge nu dat woord beschaamd.
Arcite
(nijdig)
Had ik dan moeten verliezen?
Emilia
Ge hebt gedaan naar uw wil. En heer Palomon heeft gedaan naar zijn hart, en op die liefde wachtte de mijne...
(vriendelijk eerst Arcite, dan Palomon aankijkend)
vanaf dat ik u beiden voor het eerst heb gezien...
Theseus
Maar waartoe dan deze wedkamp?
Emilia
Juist dáártoe deze wedkamp, lieve Theseus, die je met je scherpe inzicht zèlf hebt voorgesteld. Want in niets onthult de man zijn innerlijke wezen dieper dan in het spel van wedkamp en strijd.
(tot Arcite)
Sluit je ogen niet langer voor wat ge heel goed ziet, ridder Arcite. Noemt ge het nog vrouwenlist?
Perotheus
(slaat Theseus op de schouder)
De listigheid heeft twee zinnebeelden. Die van de slang. En die is bedriegelijk en sluw. En die van de spiegel. En die is klaar en oprecht. Die klaarheid en oprechtheid heeft uw list, prinses Emilia. Maar een list is het.
Emilia
(lachend)
Ik gaf beide ridders precies dezelfde proef te doorstaan.
Palomon
(stralend, dichter bij haar)
Het was geen list. Het was de volmaakte wijsheid van de liefde.
Emilia
En... heer Arcite?
Arcite
Vergeef me...
(scherp)
Ik heb met Palomon in bittere wrok en nijd geleefd...
Emilia
Hij zal nu vrede willen.
(Arcite en Palomon kijken elkaar aan.)
Arcite
Wat ik beschaamd mag hebben, mijn trots niet!
(gaat heen)
Perotheus
Hé, Arcite, verlaat je zó de hertog en de hertogin, de vrouwe voor wie je vocht en mij, je vriend? | |
[pagina 83]
| |
Arcite
(staat stil, komt op zijn schreden terug)
Vaarwel, heer Theseus. - Vaarwel, hertogin Ipolita.
Theseus
Je vertrekt zo schielijk. En je hebt me de diensten van je ridderschap beloofd, heer Arcite.
Arcite
Ontsla me er voor dit pijnlijke ogenblik van, heer Theseus. Sta mij toe, dat ik vertrek. De eenzaamheid is mij liever.
(tot Palomon)
Vaarwel, mijn vijand Palomon!
(tot Emilia)
Vaarwel, mijn... liefste vijandin! Vaarwel Perotheus!
(gaat haastig weg)
Kom Darius!
Darius
Ja, arme heer Arcite.
Arcite
Arme? Breng me mijn paard. Ik rijd weg.
(hij smijt woedend zijn krans naar Mars terug, die eventjes hooghartig grijnst) (beiden af)
| |
Zevende Toneel
De vorigen, zonder Arcite en Darius
Theseus
Heer Palomon, de tweekamp is op wonderlijke wijze beslist. Ge waart beiden even waardig. Nu hebt gij de voorrang. Gij hebt de zege op de overwinnaar behaald?
Geroep:
Ja! Ja!
Theseus
Laat mij de eer, je bruidswerver bij de lieve zuster van mijn vrouw te zijn. Dit is wat tot de ridderschap behoort: staat, geboorte, waarheid en wijsheid, en ootmoedigheid. Gij bezit die deugden. Ik weet er geen, die haar liefde verdient als gij!
(legt hun handen ineen)
Emilia
Ik ook niet, lieve Palomon.
Palomon
Liefste van mijn hart...
Emilia
Het is de vervulling van een voorzegging. Ik heb voorvoeld, niet aan mijn bestemming te ontkomen!
Palomon
(warm en innig)
Wat heb ik een angst doorstaan op het ogenblik, dat ik dacht, je te hebben verloren.
Emilia
Op het ogenblik, dat je dat dacht, heb je me voor altijd gewonnen.
Theseus
Gelukgewenst beiden. En welkom aan het hof, waartoe ge nu behoort.
Meander
(geeft bescheiden teken aan bedienden, die handig, vlug
| |
[pagina 84]
| |
en stil de zetels wegnemen. Want de gasten zijn opgestaan om Emilia en Palomon geluk te wensen)
Ipolita
Lieve Emilia, ik zegen je en wens je geluk.
(vertrouwelijk)
Dit was de uitslag, waarvan je zeker was...?
Emilia
Ik zei je toch de strijd af te wachten, omdat die je zekerheid zou geven. Ben je tevreden?
Ipolita
Ja, en gelukkig met jou.
Emilia
(in de arm van Palomon geleund)
Geef me je zusterkus.
Ipolita
(kust haar, daarna)
Gelukgewenst Palomon. En welkom in ons huis!
(De gasten komen bij het jonge paar en omgeven het)
Theseus
We zullen er een gloeiende wijn op drinken, die als vuur door het bloed gaat.
Emilia
(tot officiertje)
En voor mijn overwinnaar schalden de trompetten nog niet!
Officiertje
(danig geschrokken, laat onmiddellijk de trompetten schetteren, onder het gejuich der gasten. Maar even plotseling worden dit trompetgeschal en dit gejuich afgebroken, want Darius stormt op)
| |
Achtste Toneel
De vorigen - Darius
Darius
(staat een ogenblik in alarmerende houding)
(Diepe stilte)
Darius
Heer Arcite is met harnas en al van zijn paard gedonderd!
(Hier en daar klinkt een zwakke uitroep van schrik)
Emilia
Heeft hij zich gewond?
Darius
Niet erg. Wat schrammen en builen. En een snijwondje in de borst, op de hoogte van zijn hart. Maar niet diep.
Palomon
(haastig)
Als hij hulp nodig heeft, laat ik naar hem toegaan...
Emilia
(hem snel weerhoudend)
O, schrammen en builen en een snijwondje, dat niet diep is, daar komt beter een vrouw bij te pas. - Darius, ga naar de keuken, vraag de oude
| |
[pagina 85]
| |
voedster Dafné, die erg handig is met verband, of ze de arme ridder helpt.
Darius
(gaat vlug weg, bij het passeren van Mars zegt hij met dreigende vuist)
Het is allemaal jouw schuld!
(daarna vlug af)
Mars
(acht het nauwelijks de moeite waard te grijnzen.)
| |
Negende Toneel
De vorigen - Cupidootjes - na een ogenblik Darius en de voedster.
(Er begint nu bruidsmuziek te spelen. De gasten vormen een stoet achter Emilia en Palomon. Er komen van alle kanten Cupidootjes met gouden boog en pijl en pijlkoker op de schouder. Ze omstuwen het paar en de stoet en leggen op Emilia en Palomon hun pijlen aan. Terwijl de laatste gasten binnengaan komen Darius met een pot zalf en een oude bezorgde voedster met verbandtrommel en een rol verbandgaas al klaar, naar buiten en draven weg.)
Darius
Hierheen! Hierheen!
De voedster:
Gauw. De stakker. De stakker.
(ze holt zo vlug als haar benen haar kunnen dragen. Beiden af)
| |
Tiende Toneel
Mars - Venus - een Cupidootje
(Een Cupidootje is achtergebleven)
Mars
Toch zal in waarheid geen andere macht het mensdom regeren dan het zwaard.
Venus
Toch is er een grotere macht, die zelfs het zwaard overwint: de liefde.
Het Cupidootje is bij haar gekomen. Ze stapt uit de nis en volgt het naar binnen.
Mars wil het laatste woord hebben, maar om daarmee niet het einde van het spel te bederven wordt hij verzocht zijn mond te houden, en, terwijl hij uit zijn nis stapt en weggaat, te volstaan met het doen kletteren van zijn zwaard en zijn harnas. Voor hij weggaat trapt
| |
[pagina 86]
| |
hij zijn zegekrans naar het midden van het toneel en gaat af. De zegekrans ligt daar, eenzaam en ongeacht, aan de snelle verwelking prijsgegeven.
EINDE VAN HET SPEL.
|
|